De Paardenmarkt van IJsselmonde

een jubileum

door Peter den Hartog en Marcel Verhoef

Eerder gepubliceerd in Kwartaalbericht Zomer 2017 (jaargang 32, nummer 2) van het Streekarchief Eiland IJsselmonde 

De Engelse Successieoorlog

Jacobus de Tweede (1633-1701) was koning van Engeland, Schotland en Ierland van 6 februari 1685 tot 1688. Hij was de laatste Rooms-Katholieke monarch van Engeland, Schotland en Ierland. Jacobus werd op 23 april 1685 gekroond in Westminster Abbey. Enkele maanden later ondernam de hertog van Monmouth, de bastaardzoon van zijn overleden broer Karel, een poging tot een staatsgreep, die op 6 juli 1685 bloedig werd neergeslagen tijdens de slag bij Sedgemoor.

Uit zijn eerste huwelijk waren nog twee dochters in leven, Mary en Anne beide protestants en ook uit zijn tweede huwelijk had hij geen mannelijke erfgenaam.

Sommige van Jacobus' aanhangers waren het niet eens met zijn politieke overtuigingen. Hij was bijvoorbeeld een fanatiek aanhanger van de absolute monarchie. Ook was men het niet eens met zijn religieus beleid. Jacobus ondernam pogingen om in het koninkrijk de volledige godsdienstvrijheid in te voeren. Dit was echter tegen de wens van een meerderheid in het Engelse parlement. In Ierland en Schotland alsook in enkele Engelse en Welshe streken zoals Lincolnshire genoot Jacobus II wel de volledige steun van de katholiekgezinde bevolking en adel aldaar.

Op 10 juni 1688 schonk zijn tweede vrouw het leven aan haar vijfde kind, ditmaal een zoon. De algemene ontevredenheid nam met de geboorte van deze katholieke erfgenaam nog meer toe. Het vooruitzicht van een katholieke dynastie was zeer bedreigend voor de protestanten, die niet gelukkig waren met een katholiek als hoofd van de Kerk van Engeland. Dit leidde tot een samenzwering, de ‘Glorious Revolution’, met het doel de katholieke koning Jacobus II te vervangen door zijn dochter Maria, een overtuigd protestantse en lid van de publieke Kerk van Engeland.

Op 5 november 1688 landde Maria's echtgenoot Willem III van Oranje-Nassau in Engeland (bij Torquay) met een groot Nederlands leger. Willem gaf het bevel het Engelse leger te ontbinden en daar werd goeddeels gehoor aan gegeven. Jacobus had daardoor al snel in Engeland niet veel steun meer. Op 11 december vluchtte hij om vanuit het katholieke Ierland, een deel van zijn rijk waar hij nog wel steun had, de strijd voort te zetten. Hiermee kwam zijn regering feitelijk ten einde omdat het parlement in Westminster zetelde.

Op 28 januari 1689 besloot het parlement dat Jacobus met zijn vlucht afstand had gedaan van de troon en dat Willem en Maria hem wettig konden opvolgen. Hiermee kwam ook het primaat van het parlement over het koningschap vast te staan. De Schotten volgden het besluit op 11 april 1689. Jacobus was in Ierland nog aan de macht tot aan de Slag aan de Boyne op 1 juli 1690.

Na zijn nederlaag vluchtte Jacobus naar Frankrijk, waar Lodewijk XIV hem een jaargeld gaf. Officieel trad hij nooit af en bleef hij aanspraak maken op de troon van Engeland, Schotland en Ierland. Hieruit ontstond het Jacobitisme dat nog tot in het midden van de 18e eeuw een factor in de Engelse politiek zou blijven.

Hij mocht van Lodewijk XIV in het Koninklijke kasteel van Saint-Germain-en-Laye nabij Parijs wonen. De vrouw van Jacobus en een paar van zijn volgelingen sloten zich bij hem aan en gingen ook in ballingschap. De meesten waren rooms-katholiek. In 1692 werd zijn jongste kind geboren, prinses Louise Maria Theresia. Sommige volgelingen van Jacobus die nog in Engeland woonden, probeerden hem weer op de troon te zetten door koning Willem III in 1696 te vermoorden. Dit verraad werd echter op tijd ontdekt en zo kon de moord op Willem III worden vermeden. Dit voorval maakte Jacobus in Engeland nog minder populair. Lodewijk XIV heeft nog een poging gedaan om Jacobus tot koning van het Pools-Litouwse Gemenebest te laten verkiezen. Dit ging echter niet door.

