De geschiedenis van Café De Gouden Leeuw
Een onderzoek naar het oudste nog in gebruik zijnde café van Rotterdam
door Marcel Verhoef
Eerder gepubliceerd in het Kwartaalbericht van de Stichting Streekarchief Eiland IJsselmonde, jaargang 36, nummer 4 (Winter 2021)
Inleiding
Wie het over Oud-IJsselmonde heeft, noemt dan naast de eeuwenoude paardenmarkt vaak ook in één adem het café de Gouden Leeuw. Dit café is één van de oudste herbergen van IJsselmonde. Na de sluiting van De Hollandse Tuin (De Hollandsche Tuyn) aan de Dorpsstraat (tegenwoordig Bovenstraat genoemd) is het zelfs de oudste uitspanning op IJsselmonde. Na de annexatie van IJsselmonde op 1 augustus 1941 door Rotterdam kunnen we zelfs stellen dat het nu ook het oudste café in Rotterdam is. Puristen zullen beweren dat dit niet zo is, omdat het gebied voor 1941 een zelfstandige gemeente was en niet tot Rotterdam behoorde. Maar als rechtgeaarde IJsselmondenaar zeg ik dan: “Rotterdam heeft ons toen geannexeerd, dus we hebben niet alleen de lasten, maar ook de lusten!”
Op het einde van de 18e eeuw was de Gouden Leeuw overigens niet alleen Herberg, maar ook Logement en het Veerhuis van IJsselmonde. Veel IJsselmondenaren weten niet dat het oorspronkelijke veerhuis in die tijd was gelegen aan De Hollandse Tuin. Al op het eind van de 16e eeuw wordt “De Hollantsche Tuyn” als herberg, logement en veerhuis genoemd. Door verzanding en het ontstaan van “de Plaat” zoals de zandbank voor de aanlegplaats werd genoemd, werd het steeds moeilijker om de veerdienst naar het Kralingse Veer te onderhouden. Vanaf 1762 werd er al uitgeweken naar de Veerdam en vanaf 1788 werd de veerdienst vanaf De Hollandse Tuin helemaal gestaakt.
Aanleiding tot het onderzoek
Op dinsdag 2 november 2021 werkte het Streekarchief IJsselmonde mee aan de uitzending van Radio Rijnmond “Dwars door Rijnmond”, verzorgd door journalist/presentator Erik Lemmens. Eén van de locaties die in deze uitzending werd uitgelicht, was café de Gouden Leeuw. Uit het nagesprek kwam naar voren dat men zeer nieuwsgierig was naar de geschiedenis en oorsprong van het café. Zelf had de uitbater weinig informatie, omdat veel oude papieren in een brand verloren waren gegaan.
Op 13 november daaropvolgend nam het Streekarchief deel aan de lezing “Kadastraal onderzoek” van Arnout van Erp, georganiseerd door de Nederlandse Genealogische Vereniging.
Hierna leek het ons een goed idee om de hierin opgedane kennis te gebruiken voor een onderzoek naar de geschiedenis en vroegere eigenaren van De Gouden Leeuw. Het tot nu toe oudste nog in bedrijf zijnde café van Rotterdam, Melief Bender, adverteert met “sinds 1876”, dus dat moest “beter” kunnen was de insteek.
Kadaster als hulp bij dit onderzoek
Zoals bekend, werd Nederland in 1810 ingelijfd bij Franse Keizerrijk, met als gevolg dat onder andere de grondbelasting werd ingevoerd. Voor die belasting werd gestart met het opmeten, schatten en de tenaamstelling van grondeigendommen. Daarmee begon feitelijk de opbouw van het Kadaster.
Sinds 1832 bestaat het Kadaster officieel. 6 jaar later werden het Kadaster en de hypotheekbewaring (openbare registers) samengevoegd.
In 1832 is elk stukje land in Nederland opgemeten en genummerd. Ook is in kaart gebracht wie toen de eigenaren waren. Een overzicht van deze “nulmeting” van 1832 is te vinden op de website https://hisgis.fa.knaw.nl/.
Al vrij snel na de invoering van het Kadaster bleek dat de kwaliteit van de kadastrale kaarten niet goed was en dat de kaarten van de gemeenten niet op elkaar aansloten. Vanaf 1885 werd daarom een landelijk Rijksdriehoeksnet opgebouwd. Dit was nodig om de kwaliteit van het kaartmateriaal te verbeteren en op peil te houden. Je ziet dan ook vaak dat veel percelen rond 1885 nogmaals zijn nagemeten.
Alle percelen in Nederland hebben een nummer en cijfercode gekregen. Deze nummering is niet dezelfde als de gelijksoortige nummering die de gemeenten hanteerden. De Gouden Leeuw had bijvoorbeeld als huisnummer wijk A nummer 207 (later werd dit wijk A nummer 301, en hierna volgde “echte” adressen, zoals Oostpolderschedijk, Dorpsstraat, Bovenstraat en uiteindelijk IJsselmondsehoofd 1-3). In huizenonderzoek (het onderzoek naar de geschiedenis van panden en hun eigenaren) is het dus zaak die twee nummers goed uit elkaar te houden. In het nieuw notarieel archief (NNA) werden bij verkopen gelukkig vaak het kadastrale perceelnummer genoemd. In het oud notarieel archief ziet men echter ook vaak dat het gemeentelijke huisnummer werd gebruikt. Het is dus zaak goed op te letten welk nummer er wordt bedoeld. Zoals de adressen nogal eens veranderden werden kadastrale percelen ook regelmatig hernummerd. Als percelen werden gesplitst, samengevoegd of anderszins gewijzigd, kregen ze ook een nieuw nummer toegekend.
Het oudste terug te vinden kadastrale perceelnummer van de Gouden Leeuw is B177. Via eerdergenoemde website is de locatie goed terug te vinden en zien we als eerste eigenaar vermeld staan, Arie van Es, kastelein, kadastraal perceel B177, en als toevoeging leggerartikel 36. De opeenvolgende latere perceelnummers zijn B1462, B1548, B1805, B2012, B2371, D140 en als laatste het huidige perceelnummer D1069.
Op het bij het perceelnummer behorende leggerartikel staat de eigenaar vermeld (of eigenaren, indien het meerderen betreft), hier is ook informatie te vinden over van waaruit het perceel gekomen is (legger artikel met vorige eigenaar) en waar het perceel naartoe gaat (leggerartikel met volgende eigenaar). In de eerste leggerartikelen wordt vaak geen herkomst vermeld. Om te achterhalen van wie een perceel is gekocht, is men dan in de meeste gevallen aangewezen op de notariële of rechterlijke archieven.
Zo kan je d.m.v. het volgen van de verschillende leggerartikelen de opeenvolgende eigenaren in het verleden of naar de huidige tijd (tot ongeveer 1980 is het openbaar) achterhalen.
Speuren in de kadastrale archieven is geen eenvoudige zaak. Het betreft een belastingregister, dus je wordt tijdens je onderzoek met veel cijfers geconfronteerd en je moet dus erg goed opletten dat je de juiste sporen volgt. Voor je het weet zit je in een ander perceel te kijken.
