Een boef van Zuid en de bankoverval op IJsselmonde
De bankoverval op de Boerenleenbank aan de Smeetslandselagedijk
door Marcel Verhoef
Oorspronkelijk gepubliceerd in Streekarchief Eiland IJsselmonde Kwartaalbericht Voorjaar 2021 (jaargang 36, nummer 1)
De Smeetslandsedijk
Als we het tegenwoordig hebben over de Smeetslandsedijk dan denkt iedereen in IJsselmonde aan dat kleine stukje dijk vanaf de kruising Slinge/Dordtsestraatweg naar de Ogiersingel, die de grens vormt tussen Lombardijen en Vreewijk. In naam loopt de Smeetslandsedijk nog een stukje door langs het voormalige Smeetsland tot aan de Molenvliet, maar dat stuk is nu nog nauwelijks een dijk te noemen.
Op oude kaarten is nog goed te zien dat de Smeetslandsedijk (ook wel de Smeetslandselagedijk genoemd) vroeger in het verlengde van de Lage dijk doorliep over wat nu de Laagjes heet richting de wijk Reijeroord (wisselend als Reijeroord en Reyeroord geschreven) en daar samenkwam met het Kerkdijkje (tegenwoordig gesplitst in de Noorder- en Zuiderkerkedijk), de Oostpolderdijk en de Hordijk.
Je kunt het je bijna niet meer voorstellen, maar nog niet zo heel lang geleden was IJsselmonde voor het grootste gedeelte een uitgestrekt polderlandschap met haar kenmerkende dijken en de lintbebouwing daarlangs. Een klein stukje van de oorspronkelijke bebouwing aan de Smeetslandsedijk is nog bewaard gebleven op de kop van de Reyerdijk. Vanaf de kruising met de Kreekhuizerlaan tot aan de Zuiderkerkedijk vindt men nog acht panden uit het begin van de 20e eeuw.
Een bijzonder pand is het huis op nummer 117 aan de Reyerdijk. Voor de verstedelijking in de jaren '60 was het adres van dit pand tot 3 juli 1967, Smeetslandsedijk 17. In het souterrain was jarenlang een filiaal van de Boerenleenbank gevestigd. Tot op de dag van vandaag is de zware kluisdeur van de bank nog te bewonderen in het benedenhuis.
De Boerenleenbank
Sinds begin van de vorige eeuw, 1931 om precies te zijn, was de Boerenleenbank gevestigd op de Smeetslandsedijk 17. IJsselmonde, met haar uitgestrekte polders, was een gebied vol met agrarische bedrijvigheid, dus de vestiging van een filiaal van deze bank in IJsselmonde was logisch. Het filiaal van de Boerenleenbank IJsselmonde bleef daar gevestigd tot na haar 50-jarige jubileum in 1966, toen er al plannen waren voor nieuwbouw elders. Die nieuwbouw kwam toen uiteindelijk op het nieuwe Winkelcentrum Keizerswaard, dat in 1969 geopend werd door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus.
Het pand werd in 1931 gebouwd als “geheel woning + kantoorruimte”. Het bovenhuis werd bewoond door de weduwe Hofman, samen met haar vijftienjarige dochter en haar vader.
In 1949 was de “kantoorbediende” van de bank, zoals dat toen nog zo mooi heette, de 45-jarige Arie Florinus Klootwijk 1), die zelf een stukje verder met zijn gezin op de Smeetslandsedijk nummer 79 woonde. De heer Pieter Maarten Vrijlandt, de voorzitter van de Boerenleenbank IJsselmonde, woonde op dezelfde dijk op nummer 234.
Het filiaal aan de Smeetslandsedijk was elke woensdag, vrijdag en zaterdag van 19:00 tot 21:00 uur geopend. De openingstijden waren aangepast aan de werktijden van hun (agrarische) klanten, zodat deze na werk en avondeten nog hun financiële zaken konden regelen. Daar kunnen banken heden ten dage nog eens een voorbeeld aan nemen.
Rechts naast het huis was een trap naar het onderhuis, waar de ingang van de bank zich bevond 2). Achter de toegangsdeur was een kleine wachtruimte gesitueerd met enkele stoelen zodat klanten op hun beurt konden wachten als de bankmedewerker nog bezig was met een andere klant. Naast deze wachtruimte was het kantoortje van de bankbediende met de kluis.
Vanaf het bovenhuis was er nog een trap naar deze kantoorruimte. Mevrouw Hofman verzorgde het bankpersoneel goed en bracht ’s avonds altijd wel een kopje koffie naar beneden.
“Handen omhoog!”
Het was woensdagavond, 14 september 1949, en Arie Klootwijk zat achter zijn bureau te werken. Het was al half negen en het was deze avond vrij rustig geweest. Om negen uur zou de bank sluiten en hij was al aan het opruimen, zodat hij in alle rust dadelijk van zijn kopje koffie kon gaan genieten. Over een tiental minuten zou mevrouw Hofman met de koffie naar beneden komen, daarna was het tijd om af te sluiten en kon hij naar huis.
Er klonk gestommel voor de deur, die openvloog en vier gemaskerde mannen drongen met getrokken pistolen het pand binnen. Eén bleef bij de deur staan en drie drongen het kantoor van Arie binnen en hielden hem onder schot. “Handen omhoog”, klonk het dreigend, het leek wel een film. De overvallers eisten geld van Arie en om hun eis kracht bij te zetten zette één van hen zijn automatisch FN Browning pistool tegen het hoofd van Arie en spande de haan.
