Andreas Schotel
Kunstschilder en graficus
Oorspronkelijk gepubliceerd in Streekarchief Eiland IJsselmonde Kwartaalbericht Voorjaar 2023 (jaargang 38, nummer 1)
Beeldende kunstenaars die in hun oeuvre etsen als centrale plaats hebben, vormen een interessante minderheid. de schilder-graficus Wout van Heusden was er zo een. In nog hogere mate geldt het voor Andreas Schotel, evenals Van Heusden in 1896 geboren. In zijn opvatting van de etskunst stond Schotel lijnrecht tegenover Van Heusden. Schotel was een fundamentalist. Hij vond het een absolute eis, dat bij het afdrukken alleen dat op het papier kwam, wat in de plaat was geëtst.
Andreas Schotel, Dré, werd op 20 april 1896 geboren te Rotterdam, als vijfde kind in het gezin van Wessel Hendrik Schotel en Agnes Pieternella Snijders. Twee broertjes van hem overleden vroeg na hun geboorte, en Dré groeide op met Elizabeth (Bep), Hendrik (Henk), Wessel Hendrik jr. (Wes) en nichtje Kaatje Hombroek die bij hun inwoonde.
Het gezin Schotel woonde in de Woelwijkstraat in het Oude Noorden van Rotterdam waar de kunstlakker Wessel na zijn huwelijk in 1889 was neergestreken.
Schotel moest door de dienstingang de wereld van de kunst binnenkomen. Na de lagere school volgt Andreas de MULO. Zijn plezier en talent in tekenen moet al vroeg opgevallen zijn. Omstreeks 1910, hij is dan 14 jaar oud, wordt hij dan ook tapijttekenaar bij de Koninklijke Kralingse Tapijtfabriek “Werklust” van de firma W. Stevens & Zn. te Rotterdam. Bij deze firma werden naast kokosmatten dan al smyrnatapijten machinaal en handmatig geknoopt, waarvoor bekende architecten, sierkunstenaars en kunstnijveraars ontwerpen leverden. Met een baas die de Haagse kunstacademie had gevolgd, moet Andreas Schotel in een stimulerende omgeving verkeerd hebben, zodat hij de “winteravondcursus” aan de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen gaat volgen.
In de eerste Wereldoorlog wordt Andreas Schotel opgeroepen voor militaire dienst. Hij is in Noord-Brabant te Goirle en Baarle-Nassau gemobiliseerd. Daar maakt hij vlotte portrettekeningetjes van soldaten en superieuren. Na anderhalf jaar kan hij vervroegd uit dienst met studieverlof en naar de Rotterdamse Academie terugkeren.
In 1916 kwam hij in de etsklasse van A.Ph. Derkzen van Angeren, die onder anderen Hendrik Chabot, Jan Bezemer, Kees Franse, Wout van Heusden, Ap Sok en Ed van Zanden onder zijn leerlingen heeft gehad. Oud-leerlingen bleven met grote waardering aan zijn lessen terugdenken. Hij vertrok in 1952 naar Montreal en is in 1961 in Canada overleden.
Andreas Schotel kreeg van directeur Melchior C. Sissingh van de Gasfabriek in Rotterdam toestemming om etsen van de werkzaamheden op diens gasfabriek te maken. Deze serie vormt een hoogtepunt in zijn vroege oeuvre.
Op de Academie heeft hij Mies of Maat Gips leren kennen, die er ook leerlinge is. Anna Maria Angenita Gips, Mies, werd op 11 september 1899 geboren te Delft als dochter van Johannes Willem Gips en Adriana Elizabeth Revers. Haar vader was industrieel tekenaar, dus ook in haar geval viel de appel niet ver van de boom. De twee treden op 16 april 1920 te Den Haag in het huwelijk.
Dré voelt zich erg tot het Brabantse landschap aangetrokken. Via Melchior Sissingh maakt hij kennis met diens broer Cornelis J.G.Sissingh die houtvester op het landgoed “De Utrecht” is. Schotel en zijn vrouw mogen er in 1921 een klein jaar verblijven, maar moeten wegens geldgebrek naar Rotterdam terugkeren. Toch gaat Dré in de zomermaanden regelmatig terug naar Esbeek.
