Jan Blaauw
Dé commissaris van Rotterdam
Oorspronkelijk gepubliceerd in Streekarchief Eiland IJsselmonde Kwartaalbericht Zomer 2021 (jaargang 36, nummer 2)
Inleiding
Het bekendste gezicht van de Rotterdamse politie, nog bekender dan vele van zijn navolgers, was Jan Blaauw. Dat terwijl hij feitelijk maar een jaar (1988) hoofdcommissaris van het Rotterdamse korps was. Dat was misschien wel gelegen in het feit dat Jan Blaauw als de kleurrijkste kan worden omschreven en de wijze waarop hij zich ervoor en erna manifesteerde.
Zo beklom hij in mei 1970 bij de huldiging van Feyenoord na het winnen van de Europacup het balkon van het stadhuis om de uitzinnige menigte op de Coolsingel met een megafoon tot kalmte te manen. Of het opzien dat hij baarde door als eerste politiebaas in Nederland de pers in te schakelen en te bespelen als er bijvoorbeeld een moord was gepleegd. Blaauw wilde daarmee reuring maken om mensen aan het praten te krijgen. Blaauw stond bekend als zijnde niet zo van de inspraak, maar als een zaak werd opgelost gingen de credits wel naar zijn team. Kreeg hij de zaak echter niet opgelost dan trok hijzelf het boetekleed aan. Dat sierde hem en maakte hem bijzonder populair op de werkvloer.
Jeugd
Jan (Johannes Albertus) Blaauw werd op 2 april 1928 te Nieuw-Buinen in Drente geboren als zoon van Johannes Albertus Blaauw en Aleida Maria Einhaus. De roepnaam Jan kreeg hij pas in Rotterdam, in Drenthe was hij nog bekend als Bertus. Vader Blaauw stamde uit een landbouwersgezin en was de eerste Blaauw die in dienst trad bij de Hermandad.
Blaauw Sr. begon zijn loopbaan als agent in Groningen en was achtereenvolgens als politieman werkzaam in Emmen, Borger, Ginneken, Breda en Princenhage.
In oktober 1938, na vier jaar Princenhage, werd hij andermaal overgeplaatst. Hij werd bevorderd tot majoor der Rijksveldwacht en, als opvolger van Johannes Franciscus Maas (1882), aangesteld als brigadecommandant in Deurne. Hij woonde met zijn gezin in de dienstwoning aan de (Oude) Liesselscheweg Er was in Deurne voor hem geen specifiek bureau. Alleen de gemeenteveldwachter beschikte in het gemeentehuis over een kleine bureauruimte. Hij had een van de kamers in de dienstwoning als bureauruimte ingericht. Hij gebruikte die ruimte niet alleen voor zijn eigen administratieve werkzaamheden, maar ook als vergaderruimte met andere rijksveldwachters.
Op 1 juli 1958 ging Blaauw Sr. als Districts-Adjudant te ’s-Hertogenbosch met pensioen. Daarna is hij nog wel vijf jaar werkzaam geweest als Adjudant bij de Reserve-Rijkspolitie.
Het politiewerk werd er bij Jan Blaauw met de paplepel ingegoten kan men dus wel zeggen. Vader hield bureau aan huis en agenten liepen in en uit, dat moet ongetwijfeld grote indruk hebben gemaakt op het gezin. Na het behalen van zijn MULO diploma meldt Jan zich in 1945 aan als oorlogsvrijwilliger bij het Britse leger in het bevrijde Noord-Brabant en krijgt hij in Engeland een opleiding tot radio-operator bij de Royal Air Force. Eind 1946 keert hij terug naar Nederland waar hij de rest van zijn diensttijd vervult op vliegveld Valkenburg bij Den Haag. Daarna werkt hij enige tijd op kantoor bij Philips in Oss.