Opzoekingen in het kadaster kan middels de Kadasterviewer 2.0. De meeste regionale archieven hebben een abonnement en je kunt daar dan ter plaatste het kadaster raadplegen. Ook het Streekarchief Eiland IJsselmonde heeft sinds kort een dergelijk abonnement, waarvan bezoekers gebruik kunnen maken voor hun kadastraal onderzoek.
Herkomst van de naam “De Gouden Leeuw”
Op de foto uit 1985 is boven de toegangsdeur van de Gouden Leeuw nog het wapen met de zogenaamde Generaliteitsleeuw te zien. Tot aan het begin van de 20ste eeuw hing er aan de zijde van de Dorpsstraat een uithangbord met een gelijksoortige afbeelding. De Generaliteitsleeuw was het wapen van de Unie van Utrecht, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en is een voorloper van het Wapen van het Koninkrijk der Nederlanden.
Omdat een Nederlandse Leeuw een alom herkend en gerespecteerd heraldisch motief was, werd in 1584 voor een leeuw gekozen. Deze nieuwe Generaliteitsleeuw mocht uiteraard niet te veel op een van de wapens van de afzonderlijke gewesten lijken. Als model werd het wapen van Holland gekozen, dat toen het invloedrijkste en opstandigste gewest was Het wapen van Holland werd omgekeerd, zodat een gouden leeuw op een rood veld ontstond. Deze leeuw kreeg een pijlenbundel en een zwaard. Het zwaard werd ontleend aan het helmteken van Karel V in zijn zegel als "Heer der Nederlanden" en de pijlenbundel als symbool van eendracht. Hun soevereiniteit benadrukten de "Hoogmogende heren" van de Staten-Generaal door in 1609 een koningskroon op hun wapen te plaatsen. Pas in 1606 werd het aantal pijlen op het wapen vastgesteld op zeven: symbool voor de zeven gewesten van de Republiek .
Destijds werden vele uithangborden vanuit nationalistische gevoelen veranderd en op vele ervan verscheen de Hollandse of de Generaliteitsleeuw. Zo had de Herberg de Hollandsche Tuijn in IJsselmonde een leeuw in een tuin met in de ene klauw zeven pijlen en in de andere een stok met de “vrijheidshoed” op haar uithangbord (een afbeelding die ook op de Zuid-Hollandse duit was afgebeeld). De uitbater van de Herberg Sint Joris op IJsselmonde, Geen Jacobsz., die tevens het kleermakersbedrijf uitoefende, hernoemde zijn café in “Het wapen van Zijne Hoogheid de Prins”, ter ere van Stedendwinger Frederik Hendrik. In de volksmond werd de herberg “De Prins” genoemd. Deze “Prins” lag op een afstand van ongeveer 150 meter westwaarts van het veerhuis aan de binnen- of zuidzijde van de “Steenstraat", terwijl de “Hollandsche Tuin" aan de noord- of Maaszijde lag. De eerst als “Het Veerhuis” bekend staande Gouden Leeuw heeft naar alle waarschijnlijkheid ook in die trend haar huidige naam gekregen.
Na de grote verbouwing in 1948 door de heer Claus kwam de Generaliteitsleeuw weer terug op de gevel boven de ingang op de Gouden Leeuw en bleef daar zichtbaar tot in de jaren tachtig.
De eerste herbergier, scheepstimmerman Arie van Es (1809 - 1846)
Zoals al eerder werd vermeld, wordt als eerste eigenaar in het kadaster de kastelein Arie Jansz. van Es genoemd. In 1809 kocht hij het perceel van de Rotterdamse koopman Pieter de Vries die het via vererving in handen had gekregen. Arie huurde het pand toen al zoals blijkt uit de onderhandse koopakte uit 1809. Vermoedelijk is het veermanschap aan Arie toegekomen vanuit zijn schoonfamilie. Zijn schoonvader Pieter Jansz. Tromp en diens vader Jan Heijndricksz. Tromp waren beide schippers van IJsselmonde. Jan Tromp werd in juli 1754 benoemd en zijn zoon Pieter Tromp werd op 2 april 1782 als diens opvolger aangesteld. De opvolgers van Pieter, en voorgangers van Arie van Es, waren Pieter en Arij Taselaar, die per 24 maart 1789 tot schippers waren benoemd.
Arie van Es werd geboren te Poortugaal en op 24 april 1774 aldaar gedoopt. Zijn ouders waren Jan Aryensz. van Es en Leentje Maartense. de Ruiter Op 30 oktober 1796 huwde hij te IJsselmonde (ondertrouw aldaar op 14 oktober 1796) met Harmina Pieterse. Tromp, geboren te IJsselmonde op 2 augustus 1778, overleden aldaar op 19 december 1845, dochter van Pieter Jansz. Tromp (1778 - 1802) en Lena Harmendr. Telleman (1742 - 1815).
In een akte van 24 maart 1806 werd Arie van Es, ingaande 1 mei 1805, door de ambachtsheer Johan Adriaan Bichon voor de duur van zeven jaren benoemd als schipper en veerman van IJsselmonde. De benoeming werd op 20 april 1812 gecontinueerd door Bichons weduwe (de ambachtsheer zelf was op 27 juni 1807 overleden), de douairière Adriana Catharina Verstolk.
In een verkoopakte verleden op 13 april 1814 voor notaris Willem van den Broek te Ridderkerk, werd Arie van Es, voor het eerst als herbergier genoemd.
Naast veerschipper en herbergier bleef Arie kennelijk ook actief in de scheepshandel, getuige het feit dat hij in 1808 en 1814 in de Rotterdamsche Courant respectievelijk een Poonschuit en een Paviljoenschuit te koop aan bood.
Zowel in 1835 als in 1839 bood Arie van Es, de Gouden leeuw al een keer te koop aan. In advertenties in de Rotterdamsche Courant van 13 januari 1835 en 28 maart 1839 bood hij de herberg onderhands (“uit de hand te koop”) aan, te aanvaarden per 1 mei 1835, respectievelijk per mei 1839.
Pas na het overlijden van Hermina Tromp lukte het Arie uiteindelijk om op 1 juli 1846 de Gouden Leeuw en het naastgelegen perceel aan Jan Braat te verkopen, een oproep daartoe werd geplaatst in de Rotterdamsche Courant van 23 juni 1846.
Arie hertrouwde te IJsselmonde op 18 december 1846 met Henderijntje de Wolf(f), geboren te Zegwaard op 30 juli 1800, dochter van Marcus de Wolf (1761 – 1816) en Catharina (Trijntje) de Ruiter (1769 - 1844), en weduwe van Cornelis Davidsz. Molenaar (1787 - 1843).
Op 18 oktober 1856 kwam, ook zijn tweede echtgenote Henderijntje te overlijden. Arie zelf overleed op 74 jarige leeftijd te Echteld op 24 juni 1857. Na de dood van zijn tweede echtgenote was hij inwonend bij zijn zoon Johannis van Es, die onderwijzer der jeugd te Echteld was.