In Rotterdam wonen ze op verschillende adressen tot ze in augustus 1926 neerstrijken in Vreewijk, eerst aan het Vaarzeveld 121 en vanaf 1937 op nummer 2 aan de Dreef waar zij definitief hun woonstek vinden. Inmiddels zijn er 3 dochters geboren, Anna Maria (1921), Tjakeline Andrea (Pine) en Johanna (1924). Een groot drama is dat de middelste dochter in 1929 in IJsselmonde door verdrinking overlijdt. Zij logeerde op dat moment bij een familielid op het dorp.
In 1922 mag Schotel op het Gemeentelijk Handelsterrein aan de Binnenhaven bij de Rosestraat een houten atelier bouwen. Hier trekt hij tot 1967 vrijwel dagelijks heen om er te werken.
In 1924 krijgen Schotel en zijn gezin in Noord-Brabant meer vaste grond onder de voeten, wanneer hij toestemming krijgt een voormalig tuinhuisje te betrekken.
Hij mag het bouwwerkje, wat hij in Kralingen koopt, in het bos van de Oranjebond van Orde te Esbeek neerzetten; het krijgt de naam “De Schuttel”. Een verwijzing naar zijn achternaam die in de 18e eeuw verbasterde van Schuttel in Schotel.
Tot aan zijn dood zal Schotel er met zijn gezin en vrienden zestig jaar lang komen. In hoofdzaak gedurende de zomermaanden. Zijn genegenheid voor Esbeek bleek uit zijn wens om in Esbeek begraven te worden.
Doordat hij altijd een pied à terre in twee werelden als werkruimte heeft, kent zijn omvangrijke grafische oeuvre derhalve een deel met Rotterdamse onderwerpen ( arbeiders van gasfabrieken haven, alsmede haven- en stadsgezichten ) en een deel dat in Brabant is ontstaan, waarbij hij zich heeft laten inspireren door het boerenleven en de natuur.
Eind 1923 krijgt Schotel contact met Johannes (Jo) Proost. Proost was op 27 februari 1882 in Geervliet geboren als zoon van de predikant Pieter Proost en Catherina Maria Jacoba Ternooij Apel.
Proost nam, binnen de linkervleugel, deel aan de Nederlandse socialistische beweging. Hij werkte nauw samen met David Wijnkoop. Na de oprichting van de Communistische Partij Holland, werd de beweging een onderdeel van deze partij. In 1920 vertegenwoordigde hij samen met Wijnkoop de CPN op het Tweede Congres van de Komintern in Moskou.
Na een verblijf van twee jaar in Moskou, keert Proost terug naar Rotterdam, waar hij zijn artistieke activiteiten zoals het etsen weer lijkt op te pakken.
In de jaren die volgen groeit er een vriendschapsband tussen Proost en Schotel. Het zal door toedoen van Jo Proost of Bertus Schmidt (1909-1997), een andere vriend van Schotel, zijn, dat Dré meer interesse in het communisme gekregen zal hebben. Die belangstelling zal na de oorlog toegenomen zijn. Jo Proost ging na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in het verzet. Proost wordt opgepakt door de Duitsers en sterft aan “herzswache” op 26 maart 1942 in concentratiekamp Oranienburg te Sachsenhausen.
Schotel komt na het overlijden van Jo in het bezit van diens artistieke nalatenschap. Hij schenkt en exposeert het werk van Proost in Museum Boijmans. In herdenkingsartikelen o.a. door Willem van Ravesteijn en Schmidt wordt het belang van Proost breed geschetst. Het is dan niet langer ‘verdacht’ zich met het communisme te identificeren, hetgeen voor de oorlog gevoelig lag en bij het opkomend fascisme en nazisme zelfs gevaarlijk was.
Misschien heeft de jongste dochter Toop ook bijgedragen om haar vader op het communistisch spoor te zetten. Geboren op 23 maart 1924 te Rotterdam wordt ze opgeleid tot lerares en staat op een huishoudschool, maar is vurig lid van de communistische jeugdbond. Op een gegeven moment raakt zij overspannen en wordt opgenomen in het Krankzinnigengesticht Maasoord te Poortugaal, later omgedoopt tot Deltaziekenhuis, waar ze haar verdere leven in actieve therapie in paviljoen Buitenzorg verblijft tot haar overlijden op 19 juli 1995 te Rotterdam.