Politieloopbaan
Het (blauwe politie) bloed kruipt toch waar het niet gaan kan en in 1949 meldt Blaauw zich aan voor de politie. Hij heeft een voorkeur voor het Korps Rijkspolitie, maar het wordt de gemeentepolitie Rotterdam, waar hij in maart 1950 als aspirant wordt aangesteld op politiebureau Charlois. In augustus 1950 behaalt hij het Politiediploma A. Blaauw werkt enige tijd in de wijk Charlois waar hij de Rotterdamse mores leert kennen. In 1955 verhuist hij naar de Radio-surveillance-brigade, die met zijn spiksplinternieuwe Ford 100's de mobiele surveillance in de stad verzorgt. Gedurende die eerste jaren bij de Rotterdamse politie besteedt Blaauw zijn vrije tijd aan studie, want hij wil hogerop. Om zijn talenkennis bij te spijkeren maakt hij studiereizen naar korpsen in Duitsland en Frankrijk. Hij slaagt voor het HBS-examen, dat hem toegang verschaft tot het Rijks Instituut voor de Opleiding van Hogere Politie Ambtenaren (RIOHPA). In april 1955 behaalt hij het inspecteursdiploma. Hoofdcommissaris Staal bevordert hem tot inspecteur bij de gemeentepolitie Rotterdam. Hij wordt overgeplaatst naar de Zedenpolitie. Het is zijn eerste kennismaking met het recherchewerk, dat vanaf dit moment centraal staat in zijn politieloopbaan.
In 1957 huwt hij met Nelly Nederlof. Nelly en Jan krijgen twee kinderen.
Hij wordt hoofdinspecteur, chef van het Stafbureau Recherche en in 1973 benoemd tot commissaris en uiteindelijk chef van de gehele Rotterdamse recherche. In 1983 wordt hij als gevolg van een reorganisatie Hoofd Uitvoerende Dienst waarbij hij verantwoordelijk is voor zowel de gehele geüniformeerde politie als de gezamenlijke recherchediensten van de Gemeentepolitie Rotterdam.
Hij wordt hoofdinspecteur, chef van het Stafbureau Recherche en in 1973 benoemd tot commissaris en uiteindelijk chef van de gehele Rotterdamse recherche. In 1983 wordt hij als gevolg van een reorganisatie Hoofd Uitvoerende Dienst waarbij hij verantwoordelijk is voor zowel de gehele geüniformeerde politie als de gezamenlijke recherchediensten van de Gemeentepolitie Rotterdam.
Recherche
Al vroeg in zijn politieloopbaan ontdekt Blaauw dat de opsporing zijn grote belangstelling heeft. Dat uit zich onder meer in zijn vele internationale contacten, die vooral bedoeld zijn om kennis te nemen van de opsporingsmethoden- en technieken in andere landen. Begin jaren zestig volgt hij een cursus moordonderzoek bij het Britse Scotland Yard en raakt hij in de navolgende jaren betrokken bij het onderzoek naar de Londense seriemoordenaar Jack the Stripper.
In 1966 gaat Blaauw voor het eerst naar de Verenigde Staten. Hij moet zijn verblijf in de VS wel zelf bekostigen. Hij spaart twee maanden vakantieverlof op om in Amerika stage te lopen bij de afdelingen drugs en homicide van de politiekorpsen van Chicago en Kansas City. Zijn vrouw en pasgeboren dochter reizen met hem mee. Hoogtepunt is een bezoek aan het hoofdkwartier van de FBI, waar Blaauw wordt ontvangen door FBI director J. Edgar Hoover. Op uitnodiging van de laatste volgt hij in 1971 - wederom op eigen kosten - de veel geroemde FBI-cursus aan de FBI-Academy en behaalt als eerste Nederlander het FBI-diploma.