Nu was de kluis best groot, maar eigenlijk bestond de inhoud uit meer papier en administratie dan uit geld. Het geld wat voorhanden was in dit filiaal zat in een grote leren tas en die stond meestal in de diepe lade van het bureau van de bankbediende. Kennelijk waren de overvallers hiervan op de hoogte, want één van hen griste de tas uit de lade. Toen zij ervan overtuigd waren dat dit al het geld was, duwden ze Arie de kluis in en probeerden ze de kluis te sluiten. Dit lukte uiteindelijk niet omdat het slot geblokkeerd was. Na nog een scherpe waarschuwing aan Arie om voorlopig niet de kluis uit te komen, snelden de overvallers het pand weer uit. In de verte hoorde Arie een auto wegrijden, de hele overval had nog geen tien minuten geduurd.
Toen Arie na enkele ogenblikken de kluis durfde te verlaten, liep hij de 15-jarige dochter van mevrouw Hofman tegen het lijf, die met de koffie naar beneden kwam. De heer Klootwijk was door het gebeuren zeer aangedaan en met hulp van de bovenbuurvrouw werd de politie gealarmeerd. Na een telefoontje met het hoofdbureau te Rotterdam arriveerde de politie, “wel 10 man sterk in Jeeps en met een overvalwagen en mobilofoons” verrassend snel. Onmiddellijk werd in het kantoor naar vingerafdrukken gezocht en foto’s gemaakt.
Omwonenden hadden verklaard een zwarte auto enige minuten voor het pand te hebben zien staan. De bewoners van het pand boven de bank hadden nog belangstellend naar buiten gekeken, toen zij een auto hoorden stoppen. Omdat dit in deze landelijke, ofschoon aan Rotterdam grenzende gemeente, vrij ongewoon is. Vooral ‘s avonds laat, hier op de dijk, wanneer de bank beneden eigenlijk geen klanten meer heeft. De vader van mevrouw Hopman meende op een kleine, zwarte wagen nog de cijfers 6 en 7 van het nummerbord gezien te hebben. Al vrij snel kon hierdoor een signalement van de vermoedelijke vluchtauto worden verspreid.
Om elf uur ’s avonds sloot de politie het voorlopig onderzoek, dat echter nog geen spoor van de daders had opgeleverd. Wel kon worden vastgesteld dat de auto, waarin de overvallers waren verdwenen, zeer vermoedelijk klein en donkergekleurd was. Bovendien was het een oud model, later bleek het een Citroën te zijn.
De buit bestond uit ƒ 7965,50. Het gestolen geld was aanwezig om uitbetalingen te verrichten, inclusief het geld dat ontvangen was. Het bedrag in de tas bestond uit bankbiljetten van 1000, 100, 50 en 20 gulden, terwijl er ook 9 spaarcertificaten à ƒ 22,50 in zaten. De volgende dag werd dit bedrag bijgesteld naar ƒ 16.000, - (omgerekend en rekening houdend met inflatie door de jaren heen, zou dit nu zo’n €76.000 zijn).
De heer Klootwijk was te onthutst om een nauwkeurig signalement van de daders op te kunnen geven. De mannen hadden hun gezicht bedekt, maar of het een masker of een doek was, kon de kassier niet verklaren.
De volgende dag
Na een goede nachtrust was de heer Klootwijk over de ergste schrik heen en kon hij alsnog een uitgebreide verklaring afleggen:
“De Boerenleenbank ligt aan een stil gedeelte van de Smeetslandsedijk. Gisteravond was de bank, zoals gewoonlijk, open van 7-9 uur. Ik zat rustig aan mijn bureau te werken. Er was verder niemand in het kantoor dat in een souterrain gevestigd is. Om half negen hoorde ik gestommel op de trap, die van buiten naar het kantoor leidt. De deur ging open en ik dacht, zonder dadelijk van mijn werk op te kijken, dat een van de bestuursleden van de bank nog even kwam kijken. Toen ik echter opkeek zag ik een man voor mij, die een beige dameskous over zijn hoofd had getrokken. Ik was eerst verbaasd maar toen ik het pistool in zijn hand zag dat op mij gericht was, dacht ik onmiddellijk: dat is mis, dat is een overval.
De indringer liet daarover ook niet lang twijfel bestaan. Hij kwam op mij toe met de woorden: ‘handen omhoog’. Ik deed het en zag een tweede op dezelfde wijze gemaskerde en gewapende man binnenkomen, kort daarop gevolgd door nog twee mannen met dameskousen over het hoofd. Deze laatsten waren echter niet gewapend. Het viertal was vrij sjofel gekleed en was, naar ’t accent te oordelen, uit Rotterdam afkomstig. Onder de bedreiging met de pistool gaf de eerste man mij bevel, al het aanwezige geld af te geven. In mijn bureau stond een lade open, waarin een zwarte geldtas aanwezig was. Hiervan maakte de man zich dadelijk meester. Er zat ruim ƒ. 16.000 in. Bovendien zaten in de geldtas negen spaarcertificaten met een totale waarde van ƒ. 22,50.
Natuurlijk zochten de mannen ook in de kluis, maar daarin was toevallig geen geld aanwezig. Ik vertel het nu zo rustig, maar alles ging bliksemsnel in zijn werk. Met z’n vieren duwden de overvallers mij in de kluis. Het was hun bedoeling me daarin op te sluiten, maar de ‘heren’ hadden pech, daar het slot geblokkeerd stond. Ik was heel kort gevangen. Toen ik de zware deur weer had opengeduwd, hoorde ik een auto wegrijden, kennelijk een oud beestje, want het kraakte en piepte. De wagen verdween in de richting van het dorp.