Jacobus II stierf aan intracerebraal hematoom, een bloeding in de hersenen, op 16 september 1701 te Saint-Germain-en-Laye. Zijn oudste dochter, Mary, was in 1694 overleden als koningin van Engeland. Na de dood van koning Willem III in 1702 werd een andere dochter van Jacobus, prinses Anne, koningin van Engeland, Schotland en Ierland. Zij werd later de eerste koningin van Groot-Brittannië.

De relatie met IJsselmonde

Voor de oversteek van Willem III naar het Engelse Brixham gaat een omvangrijke mobilisatie vooraf. IJsselmonde met haar veerverbinding tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden ligt op de route die het leger van Willem III moet afleggen naar de havens van waaruit de overtocht naar Engeland gaat plaatsvinden.

IJsselmonde wordt het verzamelpunt van de legers van Willem en de vele soldaten en hun paarden hebben onderdak en voedsel nodig, wat een flinke wissel trekt op het kleine dorp en het ambacht. De opvang van soldaten kost veel, maar de inwoners ontvangen hiervoor geen schadevergoeding. Zo verslechterd de financiële situatie in het dorp snel.

Die financiële situatie was al rampzalig want in 1678, tijdens een flinke storm werd de kerk getroffen door de bliksem. Er was grote schade aan toren en dak en er brak een grote brand uit die bijna alle kerkarchieven vernietigde. De ambachtsheer was als vanouds ook de Kerkvoogd, dus o.a. de kerkrekeningen zijn bewaard gebleven omdat die zich in het archief van de ambachtsheer bevonden. Tot overmaat van ramp barstte enkele jaren hierna de klok tijdens het luiden, vermoedelijk een nawee van de storm van 1678. Naast de financiële druk voor de kost en inwoning van het leger van Willem III keken de bewoners van IJsselmonde ook nog op tegen de enorme kosten voor herstel aan Kerk, pastorie en kerkklok. Deze toestand, voor IJsselmonde een noodtoestand, was voor de toenmalige ambachtsheer Jean de Mey (1633-1721) reden om een rekest te schrijven aan de ‘Staaten van Holland en West-Vriesland’. In dat rekest vroeg hij om een compensatie voor de inwoners van zijn ambacht in de vorm van een beesten- en paardenmarkt.

Op 30 juli 1700 werd een antwoord ontvangen van de Staten van Holland, getekend door de heer Simon van Beaumont. Hierin staat o.a.: “...dat wij gunstelijck geliefde haar supplianten te octrojeren met een magere beesten- en schaepenmarckt te houden wekelijcks alle Woensdag in de maenden van Maert, April en Mey van jeder jaer, mitsgaders nogh met een paardenmarckt te houden jaerlijckx op de laatste Woensdag in de maent van Juny, met het regtvoor jeder beest ‘t welck verkoft wierdt te mogen trecken te weten: voor een koebeest eene stuyver, voor een schaep offte varcken een halve stuyver en voor een paert twee stuyvers ééns.”

Waarmee de Paardenmarkt van IJsselmonde formeel was ‘geboren’ en het ambacht er ook nog aardig wat aan overhield. Zo werd er in het daaropvolgende jaar 1701, op de laatste woensdag van juni de eerste Paardenmarkt van IJsselmonde gehouden.

Verval en opheffing

Het paard ging een steeds minder belangrijke rol spelen in transport, vervoer en landbouw. In het begin van de 20ste eeuw werd het paard steeds meer verdrongen door de stoom- en verbrandingsmotor. Hierdoor nam de Paardenmarkt in betekenis snel af. Na de annexatie van IJsselmonde door Rotterdam gingen er stemmen op om de Paardenmarkt af te schaffen. De gemeenteraad vroeg in 1951 aan de toenmalige wijkraad een advies inzake de opheffing van de Paardenmarkt. Van jaar tot jaar was het aantal aangevoerde paarden al teruggelopen. In 1948 was het aantal nog 135, in 1951 waren dat er nog maar 13, waarmee de kosten van de markt de baten overstegen. Aangezien stijging van de aanvoer niet te verwachten was en Rotterdam voldoende marktgelegenheid had was ook de Bond van Paardenhandelaren al akkoord gegaan met opheffing. De wijkraad ging hier, alhoewel zij het verdwijnen van deze 250-jarige traditie betreurde, tot groot ongenoegen van de IJsselmondse bevolking mee akkoord en liet het de gemeenteraad weten:

“...aan B. en W. zal worden medegedeeld, dat de Wijkraad zich niet verzet tegen opheffing van de Paardenmarkt, maar ook van mening is dat daarvoor iets in de plaats komt, waardoor de traditie kan worden voortgezet...