De eerste vermelding als “Gouden Leeuw”, kastelein Jan Braat (1846 - 1858)
De eerste vermelding buiten de kadasterarchieven van de “Gouden Leeuw” is te vinden in de Rotterdamsche Courant van 5 mei 1846. Hierin bevindt zich een advertentie waarin de Ridderkerks notaris Reinier Hendrik van der Waijfort aankondigt dat hij voornemens is om “op Woensdag den 13 Mei 1846, des voormiddags ten 10 ure, ten Huize van Jan Braat, in De Gouden Leeuw, te IJsselmonde, te verkoopen:”, waarna een opsomming volgt van verschillende percelen bouw- en weiland, een huis, boomgaard en erf te Slikkerveer en “3 zogenaamde 12 roeden, gelegen onder Ridderkerk, voor den polder Nieuw-Reijerwaard”.
Herbergen werden vaak gebruikt door notarissen voor openbare verkopen. Ook werd er vergaderd door bijvoorbeeld polderbesturen, waterschappen en werden in de Hollandse Tuin bijvoorbeeld ook de rechtsdagen van West-IJsselmonde gehouden. Destijds hadden deze organisaties nog geen eigen gebouwen, dus werd er voor bijeenkomsten uitgeweken naar de plaatselijke herberg. Openbare verkopen trokken naast potentiële kopers ook vaak veel kijkers vanuit de dorpsgemeenschap. Behalve dat dit een uitje was, waren de dorpsbewoners ook erg nieuwsgierig wie wat zou kopen en voor hoeveel, waarbij ze zich - het is van alle tijden - afvroegen, waar doen ze het toch van?
Jan Braat werd op 9 oktober 1816 te Overschie geboren. Hij was de zoon van Maarten Klaasz. Braat (1777 - 1841) en de Jannetje Pleunen de Raad (1782 - 1827) uit Hekelingen. Na hun huwelijk strijkt dit echtpaar neer in Overschie, waar Jan wordt geboren. Op 27 maart 1846 huwt hij te IJsselmonde met de 28- jarige Maria Jacoba van Leeuwen, geboren te Dordrecht op 2 oktober 1817, dochter van de Vlaardingse Simon van Leeuwen (1790 - 1864) en de Dordrechtse Catharina Adriana de Jong (1787 - 1863), die na hun huwelijk te Dordrecht vanaf 1819 woonachtig waren te IJsselmonde.
Bij zijn huwelijk in 1846 was Jan van beroep timmerman en woonachtig in IJsselmonde. Bij de geboorte van zijn dochter Jannetje Catharina op 23 augustus 1846 werd hij dan al Herbergier genoemd. In het bevolkingsregister na 22 april 1853 wordt hij Herbergier en Broodbakker genoemd. Het gezin woont dan op nummer A 207 op het Dorp van IJsselmonde.
Kennelijk was Jan al werkzaam als kastelein in de Gouden Leeuw, want op 1 juli 1846 werd op verzoek en in tegenwoordigheid van Arie van Es senior, voerman voor zichzelf en als gemachtigde van Arie van Es junior, zonder beroep, beiden woonachtig te IJsselmonde; Johannis van Es, onderwijzer der jeugd te Echteld; Pieter van Es, voerman te Dordrecht; Leendert van Es, schoenmaker te Barendrecht en Jan van Es, voerman te Kralingen, bevond de Ridderkerkse notaris Reinier Hendrik van der Waijfort zich te IJsselmonde in de herberg van Jan Braat teneinde over te gaan tot de openbare verkoop van:
- een huis, keet en erf gelegen te IJsselmonde in de Dorpstraat, en
- een stal en erf gelegen als hiervoor.
Beide percelen werden voor 2100 gulden verkocht aan de genoemde kastelein Jan Braat. Ook werd in de eerder genoemde advertentie van mei 1846 de Gouden Leeuw al “ten huize van Jan Braat” genoemd.
Op 30 september 1853, komt de dan bijna 37 jarige Jan Braat te IJsselmonde in het huis A 207, onverwachts te overlijden. In zijn overlijdensakte wordt hij dan timmerman en herbergier genoemd. Maria blijft achter met hun vier minderjarige kinderen.
Op 16 februari 1854 werd er een boedelinventaris gemaakt van de nalatenschap van Jan Braat, als onroerende goederen stonden op de inventarislijst: een huis, keet en erf gelegen te IJsselmonde in de Dorpstraat getekend A nummer 207 alsmede een stal en erf gelegen als hiervoor getekend A nummer 205, de twee percelen die hij op 1 juli 1846 van Arie van Es had gekocht. Volgens een notariële akte, verleden voor notaris Van der Waijfort op 30 september 1846, bleek wel dat er een hypotheek van 6500 guldens rust op de twee percelen, Jan Braat (en erven) was die schuldig aan Cornelis Blom, zonder beroep, wonende te IJsselmonde.
Op 20 december 1854, trad Maria Jacoba van Leeuwen, weduwe van Jan Braat, te IJsselmonde, in het huwelijk met de 28 jarige timmerman Lambertus Hortensius. Lambertus werd op 14 februari 1826 geboren te Hazerswoude als zoon van Hendrik Machielsz. Hortensius (1788 - 1853) en Heintje (Hendrika) Arijsdr. Langendam (1796 - 1853).
Lambertus was werkzaam en woonde in bij Cornelis Blom, als timmerman, die een stukje verder aan de Dorpsstraat (Bovenstraat) woonde op nummer A 280.
In dit gezin werden een dochter, Hendrika Maria, en een zoon, Johannes Cornelis, geboren, die beiden jong overleden, respectievelijk 18 maanden en 7 weken oud.
Op 27 februari 1856 compareerden voor de Ridderkerkse notaris Van der Waijfort: Maria Jacoba van Leeuwen, zonder beroep, eerder weduwe van Jan Braat en nu getrouwd met Lambertus Hortensius, timmerman te IJsselmonde; ze trad ook op als voogdes over de minderjarige kinderen uit haar eerste huwelijk, genaamd Jannetje Catharina, Simon Johannes, Catharina Jannetje en Maarten Simon Braat. Haar huidige man was mede voogd. Ook aanwezig was Pleun Braat, bouwman te Hazerswoude, als toeziend voogd over genoemde minderjarigen. Jan Braat was kastelein en timmerman te IJsselmonde en overleed daar op 30-09-1853; de vier kinderen waren de enige erfgenamen. Op 16-02-1854 was een boedelbeschrijving opgemaakt, die bestond uit een huis, keet en erf in de Dorpsstraat te IJsselmonde, getekend A nr 207, een stal en erf in de Dorpsstraat, getekend A nr 205 (Jan Braat had deze percelen eerder gekocht van Arie van Es senior), roerende goederen, kleding, goud- en zilverwerk en contante gelden. Er werd een boedelverdeling gemaakt voor de notaris.