Een beetje overstuur liep ik naar de deur, die toegang geeft tot de bovenwoning. Ik deed de deur open en zag daar de oudste dochter van de bewoonster, mevrouw Hofman, met een kopje koffie staan. Zij had eenmaal geklopt, maar geen antwoord gekregen. In de korte tijd dat zij achter de deur stond te wachten, heeft de hele overval zich afgespeeld.
Mijn eerste ingeving was de politie te waarschuwen. Ik belde het hoofdbureau in Rotterdam op “.
De heer Klootwijk was verder van mening, dat de gemaskerde mannen op de hoogte waren geweest van de situatie in het kantoor en ook op hoogte waren van het feit dat juist op woensdagavond doorgaans geen van de bestuursleden een bezoek brachten aan het kantoor.
“De gezichten van de mannen kon ik niet onderscheiden. Ik heb vanochtend een dameskous over mijn gezicht getrokken. Ik kon er best door zien, maar mijn vrouw herkende mij niet…”, aldus Klootwijk.
Op 16 september 1949 werd door de assuradeuren van de bank een beloning van 10% van de buit (ƒ 1600) uitgeloofd aan hen, die aanwijzingen konden verstrekken, welke tot aanhouding van de daders zouden leiden.
Het onderzoek
Het onderzoek naar de overval werd uitgevoerd door de recherche van het politiebureau Sandelingenplein en stond onder leiding van commissaris Van Dop en de hoofdinspecteurs Zock en Lammers. Het moet worden gezegd dat dit onderzoek destijds, zonder camerabeelden, mobiele telefoon-gegevens, DNA sporen en allerhande andere moderne onderzoekmethodes, bewonderenswaardig snel verliep.
Al op 19 september werden enkele verdachten in Rotterdam-Zuid gearresteerd. In hoeverre de verdachten die werden gearresteerd, bij de overval betrokken waren, was nog niet bekend. De politie weigerde initieel elk commentaar in verband met het onderzoek. Deze verdachten werden in ieder geval aan een scherp verhoor onderworpen.
Op 20 september werd de bij de overval gebruikte auto, een kleine grijze wagen, in beslag genomen. Men had de auto zonder chauffeur gehuurd van een garagehouder, die in de Polderlaan te Rotterdam woonachtig is. De man, zijn broer en een chauffeur heeft men kort na de overval gearresteerd, doch men heeft hen later weer op vrije voeten gesteld. Het bleek dat ze niets met de overval te maken hadden. Getuigen hadden de auto inmiddels herkend. De wagen had 's avonds met een enorme vaart over de Smeetslandsedijk gereden. De technische opsporingsdienst had afdrukken van de banden in een zacht weggedeelte voor de bank gevonden en deze kwamen overeen met de afdrukken van de banden onder de in beslag genomen auto.
Van de tien arrestanten waren er de volgende dag alweer een aantal vrijgelaten. De overige verdachten, vijf mannen en een vrouw, werden in bewaring gehouden, aangezien er aanwijzingen waren dat zij wel eens iets met het misdrijf te maken konden hebben. Tot de gearresteerden behoorde o.a. een berucht figuur uit de onderwereld, die de bijnaam “Cor den Bels” droeg en die, hoewel hij nog vrij jong was, een behoorlijk strafregister had. Men nam aan, dat de overval was uitgevoerd door een complot van lieden en het vermoeden was sterk, dat deze vijf gearresteerden tot dit complot behoorden. De gearresteerden zelf, die reeds talrijke malen met de politie in aanraking waren geweest, waren zo gesloten als een bus. Zij ontkenden ook maar iets met de zaak te maken te hebben.
De vraag of Cor den Bels en zijn complotgenoten de daders waren, moest in ieder geval vóór zaterdag 24 september 1949 worden beantwoord. Die dag zou de termijn van de voorlopige hechtenis namelijk verlopen.
De doorbraak
De recherche van het politiebureau Sandelingenplein heeft uitstekend politiewerk verricht. Men kon haarfijn de gangen van één van de hoofddaders Jaap L. nagaan. Deze man was daags na de overval met zijn verloofde Jopie V. naar een dancing aan de Rochussenstraat gegaan, waar hij “grote verteringen had gemaakt”. Hij wilde betalen met een bankbiljet van ƒ. 1.000, -; men kon het evenwel niet wisselen. Hij heeft betaalde toen met kleinere coupures.
Per blokbandauto (taxi) reed het tweetal naar een dancing in het Park te Rotterdam. Ook daar lukte het niet het biljet te wisselen. Ze gingen vervolgens naar een bar in Scheveningen. Daar lukte het evenmin. De tocht werd voortgezet naar Amsterdam. In een nachtbar vroegen ze een kelner het biljet te wisselen. Deze man kon dat niet, maar hij vergezelde ze naar een groot hotel aan het Leidseplein te Amsterdam, waar het bankbiljet uiteindelijk werd gewisseld. In het centrum van Amsterdam hield een agent van politie de blokband aan en de chauffeur vroeg naar zijn nachtvergunning. Het was de chauffeur opgevallen, dat zijn passagiers toen erg waren geschrokken.