De kennis die Blaauw in Amerika verwerft, brengt hij in praktijk bij de Nederlandse recherche. In een uitgebreid artikel in het Algemeen Politieblad (APB) beschrijft hij de ins- en outs van het politieverhoor en legt daarmee de basis voor de toekomstige verhoorstrategie. Hij publiceert over het handelen bij een bomalarm en over de raadsman bij het politieverhoor. In 1976 verschijnt van zijn hand een gedetailleerde reconstructie van het opsporingsproces inzake de moordzaak 'Kodde', die aantoont dat een systematische aanpak en een uitputtend onderzoek van alle mogelijkheden de voorwaarde vormen voor een succesvolle afronding. Tezelfdertijd maakt hij zich als lid van de Werkgroep Opsporingsberichtgeving per Televisie sterk voor de invoering van een opsporingsprogramma, wat in 1975 resulteert in het AVRO-programma Opsporing Verzocht. Martijn Verwaaijen, voormalig politieverslaggever bij het Rotterdams Nieuwsblad, zegt daarover “Hij belde je zelf op als hij aandacht voor een zaak in de krant wilde. ‘Heb je tijd?’, vroeg hij dan en voor je het wist zat je dan de hele middag bij hem”.
Hoofdcommissaris
In 1986 wordt Blaauw waarnemend hoofdcommissaris van de gemeentepolitie Rotterdam ter vervanging van de zieke korpschef Van Dorp. In 1987 wordt Blaauw formeel tot hoofdcommissaris benoemd. Geheel onomstreden is zijn benoeming niet. Zijn opvattingen met betrekking tot de invulling van de politietaak wijken nog wel eens af. Zo is Blaauw gekant tegen de generale taakstelling en de despecialisatie van de politie, die in het rapport Politie in Verandering van de Projectgroep Organisatiestructuren in 1977 worden uitgedragen en koersbepalend zijn voor de toekomst van de Nederlandse politie. Zijn opmerkingen over werkkampen voor hooligans wekken veel commotie.
Als commissaris was hij mét helm gewoon tussen de ME’ers te vinden rond Feyenoord-Ajax in 1986. "Toen heb ik leren stenen koppen.", zei hij daarover. Hij was een man van de straat. "Dat was mijn liefhebberij. Laat ik het anders uitdrukken: ik had een rothekel aan het bureau."
Jan Blaauw was een man van law and order, van straffe maatregelen als dat nodig was. Voor hooligans stelde hij werkkampen voor. Na kritiek veranderde hij dat in ‘multifunctionele opvang- en inspanningscentra voor stenen verplaatsende voetbalsupporters.’
Hij was streng, nam nooit een blad voor de mond en schuwde politieke uitspraken niet. Waarschijnlijk is dat de reden dat hij nooit korpschef is geworden. De ‘linkse lobby’ in PvdA-bolwerk Rotterdam werkte tegen. Zij zagen hem als rechtse man van de oude stempel. De socialistische krant Het Vrije Volk schreef in 1983 nog ‘Hemel, beware ons voor Blaauw.’
Het heeft hoofdcommissaris Blaauw nooit gedeerd dat hij die laatste stap in zijn stad niet heeft gemaakt. In 1988 gaat Blaauw met functioneel leeftijdsontslag. Enkele weken na zijn afscheid wordt hij gevraagd om korpschef te worden van de gemeentepolitie Gorinchem, waar na corruptieve handelingen van enkele agenten schoon schip moet worden gemaakt. In 1990 gaat Blaauw dan daadwerkelijk met pensioen.
Een uitgesteld, definitief afscheid. Hoewel: in zekere zin heeft hij de politie nooit vaarwel gezegd. Hij startte een tweede carrière: als schrijver.
Publicist
Elke dag zat hij daar, op zijn zolderkamer in Berkel en Rodenrijs. Omgeven door boeken, politie-insignes, foto’s, dossiers en zijn computer. Vijftien boeken schreef hij. Van Laatste rit van een Taxichauffeur tot Moord te Rotterdam.
Een hoogtepunt in zijn carrière als politieman was het verschijnen van De Puttense Moordzaak. Blaauw toont daarin aan dat 'de twee van Putten', Wilco Viets en Herman du Bois, ten onrechte vastzaten voor de moord op een stewardess. Het boek speelde een belangrijke rol in de heropening van de zaak en de vrijspraak van ‘de twee’.