Op 16 juli 1857 kwam Maria te overlijden. Na haar overlijden werd er voor notaris Van der Waijfort op 2 september 1857 op verzoek en in tegenwoordigheid van Lambertus Hortensius timmerman te IJsselmonde als weduwnaar van Maria Jacoba van Leeuwen - overleden te IJsselmonde op 16 juli 1857 - (eerder weduwe van Jan Braat) en als erfgenaam volgens het testament van 11 april 1855 voor dezelfde notaris verleden, Johannes Jacobus Erkelens, genees- heel- en verloskundige te Feijenoord onder IJsselmonde als voogd over de minderjarige kinderen van voornoemde overledene uit haar eerste huwelijk genaamd Jannetje Catharina, Simon Johannes, Catharina Jannetje en Maarten Simon Braat, en Pleun Braat bouwman te Hazerswoude als toeziend voogd over voornoemde minderjarigen, opnieuw een boedelinventaris gemaakt. Tot de onroerende goederen behoren dan: een huis, keet en erf gelegen te IJsselmonde in de Dorpstraat; een stal en erf gelegen als hiervoor; een huis en erf gelegen te Hazerswoude in het Westeinde.
Op 28 april 1858 bevond de notaris Reinier Hendrik van der Waijfort uit Ridderkerk zich te IJsselmonde op het dorp in de herberg de Goude Leeuw (de tweede keer dat de Herberg bij naam genoemd wordt, waarvan voor het eerst in officiële stukken) “teneinde over te gaan tot de openbare verkoop van de onder de gemeente IJsselmonde gelegen onroerende goederen behorende tot de gemeenschappelijke boedel van Lambertus Hortensius Timmerman te IJsselmonde en van zijn overleden huisvrouw Maria Jacoba van Leeuwen, eerder weduwe van Jan Braat en zulks ter voldoening aan de beschikking op een rekest gegeven door de arrondissementsrechtbank zitting houdende te Dordrecht van 29 maart 1858. Alsmede op verzoek en in tegenwoordigheid van voornoemde Timmerman te IJsselmonde in de hoedanigheid van weduwnaar van voornoemde overleden huisvrouw en als erfgenaam van het te zijner behoeve beschikbaar of 1/5 gedeelte van de nalatenschap van zijn genoemde huisvrouw overleden te IJsselmonde op 16 juli 1857. Van deze verkoop is kennis gegeven aan Johannes Jacobus Erkelens genees-, heel- en verloskundige te Fijenoord onder IJsselmonde als zijnde voogd over de minderjarige kinderen van voornoemde overledene uit haar eerste huwelijk met Braat genaamd Jannetje Catharina, Simon Johannes, Catharina Jannetje en Maarten Simon Braat. Tenslotte aan Pleun Braat bouwman te Hazerswoude als toeziend voogd over voornoemde minderjarigen is van de voorgenomen verkoop kennis gegeven:
- een huis, verdere gevolgen en erf, waarin een logement en herberg wordt gehouden genaamd 'de Goude Leeuw', gelegen te IJsselmonde in de Dorpsstraat getekend A nummer 207. De koper is Krijn Pas zonder beroep te IJsselmonde voor 1900 gulden.
- een stal, schuur en erf gelegen als hiervoor getekend A nummer 205. De koper is Arie Maaskant broodbakker te IJsselmonde voor 805 gulden.”
Op 1 augustus 1858 hertrouwde Lambertus te IJsselmonde met Martijntje (de Vlieger) van Driel (1822 - 1865) en op 14 februari 1867 trad hij te IJsselmonde in het huwelijk met Cornelia van der Boon (1834 - 1929). Op 13 februari 1902 overleed Lambertus te IJsselmonde.
Scheepstimmerman, melkboer en zalmbaas Krijn Pas (1858 - 1859)
De scheepstimmerman of scheepmaker Krijn (Gerritsz.) Pas werd geboren te Heukelom op 18 december 1797 als zoon van Gerrit Gerritsz. Pas (1750 - 1813) en Jenneke Verweij (1758 - 1819). Hij huwde op 26 april 1824 te Nieuw-Lekkerland met de uit die plaats afkomstige Elisabeth Stam, geboren aldaar op 18 augustus 1800, dochter van Cornelis Klaasz. Stam (1767 - 1846) en Yda Jansdr.Vogelaar (1768 - 1807).
Hun eerste zoon werd in Nieuw-Lekkerland geboren op 10 juli 1824, maar overleed in IJsselmonde op 30 januari 1826, dus ergens in die tussentijd was Krijn met zijn gezin in IJsselmonde komen wonen. Hij had daar een scheepstimmerwerf ter hoogte van wat nu Bovenstraat 88 is, Zijn huis, schuur en werf was gelegen naast de Hollandse Tuin, die op de plek lag wat nu Bovenstraat 86 is.
In 1843 verkocht Krijn aan David Molenaar “een sluis, loods, schuur en erf waar in en op een scheepmakerij wordt uitgeoefend, staande en gelegen te IJsselmonde in de Dorpstraat”, voor 3025 gulden. In de akte staat vermeld dat de verkoper in het bezit hiervan is gekomen door de koop van de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij gevestigd te Rotterdam.
Op 7 februari 1846 wordt Krijn Pas, “bouwman wonende te IJsselmonde” in een notariële akte genoemd en vanaf 10 februari 1847, “melkboer te IJsselmonde”, vanaf 24 november 1847 wordt Krijn “zonder beroep” genoemd en is hij erg actief in het onroerend goed en in de openbare verkopen van rietgewas, dodteen (=wilgenteen) en rijsgewas.
Op 28 april 1858 kocht Krijn Pas “een huis, verdere gevolgen en erf, waarin een logement en herberg wordt gehouden genaamd de Goude Leeuw, gelegen te IJsselmonde in de Dorpsstraat getekend A nummer 207” van de erfgenamen van Maria Jacoba van Leeuwen voor 1900 gulden.
Op 14 april 1859 werd Krijn nog vermeld als “Krijn Pas, opzichter van een zalmvisserij” en enkele maanden later bij zijn onverwachte overlijden op 4 september 1859 werd hij “zalmbaas” genoemd. Hij overleed in huis A 281 te IJsselmonde, het huisje wat hij op 3 februari 1851 van de vlasboer Ewout van Driel had gekocht.
In 1847 verkocht Krijn, op de Groeneplaat gelegen voor IJsselmonde, “enige beesten, melkgereedschappen, timmerhout, gereedschappen en vaartuigen”. Krijn had daar al land in het bezit als melkboer en is mogelijk zo - ook gezien zijn achtergrond als scheepsbouwer - in aanraking gekomen met de zalmvisserij.
Op 7 september 1861 verkochten de weduwe van Krijn Pas, Elizabeth Stam, en verdere erfgenamen waaronder Geerit Barend Pas, scheepmaker te Ridderkerk; Cornelis Pas, herbergier te Alblasserdam; Philippus Böhré, herbergier, gehuwd met Ida Cornelia Pas, zonder beroep, te IJsselmonde; Huibert Blommendaal, onderwijzer der jeugd, gehuwd met Elisabeth Pas, zonder beroep, te Dubbeldam, een “huis, verdere gevolgen en erf, waarin logement en herberg wordt gehouden, genaamd de Gouden Leeuw te IJsselmonde in de Dorpstraat”.