“Even zag het er naar uit dat de man uit de auto zou springen, want hij greep naar de knop van het portier”, aldus de taxichauffeur, “Hij bedacht zich evenwel op het laatste moment en bleef rustig zitten”. ’s Nachts was het tweetal in Amsterdam gebleven en de volgende morgen reden ze met dezelfde blokband terug naar Rotterdam. De prijs van de rit bedroeg ƒ 150. Dit bedrag werd betaald en de chauffeur kreeg ook een grote fooi. Later werd het tweetal op de Hillelaan in Rotterdam gearresteerd.
Bij de huiszoeking, bij de 30-jarige C.P. van der B., werd een stuk pakpapier gevonden, waarop twee schetstekeningen voorkwamen. Bij nadere beschouwing stelde de ene tekening de ligging van de bank voor, terwijl de andere een plattegrond was van het souterrain van het pand aan de Smeetslandsedijk, waarin de bank gevestigd was. Maar aangezien de andere bijnaam van “Cor den Bels “ “de zwijgzame” was, kon men hem nog niet tot een bekentenis dwingen.
Uiteindelijk werden de 30-jarige C.P. van der B. (alias Cor den Bels), los werkman, de 40-jarige Jaap L. (J.J. L.), bediende op de grote vaart, zijn verloofde, de 36-jarige verkoopster Jopie V. en de 28-jarige A.B. kaaskoopman, allen afkomstig uit Rotterdam, voor de officier van justitie geleid en overgebracht naar het Huis van Bewaring. De mannen werden ervan verdacht de roofoverval op de Boerenleenbank te IJsselmonde te hebben gepleegd, terwijl de vrouw van medeplichtigheid werd beschuldigd.
Aangenomen werd, dat tijdens de overval een man in de auto was achtergebleven. Ook werd gedacht aan een tipgever, die precies kon mededelen op welke avond het stil was en wanneer er behoorlijk geld bij de kassier kon worden gevonden. De twee arrestanten, die op dat moment nog aan het Sandelingenplein zaten, werden geregeld verhoord. Uit hun verklaringen hoopte men te kunnen vaststellen of de veronderstelling, dat er zes personen bij de brutale overval betrokken waren geweest, juist was.
Tot dusver was het nog nooit gelukt Cor den Bels, die een uitgebreid strafregister had, tot een bekentenis te brengen. Het was wel een zeer merkwaardige omstandigheid, die leidde tot het bekennen van Cor den Bels, die zich ditmaal bij de verhoren bijzonder zenuwachtig had gedragen. Dat was waarschijnlijk het gevolg van het feit, dat de buit ver beneden de verwachtingen van de bandieten was gebleven.
De bandieten hadden nl. verwacht dat er in de lade van de kassier ten minste een bedrag van ƒ. 100.000 zou liggen. De buit bedroeg in totaal slechts ƒ. 8000. De verdachten kregen elk ƒ. 1000, maar ze beschouwden dit min of meer als een “biercentje”.
Over de bekentenis van Cor den Bels, bijgenaamd de Zwijgzame, het volgende: Hij moest worden geconfronteerd met de bankier van de Boerenleenbank. Zes rechercheurs en twee inspecteurs van politie waren bij de confrontatie aanwezig. Men had Cor den Bels echter niet meegedeeld, dat ook de kassier zich in het gezelschap bevond.
“Cor, nu moet je nog eens de kous over je hoofd trekken zoals jullie dat voor de overval hebben gedaan”, zei één van de inspecteurs. “Hé”, zei Den Bels, “komt U nu weer met die vervelende kous aanzetten. Als het nu alleen maar voor politiemensen was, was het niet zo erg niet, maar ik sta nu weer voor gek, want er is ook een burger in het gezelschap”. “Wie is dat dan, Cor?”, vroeg de inspecteur verbaasd. “Wel de kassier daar!”. “Hoe weet jij nu, dat die mijnheer de kassier is van de Boerenleenbank?”. Cor den Bels zweeg, Hij stond te beven op zijn benen en begreep, dat hij door de mand was gevallen. Het duurde toen niet lang of Cor den Bels, die nog nooit een bekentenis voor de politie had afgelegd, volledig bekende. Ook de andere verdachten, vijf in totaal, konden toen niet langer meer ontkennen.
Op 27 september werden nog twee verdachten gearresteerd in verband met de overval op de Boerenleenbank te IJsselmonde, zodat het aantal arrestanten in totaal tot acht was gestegen. Van deze verdachten hadden er zes al een volledige bekentenis afgelegd. Onder hen de beruchte Cor den Bels en één van zijn handlangers, de even beruchte bediende van de grote vaart, Jaap L. Onder de arrestanten bevonden zich verder nog twee mannen van de linker Maasoever, onder wie de chauffeur van de vluchtauto, die van medeplichtigheid verdacht werden en de vrouw Jopie V., de verloofde van Jaap L.
De twee gearresteerde mannen waren de 38-jarige J.C. v.d. B. (buffetbediende) en de 26-jarige J.B. v. R. (chauffeur). De oudste had voor de pistolen gezorgd en de ander voor de later in beslag genomen Citroën. De 48-jarige glazenwasser J. van O. en de 41-jarige kelner A.J. van M. werden ook gearresteerd.