Qua financiële middelen bleek de Wijkraad blij gemaakt met een dode mus. De wethouder van Financiën had een bedrag beschikbaar gesteld net voldoende voor het drukken van een aantal circulaires (red: folders). Het toegestane bedrag zou het nemen van een initiatief niet bevorderen.

De Jaarmarkt

Uiteindelijk wordt er in 1953 pas weer een pril begin gemaakt met een eerste “viering” rondom de 24e juni. Op het programma staat dan “...een bijeenkomst voor Ouden van Dagen en voor leerlingen van de laagste klassen van de scholen, een concert van de gezamenlijke zang- en muziekvereenigingen, een tentoonstelling over Oud-IJsselmonde in het v.m. Raadhuis, sportdemonstraties en een actie van de Winkeliersvereeniging...”.  Dit moet uitgroeien tot een “IJsselmonde-week” die de traditie van de Paardenmarkt gaat overnemen. Helaas wordt er veel tegenwerking vanuit de gemeente ondervonden. Zo weigert B. en W. de vertrektijden van de veerdienst IJsselmonde te verlengen na 21:30 uur en krijgen winkeliers geen toestemming om hun winkels langer open te houden. In 1954 werd er wederom na veel reuring in Wijkraad en gemeente een “Paardenmarkt-dag” gehouden. Deze maal werd de dag geopend met de ontvangst van 140 oud-IJsselmondenaren, waarmee eigenlijk de grootste traditie van de paardenmarkt werd ingezet, die van “reünie” van (oud) bewoners, kennissen en familieleden.

In de jaren vijftig en zestig ontwikkelt de ‘IJsselmonde-week” zich meer en meer als een echte Jaarmarkt met kraampjes en begeleidende evenementen.

Herstel van de Paardenmarkt

De IJsselmondenaren blijven echter een enorme heimwee hebben naar ‘hun’ Paardenmarkt en hebben het ‘de’ Wijkraad nog steeds niet vergeven dat zij zich niet sterker hebben gemaakt om de aloude traditie in IJsselmonde te behouden.

In het begin van de jaren zeventig komt de winkeliersvereniging en een aantal gedreven bewoners al bijeen en wisselen van gedachte over het herstellen van die aloude IJsselmondse traditie. Uiteindelijk wordt De Stichting Oud-IJsselmonde opgericht en deze besluit om in 1978 voor het eerst sinds 1951 weer een traditionele Paardenmarkt te organiseren. Op 28 juni 1978 worden er om zes uur ‘s ochtends weer paarden aangevoerd op IJsselmonde, deze keer niet alleen voor de handel maar ook voor de ponywedstrijden en voor de wedstrijden met de aangespannen Tilbury’s en een ringrijderij.

Verder wordt de dag aangekleed met een braderie van ruim 130 kramen en vinden er tal van evenementen plaats. Zo is er een wielerronde voor amateurs, een talentenwedstrijd en staat er op het Hoofd een feesttent die plek biedt aan wel 600 personen. Ook is de Adriaen Janszkerk, het beeldicoon van IJsselmonde sinds de sloop van het kasteel in 1900, geopend en toegankelijk voor bezoekers.

Op 28 juni 2017 vindt alweer de 40ste editie plaats sinds die heugelijke dag in 1978, een jubileum om bij stil te staan!

Impressie Paardenmarkt, foto's van Jan Plaisier en Gijs den Hartog:

  Krantenknipsel uit het Vrije Volk over de opheffing van de Paardenmarkt:

Krantenknipsels uit het Vrije volk over de jaarmarkt/paardenmarktdag/-week:

Geschiedenis
Previous reading
De 40e Paardenmarkt sinds de herstart in 1978
Next reading
DVD De Tienden van ’t Oost Ambacht van IJsselmonde