De schoonzoon van Krijn en Elizabeth, Philippus Böhré, gehuwd met Ida Cornelia Pas kocht het perceel voor 2000 gulden. Philippus werd op dat moment al herbergier genoemd, wat er op wijst, mede gezien het feit dat Krijn nergens herbergier werd genoemd, dat naar alle waarschijnlijkheid de bedrijfsvoering in de Gouden Leeuw al voor de verkoop in handen was van hem en zijn vrouw Ida.
Herbergier Philippus Böhré (1861 - 1884)
Philippus Böhré werd op 28 juli 1827 in Hardinxveld geboren als zoon van de bakker Frederik Hendrik Böhré (1804 - 1876) en Maria St(e)ijnis (1806 - 1900). Philippus is naar IJsselmonde gekomen als bakkersknecht en was daar werkzaam in de bakkerij naast de Gouden Leeuw van Krijn Pas. Zo heeft hij naar alle waarschijnlijkheid ook Ida, de dochter van Krijn leren kennen, met wie hij op 21 juli 1850 in IJsselmonde in het huwelijk trad. Vader Krijn Pas werd toen “Opzichter eenen Visscherij” genoemd en Philippus zelf was inmiddels geen knecht meer maar “broodbakker”.
Op 19 juli 1852 werd hun dochter Maria nog in IJsselmonde geboren, maar op 18 november 1853 werd dochter Elizabeth te Alblasserdam geboren, volgens haar geboorteakte was het gezin dan woonachtig te Alblasserdam en Philippus nog steeds broodbakker.
Bij de geboorte van dochter Krijna op 23 mei 1860, is het gezin weer woonachtig te IJsselmonde en werd Philippus herbergier te IJsselmonde genoemd. Het gezin is dan terugverhuisd naar IJsselmonde en Philippus is de uitbater geworden in de Gouden Leeuw, waarschijnlijk nadat zijn schoonvader het pand in 1858 had gekocht.
Vanaf 1862 wordt Philippus ook handelaar in steenkolen en koopman genoemd. Zo zien we dat in de kleine dorpsgemeenschap Ijsselmonde, dat een sterke binding had met de scheepvaart (zalmvisserijen, houtzagerijen, scheepswerven, proviandering binnenvaart, enz.), iedereen vaak verschillende bronnen van inkomsten had om de spreekwoordelijke schoorsteen te laten roken. Door de locatie van de Gouden Leeuw naast de aanlegplaats van het veer IJsselmonde-Kralingen en het feit dat de veer- en beurtdiensten inmiddels per stoomboot werden afgelegd, was het geen vreemde zaak dat Philippus “brood” zag in de steenkolenhandel en dit erbij ging doen.
Kennelijk had Philippus rond die tijd wel een “klein” probleempje met de belastingen, want op 28 augustus 1862 stelden de schilder Klaas Kuipers en zijn schoonmoeder, Elizabeth Stam, weduwe van Krijn Pas, te IJsselmonde zich tot borg “ten behoeve van de ontvanger der directe belastingen van de gemeente” (IJsselmonde [red.]).
Op 22 augustus 1866 vond er een boedelscheiding plaats van de nalatenschap van Krijn Pas. Uit de voor de Ridderkerkse notaris Jean Louis Raoul le Rutte verleden acte, bleek dat het pand De Gouden Leeuw in 1861 door Elizabeth Stam en wijlen Krijn Pas “uit den hand is verkocht” (onderhands) aan Philippus Böhré. Dit werd bevestigd in de verkoopakte van 17 september 1861 verleden voor de notaris Reinier Hendrik van de Waijfort in Ridderkerk. In de boedelscheiding van 1866 werd echter wel gewag gemaakt van het feit dat de verschuldigde kooppenningen van 2000 gulden dan nog steeds niet waren voldaan door Philippus Böhré. Besloten werd dit in de boedelscheiding met het erfdeel te verrekenen, zodat de nalatenschap voor Ida en Phillippus in totaal nog 55 stuivers bedroeg.
Elizabeth Stam overleed op 16 maart 1869 in Puttershoek. Zij was daar op bezoek bij haar dochter Elisabeth Pas, die na haar huwelijk (IJsselmonde, 3 juni 1860) met Huijbert Blommendaal, in Puttershoek was gaan wonen, waar Huijbert werkzaam was als onderwijzer.
Op 3 januari 1884 werd door Philippus Böhré aan Johannes Gerardus Poortman verkocht “een huis met schuur en erf, waar logement en herberg wordt uitgeoefend en aanlegplaats voor stoombooten, alles staande en gelegen onder de Gemeente IJsselmonde, nabij het Veer aldaar, uitmakende een gedeelte ter grootte van vier aren en vijfenzeventig centi-aren van het perceel, volgens de perceelsgewijze kadastrale legger der Gemeente IJsselmonde, bij het Kadaster voorkomende als Sectie B nummer 2012, als huis, schuur en erf, voor het geheel groot acht aren en vijfentachtig centi-aren” voorts werd het recht op erfpacht verkocht van het naastgelegen perceel wat in eigendom was van de Staat. De akte van koop en verkoop werd verleden voor notaris Frederik Herman Peski te Charlois.
Philippus overleed op 14 juli 1904 in Rotterdam, hij had toen IJsselmonde definitief achter zich gelaten. Zijn echtgenote Ida sterft daar vijf jaar later op 2 juni 1909.
Onderwijzer, Kastelein en koffiehuishouder Johannes Gerardus Poortman (1884 - 1889)
Johannes Gerardus Poortman, werd op 18 december 1861 in Vlaardingen geboren. Zijn ouders waren de grutter (1851) en bakker (1883) Anthonij Poortman (1822-1884) en Elizabeth Klazina Tak (1826-1919).
Sinds 1879 was Johannes woonachtig in Rotterdam. Hij woonde toen in bij zijn oom en tante, kantoorbediende Johannes Jacobus Poortman (1854-1925) en Klazina Dingena Poortman (1865-1891).
Op 27 december 1883 trad Johannes te Vlaardingen in het huwelijk met 21 jarige Elizabeth van der Brugge, geboren in Vlaardingen op 3 juni 1862, dochter van Kornelis Samuel van der Brugge (1833-1902) en Catharina Johanna Kikkert (1836-1919). Haar vader Kornelis was touwslager en opzichter op de Touwslagerij “De Zeevaart” en later ook lid van de gemeenteraad van Vlaardingen.
Bij zijn huwelijk was Johannes onderwijzer. Na zijn huwelijk nam Johannes de Gouden Leeuw over van Philippus Böhré en ging het gezin in IJsselmonde wonen, waar hij als kastelein (1884) en koffiehuishouder (1888) bekend stond.