Op 1 oktober werd tenslotte nog de 27-jarige kaasmaker J.W. S. gearresteerd, omdat hij waarschijnlijk de overval (mede) op touw had gezet. In een café aan de linker Maasoever kwam S. in contact met de kelner A.J. van M., die al eerder gearresteerd werd en bekende. Samen bespraken zij de plannen, waarop Van M. er de koopman J. van O. bij haalde. Daarna werd contact gezocht met enkele “zware jongens” en dat waren Cor den Bels en Jaap L. Voordat men de overval pleegde, werd, zoals bekend, een proefrit naar de Smeetslandsedijk gemaakt en daarbij was ook S. aanwezig. Hij had de omgeving verkend en toen hij zag dat de kust veilig was, was hij verdwenen. Hij had de overvallers bij de bank opgewacht. De man bekende ook en verklaarde dat hij ƒ 200 “tipgeld” had ontvangen.
De Sigarettenkraak
Tijdens het onderzoek naar de bankoverval in IJsselmonde kwam ook aan het licht dat Cor den Bels en zijn compagnon Jaap L. een rol hadden gespeeld in de diefstal van 200.000 sigaretten uit het Vrij Entrepot gebouw aan de Stieltjesstraat te Rotterdam. Toen de sigaretten in augustus uit de opslagplaats van de ship chandler Spincic N.V. in het Entrepotgebouw waren verdwenen, waren er veel geruchten over de betrokkenheid van Cor den Bels en Jaap L. Er kon echter niets worden bewezen. De politie kwam wel te weten dat de sigaretten waren vervoerd naar Bleskensgraaf in de Alblasserwaard. Daar woonde toevallig Van K., een familielid van Cor. Dit spoor volgend werd de zaak opgehelderd. Het bleek dat het plan was uitgegaan van Cor den Bels, nadat zijn familielid uit Bleskensgraaf hem verzekerd had, dat hij “niet te lui zou zijn” om in een voorkomend geval een partij sigaretten voor hem in depot te nemen. De chauffeur J.B. v.d. B., die ook bij de latere overval was betrokken, en de kelner J.C. v.d. B. werden ingelicht en op
zaterdag 6 augustus zijn Cor en Jaap de loods Azië binnengedrongen. De vier meter hoge muur rond het Entrepotgebouw, werd “genomen” door een urinoir als “springplank” te gebruiken. Langs een brandladder klommen ze vervolgens naar de tweede etage van de opslagplaats naast het pand Azië. Hoog en droog stonden zij daar op een drempel, die zich aan de buitenmuur van de deur bevond. Jaap forceerde een ruitje, waardoor de klink van de deur kon worden weggenomen. Op de zolder van het pand aangekomen, forceerden ze een tweede deur en bereikten zo een trap die leidde naar een koekoeksraam. Door dit raam te vernielen bereikte het tweetal via het dak een volgend koekoeksraam. Ook dit raam werd vernield en zo konden ze het pand Azië betreden. Via het trappenhuis kregen ze toegang tot de opslagplaats met de sigaretten. De hele nacht en de daaropvolgende zondag bleven ze er rustig bivakkeren. Twintig kisten, die elk 10.000 sigaretten bevatten, sjouwden ze naar het dak en lieten ze aan een touw naar beneden zakken. De kisten werden eerst in een spoorwagon op het terrein verstopt. In de nacht van zondag op maandag belden ze de chauffeur en de kelner op, want die zouden voor het transport zorgen. Met twee taxi’s, in de ene twintig kisten en in de andere de begeleiders, reed men vervolgens naar Bleskensgraaf. De verdeling van de winst was dat de inbrekers per slof ƒ 8,50 zouden krijgen. De expediteurs zouden mochten houden wat zij er meer voor maakten en bovendien kregen zij nog een rokertje voor zichzelf, in totaal zo’n 30.000 sigaretten.
In Den Haag werd de handel van de hand gedaan, waarbij de koopman A.P. O. als financier optrad. Ook hij werd later aangehouden, evenals de kooplieden C.L. G. en F.M. R., twee Hagenaars. De arrestatie van het drietal handelaren nam de politie in Den Haag voor haar rekening.
Rechtszaak en uitspraak
De rechtszaak m.b.t. de bankoverval kwam ’s middags op 21 februari 1950 voor de rechtbank, ’s morgens werd de sigarettenkraak behandeld.
Voor de sigarettenkraak werd tegen Cor den Bels en zijn kompaan Jaap L. hoge straffen geëist, omdat beiden al een aanzienlijke straflijst van 8 vonnissen hadden. De officier van justitie eiste tegen hen een gevangenisstraf van anderhalf jaar zonder aftrek van voorarrest, omdat die voor de bankoverval was geweest. Beide andere handlangers hoorde een half jaar cel tegen zich eisen. Op 7 maart zou er uitspraak worden gedaan.
’s Middags hoorde Cor den Bels nog eens drie-en-een-half jaar tegen zich eisen. Jaap L., de 41-jarige kelner en de 48-jarige koopman hoorden drie jaar tegen zich eisen, terwijl tegen de 36-jarige chauffeur anderhalf jaar werd geëist en tegen de 27-jarige kaasmaker één jaar. Ter zitting hadden alle zeven betrokkenen een volledige bekentenis afgelegd.
Op 7 maart volgde de uitspraak van de rechtbank, Cor, L., de 48-jarige koopman en de 41-jarige kelner werden alle tot drie jaar met aftrek veroordeeld, de 26-jarige chauffeur kreeg één jaar met aftrek, de 38 jarige bedrijfsleider anderhalf jaar met aftrek en de 27-jarige kaasmaker één jaar met aftrek. Cor en L. kregen ook te horen dat ze hier bovenop voor de sigarettenkraak nog één jaar gevangenisstraf kregen. De 28-jarige bedrijfsleider en de 26-jarige chauffeur kregen hiervoor beiden nog een gevangenisstraf van een half jaar.