Dré Schotel staat later in Esbeek nog steeds bekend als communist, Hij laat, tijdens zijn jaarlijkse verblijf in het dorp, het dagblad De Waarheid per post toesturen. Postkantoorhouder Jo van Rijswijk (1918-2003) bezorgt de krant bij het vakantiehuisje De Schuttel of laat het zijn zoon Ad doen. Hoewel hij recensies voor de krant Het Vrije Volk heeft geschreven is hij – voor zover te achterhalen – zelf nooit direct politiek actief geweest. Hij sympathiseert zeker met het communisme en had toegewijde communisten zoals Johannes Proost en Bertus Schmidt, die na de oorlog wethouder van Rotterdam was, als vriend.
Vermoedelijk op initiatief van Jo Proost, wiens etsen vanaf deze tijd door Schotel worden gedrukt, gaan ze ambachtelijk-technisch experimenteren om de zogeheten ”schone druktechniek” te ontwikkelen. Het komt erop neer dat ze de etsen niet met een film inkttoon afdrukken maar zo schoon mogelijk, waardoor de zwart-wit ets qua beeld krachtiger wordt en niet door een inktsluier groezelig of schilderachtiger zoals bij de negentiende-eeuwse etsen van de schilder-graveurs. Daarbij gebruiken ze geen chemische inkten, maar zelf vervaardigde inkten op basis van olie of vernis met pigmenten van verbrande houtresten, beenderen of schoorsteenroet, waardoor een intensere zwarting mogelijk is bij een vastere, taaie inktmaterie. Ze ontwikkelen een eigen schoonmaakapparaat onder de naam “Mari” om de plaattoon, door verwarming van de etsplaat, zo schoon mogelijk te vegen.
Schotel zelf komt de Tweede Wereldoorlog ongeschonden door. Na de oorlog komt Magdaleen Rademaker in beeld. Maria Magdalena Rademaker (‘Leen’) werd geboren in het Belgische Kalmthout op 28 januari 1924. Woonde en werkte eerst in Schiedam en sinds 1931 in Rotterdam. Zij was een leerlinge van de Akademies van B.K. te Rotterdam en Den Haag en ook een leerling van A.Ph. Derkzen van Angeren, net als Schotel.
Ook zij is bijzonder in de etstechniek geïnteresseerd. Leen gaat voor Schotel allerlei klusjes doen en poseert naakt voor hem, wat een flink aantal etsen in vernis mou en aquatint oplevert. Uit de prenten blijkt dat de kunstenaar enorm door haar gestimuleerd wordt. Voor de buitenwereld is zij zijn “leerlinge”. Hun vriendschap groeit uit tot een intieme relatie.
Leen heeft een loopbaan in het onderwijs. Als onderwijzeres kan ze zich natuurlijk alleen in haar vrije tijd en met name in de vakanties met de vervaardiging van etsen bezig houden. De vakanties zal zij nogal eens in de nabijheid van Schotel en diens gezinsleden in de Schuttel doorbrengen.
Na haar vervroegd pensioen op 54-jarige leeftijd krijgt ze alle tijd om met Schotel op stap te gaan en tentoonstellingen te bezoeken. Maar ook om afdrukken van Schotels etsen her en der af te leveren, want er is juist op het eind van zijn leven grote belangstelling voor zijn werk. In toenemende mate krijgt ze van Schotel de opdracht om over de artistieke nalatenschap van hem en die van Proost te waken.
Schotel overlijdt te Rotterdam op 29 mei 1984. Na zijn dood wordt de bestaande garage bij haar huis aan de Rijsdijk in Rhoon omgebouwd tot museum. In 1986 gaat het museum officieel open. Met energie gaat ze plichtsgetrouw, perfectionistisch en ietwat rechtlijnig aan de slag.
Met de Stichting Vrienden van Andreas Schotel te Esbeek (1981) zijn in de loop van tijd hechte banden ontstaan. Als Leen dan ook de 80 gepasseerd is en er voor het museum met inhoud een toekomstperspectief moet komen ligt het dan ook voor de hand dat de Vrienden van Andreas Schotel een rol gaan spelen, want die hebben haar altijd met veel egards ontvangen en geholpen.
Met ingang van 1 januari 2006 ontstaat het bestuur van de Stichting tot Beheer en Behoud van de Kunstwerken van Andreas Schotel en Johannes Proost. Op 17 mei 2009 wordt in Esbeek het Andreas Schotel Museum officieel geopend.
Kwartierstaat:
Auteur: Marcel Verhoef