Lang heeft Johannes niet kunnen genieten van het aangekochte etablissement, want op 10 november 1888 overleed hij zeer onverwachts op 27 jarige leeftijd te Rotterdam, zijn vrouw en dochter Elisabeth Klazina achterlatende.
Op 6 februari 1889 werd er voor de IJsselmondse notaris Hendrikus Lambertus Waterbeek, een boedelinventaris opgemaakt, waarin o.a. werd vermeld als onroerend goed “een huis en schuur en erf, waarin logement en herberg wordt uitgeoefend en aanlegplaats voor stoombooten, alles staande en gelegen onder de Gemeente IJsselmonde, nabij het Veer aldaar.” Op 9 februari volgde er voor dezelfde notaris een boedelscheiding waarin het voornoemde perceel werd getaxeerd op 14.000 gulden en wordt op die datum ook de Gouden Leeuw en toebehoren vervolgens verkocht voor de getaxeerde prijs aan de heer Willem Nicolaas Godron.
Na de verkoop verhuisde Elisabeth uiteindelijk naar Arnhem, waar haar dochter na haar huwelijk met Herman Arend Meijer was gaan wonen. Elisabeth overleed daar op 19 november 1936.
Boekhandelaar en Koffiehuishouder Willem Nicolaas Godron (1889 - 1899)
Willem Nicolaas Godron werd op 27 april 1856 in Arnhem geboren als zoon van de hoofdonderwijzer Willem Gerhard Godert Godron (1815-1901) en Berendina Wilke (1821-1907).
Op 4 mei 1883 trad hij in Harderwijk in het huwelijk met Renske (Rinske) Bleeker, geboren op 17 december 1854 in Harlingen, dochter van de Goud- en Zilversmid Douwe Reins Bleeker (1816-1887) en Trijntie Willems Jager (1818-1860). Bij zijn huwelijk was Willem winkelier en later (1884/1885) werd hij specifiek als boekhandelaar genoemd.
Op 1 september 1887 adverteerde Willem in het Rotterdamsch Dagblad en zette “3 prachtige Jacht- Patrijshonden, bruin, reu’s, gladharig, beste staand” te koop vanwege “opgave van de jacht”, hij heeft dan een boekhandel in Harderwijk.
Op 9 februari 1889 kocht Willem “een huis met schuur en erf en aanlegplaats voor Stoombooten, staande en gelegen onder de Gemeente IJsselmonde, nabij het veer aldaar…” van Elisabeth van der Brugge. De akte werd verleden voor notaris Hendrikus Lambertus Waterbeek te IJsselmonde.
Willem begon voortvarend aan zijn nieuwe avontuur en organiseerde gelijk een aantal biljarttoernooien, o.a. werd geadverteerd in het Nieuwsblad, gewijd aan de belangen van de Hoeksche Waard en IJselmonde dat van 23 februari tot 23 maart en op 10 april 1889 een Biljard-Concours zal worden gehouden met drie prijzen. Bij het eerste toernooi waren dat respectievelijk een gewaarborgd gouden Remontoir horloge, een cognacstel en een inktstel, en bij het laatstgenoemde een gewaarborgd gouden Remontoir horloge, een porseleinen sigarenstandaard met zilveren voet en een sigarenkoker met portomonnaie.
Na deze voorspoedige start sloeg datzelfde jaar toch het noodlot toe. In het Nieuwsblad, gewijd aan de belangen van de Hoeksche Waard en IJselmonde van 27 april 1889 is te lezen dat:
“Heden avond omstreeks acht ure, hoorde men alhier eensklaps de kreet: Brand! En waarlijk een groote brand was uitgebarsten in het koffiehuis van den heer Godron. In een oogenblik stond het koffiehuis en de woning in lichte laaie. Spoedig waren eenige brandspuiten op de plaats des onheils aanwezig. Door krachtige waterstralen slaagde men er in den brand tot dat perceel te beperken. Te ongeveer 10 ure was men den brand zoo goed als meester. De vier muren zijn blijven staan, al het overige is verbrand. Gelukkig is de groote zaal, die nog niet lang geleden gebouwd is, en die dicht bij de woning stond, gespaard gebleven. Veel van den inboedel is mede een prooi der vlammen geworden. De oorzaak is vooralsnog niet op te geven. Naar men verneemt, is huis en inboedel tegen brandschade verzekerd.”
In 1890 vroeg Willem in de Rotterdamsche Courant nog “ten spoedigste, in een klein gezin, een net burgermeisje, ter assistentie in de huishouding, tevens genegen, zoo het noodig is, in het buffet behulpzaam te zijn”, als adres wordt genoemd “Koffiehuis De Gouden Leeuw te Ijsselmonde bij Rotterdam”. Het koffiehuis lijkt dan weer hersteld en in bedrijf te zijn.
Mogelijk is Willem de klap toch nooit helemaal te boven gekomen in 1892 was hij woonachtig op de Vollenhovenstraat 40 in Rotterdam en stond hij weer te boek als boekhandelaar. De Gouden Leeuw werd verhuurd aan de kastelein Hendrik Sap voor vijf jaren, blijkens een huurcontract van 29 maart 1895.
Willem Godron overleed, vlak voor zijn 39e verjaardag, op 18 april 1895 in Rotterdam. Zijn weduwe Renske Bleeker hertrouwde op 7 mei 1896 te Rotterdam met de 47e jarige scheepstimmerman en machinist Jacob Franz Xaverius Rongen, geboren op 3 december 1848 in Weisweiler (Pruisen), zoon van Peter Rongen en Anna Maria Flatten. Bij haar tweede huwelijk werd Renske winkelierster genoemd wat er op wijst dat zij de boekhandel van haar man kennelijk had voortgezet.
Renske Bleeker zette, o.a. in de Vlaardingse Courant van 6 mei 1899, in een advertentie al haar bezittingen in IJsselmonde te koop. De percelen zouden, als een geheel, op 10 en 17 mei 1899 “bij veiling en afslag” in het openbaar worden verkocht.
Uiteindelijk werd het perceel op 10 mei 1899 verkocht aan de gemeente IJsselmonde, waarvoor de heer Pieter Kooijman Hendrikszoon, korenmolenaar te IJsselmonde, “in zijn qualiteit als lid van de gemeenteraad van IJsselmonde”, het koopcontract tekenende.
De gemeente IJsselmonde kocht rond 1899 een aantal percelen op en rondom de Veerdam aan het IJsselmondsehoofd. Mogelijk had dit te maken met de afhandeling van het Veerdamconflict tussen de gemeente IJsselmonde en de toenmalige ambachtsheer van IJsselmonde, mr. Cornelis Johan Adriaan Bichon van IJsselmonde. Na een langdurig dispuut tussen de gemeente en hem, werden alle rechtszaken uiteindelijk gewonnen door de ambachtsheer. Hij was echter zo gebrouilleerd geraakt met IJsselmonde dat hij besloot het Kasteel af te laten breken, het park en bos er omheen te laten rooien en alle eigendommen rondom het kasteel en de Veerdam aan de gemeente IJsselmonde te schenken. Hierna verhuisde Cornelis Bichon naar Arnhem waar hij zijn laatste dagen sleet en op 19 november 1923 (te Utrecht) overleed.