Jaap ontsnapt!
Jaap L., de kompaan van Cor den Bels, werd overgebracht naar de strafinrichting in Groningen. Lang zou hij daar niet blijven. Op zaterdag 28 juli 1951 klom hij op klaarlichte dag samen met nog drie anderen gevangenen over de meer dan vier meter hoge muur van de gevangenis. Ze ontsnapten omstreeks 12:00 uur, het drukste tijdstip van de dag op de Heereweg (de drukste verkeersweg van Groningen, waaraan de gevangenis ligt).
De gevangen droegen hun werkkleding, zodat ze konden verdwijnen tussen de naar huis terugkerende werklieden. Tot laat in de nacht heeft de politie de omgeving, waaronder het dichtbeboste stadspark, afgezocht. De gevangen waren aan de kant van het Sterrebos over de muur ontsnapt. Overhangende takken daar zorgden ervoor dat de weg vanaf de muur naar beneden niet al te moeilijk was geweest. De gevangenis en de politie stonden nog wel voor een raadsel hoe de vier de hoge muur aan de binnenkant hadden kunnen beklimmen, maar hulp van buitenaf werd niet uitgesloten. Het vermoeden was dat de vier naar het Westen waren gevlucht, omdat zij daar bekenden hebben.
Lang konden ze echter niet genieten van hun herwonnen vrijheid, want op 31 juli werden drie van de ontsnapten opgepakt. Jaap L. bleef voortvluchtig tot 28 september 1951, toen hij tijdens een inbraak in een huis aan de Oranjelaan te Rijswijk door de bewoner werd betrapt. Na een handgemeen ontsnapte hij, maar werd even later op aanwijzingen van voorbijgangers door de politie aangetroffen in een boom, waar hij zijn toevlucht had gezocht.
Cor den Bels
Cornelis Pieter van den Berg werd op Sinterklaasavond, 5 december 1919 te Rotterdam geboren als zoon van de Piet(er) van den Berg en Adriana Jacoba van Duffelen. Vader Piet was kabellegger bij de Holland-Amerika Lijn. Op 13 maart 1921 werd broer Gerrit geboren, maar die overleed helaas al 5 vijf maanden later, waardoor Cor enig kind bleef. Cor groeide op in de omgeving van Bloemhof, Hillesluis en op de Katendrechtse Kaap.
Al op heel vroege leeftijd kwam Cor in aanraking met justitie en ontwikkelde hij zich als echte carrière-crimineel. Inbraak en diefstal waren zijn specialiteiten. In 1939, net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de scheiding tussen zijn ouders uitgesproken. Op 16 november 1943 overleed zijn vader Piet op Texel, toen hij daar aan het werk was gesteld door de Duitsers. Dit droevige nieuws bereikte Rotterdam waarschijnlijk pas begin 1944 toen het overlijden aldaar werd ingeschreven.
Cor was zelf ook getrouwd geweest, toen zijn zoon twee jaar was, hield Cor het voor gezien en verdween. Zijn zoon wilde nooit meer iets met hem te maken te hebben. De eerste sporen van de criminele carrière van Cor zijn o.a. te vinden in de arrestantenkaarten uit de oorlog. Cor werd op 7 januari 1944 voor de eerste maal in de oorlog gearresteerd door “groep II” inzake diefstal en op 11 januari weer vrijgelaten. Groep II was de “normale politie”, die zich bezighield met de “gewone” criminaliteit. Cor woonde toen blijkbaar in Bunnik, want op de kaart stond vermeld “Domicilie houdend te Bunnik”. Cor was op dat moment al varensgezel en woonde kennelijk niet (meer) bij zijn moeder. Op 16 juni werd hij opnieuw gearresteerd door groep II en op 21 juni overgebracht naar het huis van bewaring. Hij slaagde erin te ontsnappen, getuige de aantekening “ontvlucht uit strafgev.[angenis]” op de betreffende arrestantenkaart. Ook toen al kon hij niet lang van zijn herwonnen vrijheid genieten, want op 1 november werd hij alweer opgepakt en op 9 november opnieuw overgebracht naar het huis van bewaring, ditmaal met de aantekening “Opgelet: wil vluchten!”. Op 3 juni 1945 was hij blijkbaar weer op vrije voeten en woonde inmiddels weer in Rotterdam, waar hij opnieuw werd aangehouden en op 12 juni 1945 weer huiswaarts gestuurd. Na de oorlog werd Cor een goede klant van justitie, de bajes was voor Cor als een weerhuisje, erin en eruit. Vanaf 1947 was hij regelmatig te gast in de penitentiaire inrichtingen van Groningen, Leeuwarden, Haarlem, Den Haag en Almelo.
Cor had ook in Brussel gewoond en was in België actief geweest, vandaar zijn bijnaam: “Den Bels”, de Belg. Voor een brandkastkraak in Brugge in 1978 wilde de Belgische politie hem nog steeds graag spreken. De kraak in Lokeren en een overval op een postkantoor stonden toen al op zijn naam.
Cor stond bekend als een goede “brander” en “gaatjesboorder”. De Rotterdammer Jan P. bijgenaamd “de flessenman”, die acetyleen, zuurstof, snijknoppen en knabbelscharen leverde, kende Cor nog wel. “Cor was goed in het openbranden van kluisdeuren en het gaatjes boren voor het hang en sluitwerk, maar hij was evenmin vies van andersoortige klussen, klein of groot”. Jan: “Voor een paar rekken kekke leren jasjes uit een vrachtwagen, of een partijtje van tweeduizend pakken koffie uit een container was hij ook wel te vinden”.