Blaauw reisde naar Leeuwarden, om de vrijspraak zelf aan te horen. Een vrijspraak die hij als een triomf ervoer. Het tekende ook de rechtschapen diender, die altijd op zoek was naar de waarheid. Ook als die tot vrijspraak moest leiden. Een ‘diender’ is eerlijk. Blaauw had een broertje dood aan kroongetuigen uit het criminele milieu. Boeven met boeven vangen was niet zijn motto.
Het maakte dat Jan Blaauw een graag geziene gast was in de media, om zijn ongezouten mening over het politievak te geven. De inzet van paragnosten, bijvoorbeeld. "Ik heb er in veertig jaar tijd nog nooit wat aan gehad. Het waren eerder stoorzenders."
Tot aan zijn dood klom hij in de pen om zijn mening te geven in de krant. Over de genoemde Puttense moordzaak bijvoorbeeld, toen in 2018 toch weer de nieuwe dader werd betwist. Zoon Hans Blaauw destijds: "Dat is zo mooi aan mijn vader. Hij volgt alles nog. Hij is echt 24/7 politieman."
Gedurende zijn pensioen zet Blaauw zich aan het schrijven. Zijn boeken betreffen onderwerpen uit het verleden van de Nederlandse politie. Naast een autobiografie schrijft hij over geruchtmakende moordzaken, seriemoordenaars en de strijd tegen verdovende middelen. Ook mengt hij zich in actuele zaken, zoals de Puttense moordzaak waar hij samen met misdaadjournalist Peter R. de Vries aantoont dat er fouten zijn gemaakt in het opsporingsonderzoek en dat de twee vermeende daders onschuldig zijn. Eind 2014 verschijnt zijn zestiende boek: 200 jaar Rotterdamse politie.
Nawoord
De grootste frustratie van Blaauw was de onopgeloste moord aan het Brekelsveld in Zuidwijk in 1963. De weduwe Barbara van der Hoff die daar een sigarenzaak dreef en haar 8-jarige zoontje Marcel werden vermoord. Blaauw liet door zo’n beetje al zijn manschappen huis aan huis bezoeken doen, iets wat hij had overgenomen van de Amerikaanse politie. Ook stalde hij allerlei attributen die met het onderzoek te maken hadden uit in een (winkel)etalage in de hoop dat dit tips zou opleveren.
De Rotterdamse politiechef Fred Westerbeke had zijn voorganger hoog staan, “Jan Blaauw was voor mij als jonge politieman een voorbeeld. Hij was zijn tijd vaak ver vooruit, onder andere op het terrein van de opsporing.
Met het overlijden van de kleurrijke oud-hoofdcommissaris van de Rotterdamse politie op 20 december 2020 (te Berkel en Rodenrijs) blijft er toch nog een Blaauw op straat. Jans vader was politieman, Jans zoon Hans is inspecteur in Utrecht en Jans kleinzoon Jordy is recent beëdigd als politie-agent. De familietraditie (inmiddels al vier generaties) wordt in ere gehouden.
Bronnen:
- In Memoriam, Jan Blaauw: leven voor de politie. Algemeen Dagblad, dinsdag 22 december 2020
- Ronald van der Wal, Biografie Jan Blaauw op Politieacademia.nl door
- G. Meershoek, De geschiedenis van de Nederlandse politie. De gemeentepolitie in een veranderende samenleving, Amsterdam, Boom, 2007.
- J.A. Blaauw, Dossier Blaauw. Memoires van een oud-hoofdcommissaris van politie, Utrecht, Uitgeverij, De Fontein, 2004.
- Paul Verspeek, Jan Blaauw (1928-2020) was het gezicht van het Rotterdamse korps op Rijnmond.nl
Kwartierstaat:
Auteur: Marcel Verhoef