De kastelein Hendrik Sap, die de Gouden Leeuw dan al sinds 1 april 1895 huurde (eerst van Willem Godron en zijn vrouw en later weduwe, en daarna van de gemeente IJsselmonde) en daar als uitbater en kastelein werkzaam was, zou uiteindelijk de Gouden Leeuw kopen van de gemeente IJsselmonde. Hij werd daarmee de nieuwe eigenaar van het koffiehuis en bijbehorende percelen.
Op 15 augustus 1921 overleed Jacob Rongen in Rotterdam, zijn echtgenote Renske Bleeker verhuisde hierna naar Soest, waar zij zelf op 12 maart 1939 zou overlijden.
Koffiehuishouder Hendrik Sap (1901 - 1935)
Hendrik Sap werd op 30 november 1869 te Alkmaar geboren. Zijn ouders zijn Carl Diederich Sap (1836-1922) en Anna Maria Menken (1846-1918). Zijn vader Carl kwam vanuit Duitsland als zeeman naar Amsterdam en was later Koffiehuishouder te Kralingen (1894). Hendrik volgde zijn ouders, die wisselend in Kralingen, Amsterdam en Rotterdam woonden, en trouwde op 26 juli 1894 in Kralingen met de 12 jaar oudere Wilhelmina Jacoba van Burgh, geboren in Zierikzee op 10 januari 1856, dochter van de kantoorbediende Jacob van Burgh (1824-1898) en Johanna Catharina Ritmeester (1825-1871). Wilhelmina was weduwe van Johannes Bastianus van Heijst, machinist 1ste klasse bij de Koninklijke Marine, geboren op 19 februari 1849 te Amsterdam, zoon van Anthonie van Heijst (1811-1879) en Cornelia Ernste (1827-1852), die op 11 november 1892 in Rotterdam was overleden.
Hendrik was na zijn huwelijk met Wilhelmina wisselend in Rotterdam, Kralingen en IJsselmonde werkzaam als hofmeester en kastelein. Vanaf 1895 huurde hij het Koffiehuis de Gouden Leeuw voor de duur van vijf jaar van Willem Godron, die toen al weer enige tijd een boekhandel bestierde in Rotterdam.
In 1901 koopt Hendrik de Gouden Leeuw van de gemeente IJsselmonde, die het slechts twee jaar daarvoor had overgenomen van Godron’s weduwe Renske Bleeker. De koop per afslag werd op 24 januari van dat jaar definitief vastgelegd voor notaris Waterbeek te IJsselmonde. In de akte is te lezen dat de heer Thijs Kooijman, als gemachtigde voor de heer Hendrik Sap, aan de veiling had deelgenomen. Hendrik ondertekende de uiteindelijke toewijzing bij de notaris wel zelf.
Rond 1902 werden de twee huisjes naast de Gouden Leeuw gesloopt. Op een foto van ongeveer 1900 is de wachtruimte voor het overzetveer nog te zien met daar vlak achter de Gouden Leeuw.
Wilhelmina overleed op 11 februari 1941 in IJsselmonde en Hendrik drie jaar later op 11 november 1944 in Rotterdam (IJsselmonde was toen inmiddels geannexeerd).
Hotelhouder en Café-restauranthouder Benedictus Claus (1935 - 1961)
Benedictus Claus werd op 7 mei 1898 geboren in het Belgische Steendorp (tegenwoordig gemeente Temse). Zijn ouders waren August Claus (1867-ná 1924) en Angelina de Pauw (1865- ná 1924). Vader August en zijn echtgenote waren beiden afkomstig van het naastgelegen Bazel. August was steenbakkersgast en oprichter van de latere steenbakkerij Firma Claus in Steendorp.
In 1929 werden de Briquetrias Réunies de Steendorp en de Steenbakkerij Claus overgenomen door de N.V. Samenwerkende Steennijveraars. Deze maatschappij fuseerde in 1989, samen met nog enkele andere familiale vennootschappen, tot de N.V. Swenden.
Benedictus zelf werd varensgezel op de binnenvaart (Steendorp ligt aan de Schelde) en in IJsselmonde kwam hij voor het eerst voor in het bevolkingsregister als kapitein der binnenvaart aan boord van het motorschip Daventria van de firma Phs. van Ommeren (hij was toen “ingekomen van Molenbeek, België”).
Als verblijfs- of logementsadres had hij, vanaf 1914, H. Sap, Dorpsstraat te IJsselmonde. Het was de plek waar hij kennis maakte met Anna Maria Sap, de op 11 januari 1899 in IJsselmonde geboren dochter van Hendrik Sap en Wilhelmina van Burgh, met wie hij op 8 oktober 1924 in IJsselmonde trouwde. Het paar nam de Gouden Leeuw na het overlijden van Hendrik in 1944 over en beheerde het café vele jaren.
Bovenstaande foto moet van vóór 1948 afkomstig zijn, aangezien de van het vroegere uithangbord bekende Gouden Leeuw zich nog niet boven de ingang bevond.
Pas na de “gehele verbouwing en modernisering” van het pand door Ben Claus in 1948 kwam de Leeuw weer terug op het pand, boven de entrée, en zou daar tot in de jaren tachtig zichtbaar blijven. Vanaf deze verbouwing was de Gouden Leeuw geen Koffiehuis meer, maar een heus Café-Restaurant.
De Gouden Leeuw werd in de volksmond op het dorp, Café Claus genoemd. Ben Claus was dan ook de uitbater, die het door de eeuwen heen het langste volhield in de Gouden Leeuw.
Benedictus Claus overleed op 3 augustus 1959 te IJsselmonde. Na zijn overlijden zetten zijn weduwe Anna Sap en zijn zoons August en Hendrik op 14 december 1960 samen een VoF op en werd de zaak voortgezet door hen. Naast het café werd op de Bovenstraat 136 ook een slijterij geopend. Op 2 december 1961 trad August uit de firma. Anna overleed op 3 januari 1962 te IJsselmonde, 62 jaar oud. In de boedelscheiding op 31 januari 1962 wordt August gérant genoemd en woont hij op de Mijnsheerenlaan, Hendrik wordt dan caférestauranthouder genoemd en later ook slijter (1977). Hendrik blijkt de zaak voort te zetten, maar staat zelfs steeds minder in de zaak. Vanaf begin jaren zestig staan Jan Dijkgraaf en na hem Piet Slagmolen met zijn vrouw Sjaan achter de tap en uiteindelijk verkoopt Hendrik Claus op 3 maart 1977 De Gouden Leeuw aan Bertus van Hengel die dan al zo’n vier jaar de kastelein is in het café nadat hij het in 1973 overnam van Piet Slagmolen.
Slager, Schipper en Café-restauranthouder Petrus Wilhelmus (Piet) Slagmolen (1961-1973)
Piet Slagmolen werd op 4 maart 1913 te Utrecht geboren. Hij was de zoon van spoorbeambte Gijsbertus Jacobus Slagmolen (1883 - 1956) en Margaretha Petronella van Sante (1887 - 1959). Vader Gijs was afkomstig van Vleuten en werkte bij het Spoor in Utrecht.