Cor bleek sowieso heel erg geïnteresseerd in containers. In zijn Rotterdamse tijd zwierf hij graag door de havens. Containers waren heel wat makkelijker dan een brandkast. Ze stonden vaak buiten en ze waren van blik. Cor vond blik niet naar, blik kon je knippen.
Cor had slechts één nadeel, hij had geen rijbewijs. Hij was dus altijd op ten minste één maat aangewezen.
Van Cor kwam het idee om vertegenwoordigers in horloges en juwelen “af te leggen” op hun routes door het land. Die reden in slecht beveiligde auto's. Er zat wel een beter slot op de kofferbak en soms was er een primitieve alarm installatie aangebracht, maar niemand dacht aan de bodem van de kofferbak! Wanneer de vertegenwoordiger vredig sliep bij een der Van der Valkjes, of gewoon nog thuis, “knabbelde” Cor de bodem uit de kofferbak en ging er met de koffers gevuld met monsters en proefmodellen vandoor. Klein bier, dat wel, maar het was toch mooi meegenomen.
Ongeveer in juli 1955 kwam Cor den Bels, na het uitzitten van zijn celstraf voor de overval te IJsselmonde en met enkele maanden gratie weer vrij. Erg lang heeft Cor weer niet van zijn vrijheid kunnen genieten. Tijdens een inbraak in een garagebedrijf in Zwijndrecht werd hij op 21 september 1955 samen met een zekere C.R. door de politie in deze gemeente opgepakt.
Nadat de twee zich toegang tot het bedrijf hadden verschaft, waren de twee bezig met het vergaren van door hen begeerde spullen. Een omwonende rook echter onraad en ging op onderzoek uit. De twee inbrekers werden op heterdaad betrapt en gingen er direct vandoor. Intussen was echter de Zwijndrechtse politie ook al gewaarschuwd en na een wilde achtervolging konden zij Cor den Bels aanhouden. Zijn handlanger had de wijk naar Rotterdam-Zuid genomen en daar onderdak gevonden bij een vriendin in Hillesluis. Daar werd ook hij later in de nacht door de Rotterdamse politie aangehouden.
Pas in 1974 kwam Cor den Bels weer in beeld. Op 11 juli van dat jaar werd hij voor de zoveelste keer door de rechtbank in Rotterdam tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld. Tot die tijd had hij in totaal al 23 jaar in verschillende gevangenissen doorgebracht. In de nacht van 20 december 1973 werd de brandkast van het postkantoor in Lokeren (België) gekraakt en werd er 6,5 miljoen frank buitgemaakt. Cor had in zijn leven slechts éénmaal bekend en bleef tot het laatste moment zijn betrokkenheid ontkennen. Het bewijs was echter te overtuigend, dus verdween hij weer achter de tralies.
Een roemloos einde
Cor haalde in 1980 voor het laatst het nieuws. De 60-jarige Rotterdammer en “gepensioneerd inbreker” woonde inmiddels in het Friese Ried, waar hij in de Dr. Vitus Ringerstraat op nummer 19 een kleine bejaardenwoning had betrokken. Tien dagen na zijn zestigste verjaardag, op 15 december 1979 werd hij de nieuwe buurman in het kleine dorp, nadat hij eerst woonachtig was in Tzummarum. Bij de aanvraag van zijn uitkering bij de sociale dienst in Franeker had hij als
beroep opgegeven “inbreker in ruste”, misschien een teken dat hij de criminaliteit eindelijk vaarwel had gezegd. Cor dronk veel, maar was de buren verder weinig tot last. Hij was door zijn zonderlinge gedrag bij hen echter niet bijzonder geliefd. Uiteindelijk zou niet de drank, maar een kogel hem de das om doen.
Op de ochtend van 30 maart zag een buurjongetje zijn ontzielde lichaam door het raam liggen. Toen de gealarmeerde politie ter plaatse kwam stonden er al zo’n twintig buren bij de buren op nummer 15 voor de deur. In een dorp van zo’n 900 inwoners ging een dergelijk nieuwtje snel rond. Cor was getroffen in de hartstreek door een enkel schot van het kaliber .20. Later bleek dat hij in de nacht van zaterdag op zondag rond half drie moest zijn neergeschoten.
Zijn zoon, Cor was ooit gehuwd geweest maar toen zijn zoon twee jaar was, ging hij er vandoor, werd de volgende dag door de politie op de hoogte gebracht. Hij werd ook verhoord om zo een idee van het motief te krijgen, aangezien de politie daaromtrent in het duister tastte. Op 1 april 1980 leek de politie een spoor te hebben en werd er in het Van Harinxmakanaal gedregd. Dit leverde verder niets op, zodat dit spoor ook opdroogde. Later viste een inwoner nog een lege wapenkoffer op uit het kanaal, maar dat leverde verder ook geen sporen op.
Geruchten en verhalen waren er genoeg. Het was een afrekening uit het verleden. Cor was omgelegd door een huurmoordenaar. Een ruzie met de lokale kroegbaas was Cor fataal geworden, je kon het zo gek niet noemen of het passeerde wel de revue. Alle aanwijzingen werden door de politie nagelopen, maar de moord op Cor den Bels is tot op heden onopgelost gebleven.