Van 1935 tot 1936 woonde Piet in Den Haag en werkte hij daar als slager. Bij zijn huwelijk in 1941 was hij matroos en in 1950, bij het overlijden van zijn dochter Trijntje te Breda werd hij schipper genoemd. Als schipper maakte hij vermoedelijk kennis met IJsselmonde en belandde - net als Ben Claus eerder - in de Gouden Leeuw. Mogelijk werden Piet en Ben bevriend met elkaar vanwege het gemeenschappelijke schippersverleden.
Op 16 november 1941 huwde Piet Slagmolen te Utrecht met Jaantje (Sjaan) Lissenberg, dochter van werkman Gerrit Jan Lissenberg (1874 - 1964) en Stijntje Bekker (1881 - 1953).
In tegenstelling tot alle eerdere uitbaters van de Gouden Leeuw, is Slagmolen nooit eigenaar geweest van het pand. Piet huurde het pand van Henk Claus en runde het café de Gouden Leeuw samen met zijn echtgenote.
In 1973 vond hij het welletjes geweest en verkocht hij het bedrijf aan Bertus van Hengel. Piet overleed in Apeldoorn op 21 juli 1990. Op 16 juni 2004 overleed zijn vrouw Sjaan te Barendrecht.
Café-restauranthouder Bertus van Hengel (1973 - 1997)
Lambertus (Bertus) Jan van Hengel werd op 6 april 1938 te IJsselmonde geboren. Hij was de zoon van Bernardus van Hengel (1916 - 1980) en van Wilhelmina van der Meer (1918 - 1977).
Vader Bernardus was terreinknecht/beheerder in de Kuip en woonde in één van de woningen in Kuip. Een mooie baan, waarmee hij op de kiek ging met veel grootheden van Feyenoord uit de jaren ’70.
Vanaf het begin van de jaren ’70 werkte Bertus al in de Horeca. Hij werkte o.a. ook voor Piet Slagmolen in de Gouden Leeuw. Toen Piet in 1972 op vakantie ging, nam Bertus op zijn verzoek de dagelijkse leiding van hem over tijdens die vier weken, wat de omzet beduidend deed stijgen.
Kennelijk beviel dit uitstekend op het dorp en niet veel later vroeg Piet Slagmolen of Bertus De Gouden Leeuw wilde overnemen. Bertus was inmiddels afgekeurd als bouwvakker na een ongeval op de bouwplaats en zag hierin wel een mooie kans om een nieuwe carrière als kroegbaas te beginnen.
Op 23 februari 1973 namen Bertus en Henriëtte het bedrijf over van Piet en Sjaan Slagmolen en was de Gouden Leeuw hun café. Claus, inmiddels ook al op leeftijd, wilde het pand van de hand doen en vroeg niet veel later of Bertus ook het gebouw wilde overnemen. Uiteindelijk koopt Bertus op 3 maart 1977 de Gouden Leeuw van Hendrik Claus en wordt hij naast uitbater van het café ook de eigenaar ervan. Bertus en zijn vrouw Henriëtte runden het café uiteindelijk voor 24 jaar.
In het begin van de jaren tachtig werd een grote verbouwing uitgevoerd, waarbij zelfs nog oude fundamenten werden blootgelegd. In het boek “Groeten uit IJsselmonde, deel 1: Oostelijke gedeelte” van H.A. Voet en H. Klaassen staat op bladzijde 18 bij de foto van de Bovenstraat vermeld: “Op de linkerhoek staat het bekende café-restaurant De Gouden Leeuw. In het pand bevindt zich een tegel die dateert van het begin van de zeventiende eeuw. Deze laat zien dat het pand toen als herberg dienst deed…”.
Archiefonderzoek heeft dit nog niet kunnen bevestigen, want helaas is tijdens de grote verbouwing in de jaren tachtig deze tegel verdwenen.
Veel van de huidige bewoners van Oud-IJsselmonde bewaren nog warme herinneringen aan de tijd dat Bertus achter de tap van “De Leeuw” stond.
Bertus van Hengel overleed op 1 maart 1997 te Rotterdam. Tijdens de uitvaart stond het vanaf de Oostdijk bij de Gouden Leeuw tot aan de begraafplaats aan de Benedenrijweg vol met publiek, wat wel aangaf hoe geliefd Bertus was op IJsselmonde. Zijn echtgenote Henriëtte, dochter Esther en zoon Stephan zetten het bedrijf tot op de dag van vandaag voort en De Gouden Leeuw is nog steeds een zeer geliefd café en ontmoetingsplek op (Oud) IJsselmonde.
Conclusie
Uit bovenstaand onderzoek blijkt dat de Gouden Leeuw het oudste nog in bedrijf zijnde café van Rotterdam is. In 1809 koopt Arie van Es het pand van de Rotterdamse Koopman Pieter de Vries. Hiervoor huurde hij het al van de familie de Vries, vermoedelijk al in 1805 toen hij tot veerman van IJsselmonde werd benoemd. In 1814 wordt Arie van Es voor het eerst in een akte herbergier genoemd, dus zeker vanaf 1814 is het café al in bedrijf, maar waarschijnlijk al sinds het begin van de jaren ’80 van de 18e eeuw, als er al wordt gesproken van een tweede Veerhuis te IJsselmonde als de Hollandse Tuin in die tijd haar functie als veerhuis van (Oost) IJsselmonde langzaam aan verliest door het dichtslibben van de geul tussen het dorp IJsselmonde en de zandbank de Plaat. Mogelijk was de herberg zelfs nog ouder als we de tekst op de verdwenen tegel uit het boek van Voet mogen geloven.
Archiefonderzoek heeft vooralsnog geen eerdere herbergiers op de locatie aangewezen, maar aangenomen mag worden dat het tweede veerhuis van IJsselmonde ook de functie van herberg heeft vervuld. De verdwenen tegel zou een vroeger bestaan kunnen bevestigen, mogelijk komt die nog eens boven water. Nader onderzoek moet nog uitwijzen wie voor Arie van Es de herbergier was. Zeker is wel dat voor hem Pieter Jansz. Tromp de veerman was van IJsselmonde, maar deze wordt in akten nergens als herbergier genoemd, dus vooralsnog is bewijsbaar dat de Gouden Leeuw in de periode 1805-1814 is ontstaan en sedertdien onafgebroken als café in bedrijf is geweest.
NB: Ten opzichte van de wintereditie 2021 van het Kwartaalbericht van het Streekarchief zijn er een aantal nieuwe feiten aan het licht gekomen (o.a. het gedeelte over Piet Slagmolen) en een aantal kleine foutjes hersteld, waardoor dit online artikel op sommige punten afwijkt van het artikel in de Nieuwsbrief. De aanvulling over Piet Slagmolen is later gepubliceerd in de voorjaarseditie 2022 van het Kwartaalbericht.