Over de doden niets dan goeds
Op zaterdag 5 april 1980 pakte het Algemeen Dagblad nog één keer uit met het artikel “Cor den Bels, de keurige kraker”. De toen 80-jarige Arie Klootwijk dacht daar waarschijnlijk wel anders over. In het artikel vertelt hij dat hij het zich nog moment voor moment kon herinneren en wist ook nog dat het Algemeen Dagblad binnen een half uur bij hem aan de Smeetslandsedijk voor de deur stond.
Cor den Bels, werd na zijn onfortuinlijke dood in Friesland een legende. In de kroegen op Rotterdam-Zuid verhaalden de stamgasten over zijn wapenfeiten. Onnavolgbare brandkastkraker, 25-jarig jubileum als bajesklant en één van de legendes van het oude Katendrecht met zijn messentrekkers, pooiers, kroegbazen en -bazinnen, autodieven en inbrekers met tragische levens, maar die op de Kaap er vrolijk op los leefden.
De oude Katendrechters kenden Cor als een gulle man, die als hij geld had het graag uit- en weggaf. Iedereen kon altijd wel een pilsje van hem krijgen. Een oude agent wist te vertellen dat Cor een echte boef van de oude stempel was. Die alles tot op het naadje uitzocht, voordat hij zijn slag sloeg. Als het dan wel eens fout ging, zei hij nooit een woord over zijn handlangers en legde nooit een bekentenis af (behalve dan die ene keer na IJsselmonde).
Helemaal wars van geweld was hij dan ook weer niet wist deze agent nog te vertellen. Hij had wel eens liggen “rollenbollen” met Cor toen hij hem op wilde pakken. Maar indertijd kwamen er nooit wapens aan te pas. Ook zijn ruzies werden op Katendrechtse wijze beslecht. Bij een meningsverschil met een andere bekende van de Kaap, de kemphaan Johannes K., werden beide heren op het Kaapse politiebureautje ontboden en even onder vier ogen gelaten. De indertijd dienstdoende agent: “Toen we terugkwamen lag ‘Den Bels’ klemgeslagen in het gootsteenkastje, Johannes K. bleek toch wat sterker”.
Allemaal mooie verhalen, maar zoals het vaak bij dit soort legendarische figuren ging, erg weinig verhalen over de vroegste jaren. Een oude wijkagent, die in dezelfde buurt als Cor was opgegroeid wist nog te vertellen dat Cor als jongen van 12 en 13 jaar al eeuwig aan het gokken was. Met kaarten en zo, hoewel hij verder uit een keurig gezin kwam. Allemaal klein bier zogezegd, totdat de overval in IJsselmonde kwam.
Maar zoals dat wel vaker gebeurde in die tijd, had de politie al snel vermoedens omtrent de daders, omdat deze uitgebreid aan het vieren waren geslagen en veel, heel veel mensen mochten meegenieten.
De veertig verdwenen bontjassen uit de winkel De Prijsbreker, in die tijd een forse buit, veroorzaakte ook een sensatie in de Maasstad. Ook de inbraak bij juwelier Siebel zal voortleven in de legende van Cor. In het aanpalende Beursrestaurant beschikten de beursklanten over een hele batterij aan geluidsdichte telefooncellen. Deze bevonden zich tegen dezelfde muur waarachter de kostbaarheden van de juwelier lagen. De inbreker kon, toen het restaurant leeg kwam te staan, op zijn dooie gemak in de cellen gaan hakken, zonder dat het geluid door passanten werd opgemerkt. Van de buit wist zo’n beetje iedereen op de Kaap dat die lag begraven op een camping in Zeeland.
In België wisten ze zich Cor den Bels ook nog te herinneren. “Zeer groot vakwerk”, noemde de directeur van het plaatselijk PTT-kantoor in de gemeente Lokeren de diefstal van 6,5 miljoen Belgische franken uit zijn toenmalige kluis.
Vriend en vijand waren het er wel over eens: Cor was een zeer groot vakman op het inbrekersgebied. Die verering werd echter in IJsselmonde met een flinke dosis scepsis bekeken, zeker in huize Van Kootwijk.
Noten:
1) Bij KB van 21-06-1973 werd de naam “Klootwijk” officieel gewijzigd in “Van Kootwijk”.
2) Tegenwoordig zit dat trapje er nog, maar is de deur na een verbouwing nu een blinde deur en niet meer toegankelijk.
Bronnen:
- Pandkaarten Rotterdam (Reyerdijk 117) blad 1; blad 2
- Het Vrije Volk, 15, 16, 20, 21, 22, 24 en 28 september 1949
- Het Vrije Volk, 1 en 21 oktober 1949
- Het Vrije Volk, 3, 21 en 22 februari 1950
- Het Vrije Volk, 7 maart 1950
- Verschillende andere kranten, w.o. Nieuwsblad van het Noorden, Groninger Courant, Leeuwarder Courant, het Algemeen Handelblad, Trouw en de Tijd.
- Prijzen toen en nu, website CBS
- “De laatste grote slag van Cor den Bels”, in Sterke Verhalen door Ton van Dijk, Nijgh & van Ditmar, Amsterdam 2012
- Een speciaal woord van dank aan de fam. P. de Jong, de huidige bewoners van de “boerenleenbank”, voor hun gastvrijheid, de foto’s en de verhalen.
Kwartierstaten:
Cor den Bels
Arie Florinus Klootwijk (van Kootwijk)