"Wie heeft er altijd het laatste woord? Feyenoord!"

 

Dé voetbaltempel op Rotterdam Zuid is natuurlijk het Feyenoordstadion, in de volksmond "De Kuip" geheten. In 1935 werd er begonnen met de bouw van het stadion en op 27 maart 1937 werd het stadion officieel geopend. De historie van het voetbalstadion is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de club die al sinds de opening haar wedstrijden daar speelt, de Rotterdamse voetbalclub Feyenoord.

"De Put"

Wilhelmina (1908-1909)
Gerard Muller, Mees Weber en Kees van Baaren in 1908/1909 in een shirt van Wilhelmina.

Op 19 juli 1908 werd in het koffiehuis 'de Vereeniging' van de eigenaar Jacques Keizer de voetbalclub 'Wilhelmina' opgericht door Kees van Baaren, Gerard van Leerdam, Henk Mulder en Nico Struijs. De naam van de club was een verwijzing naar de Wilhelminakerk. Op het plein voor deze kerk werd door de oprichters namelijk veelvuldig gevoetbald met andere jongens uit de wijk Feijenoord. Hier woonden voornamelijk arbeidersgezinnen die het niet breed hadden en waarvoor sport een luxe was.

Het contrast met de rijke "eliteclubs" uit de stad, zoals Sparta en Concordia, was daarom groot. Hier is dan ook direct vanaf de oprichting het fundament is gelegd voor de volksclub die Feyenoord is geworden. Er werd gekozen voor het opgespoten terrein 'De Put' tussen Afrikaanderplein en de Groene Hilledijk om de wedstrijden te spelen. De eerste wedstrijd die er werd gespeeld was tegen Be Quick, die met 2-1 werd gewonnen.

Celeritas (1909-1912)

In 1909 werd besloten de club in te schrijven in de regionale voetbalcompetitie van de Rotterdamsche Voetbalbond (RVB). Wilhelmina was inmiddels gefuseerd met 'Volharding' en ging verder onder de naam Hillesluis-Feijenoord-Combinatie (H.F.C.). Aangezien er al een club was met deze afkorting (nu Koninklijke HFC) moest de naam wederom veranderd worden. Dit werd uiteindelijk 'Celeritas' zodat deelgenomen kon worden in de Tweede Klasse B. De eerste competitiewedstrijd onder de naam Celeritas werd gespeeld op 5 december 1909 tegen Advendo en gewonnen met 5-2.

Feyenoord (1912-heden)
Feijenoord voetbalt in "de Put" aan het Afrikaanderplein

In de jaren '10 werd de basis gelegd voor de club om zich te vestigen in de landelijke top. De eerste belangrijke stappen werden gezet in de eerste twee seizoenen van dit decennium. In het seizoen 1910/11 werd promotie naar de Eerste Klasse van de RVB afgedwongen waarna in het daaropvolgende seizoen promotie een feit werd vanuit de RVB naar de Derde Klasse van de Nederlandse Voetbalbond (NVB). Wederom was al een club met dezelfde naam ingeschreven in de competitie, namelijk RVC Celeritas uit Rijswijk. Zodoende werd op 7 juli 1912 besloten dat de club verder ging onder de naam R.V.V. (Rotterdamse Voetbal Vereniging) Feijenoord. Tegelijkertijd kreeg het de rood-witte shirts met zwarte broek en zwarte kousen, zoals we het Feyenoord-tenue nu nog steeds kennen.

De volkstuin aan het Afrikaanderplein (collectie Stadsarchief Rotterdam).

Hoewel Nederland neutraal bleef in de Eerste Wereldoorlog, zorgde die oorlog wel voor veel voedseltekorten. Ook in Rotterdam was er in die periode veel honger en ging het voedsel op de bon. Het stadsbestuur wees veel gebieden aan als "volkstuin" om de groeiende voedseltekorten nog enigszins het hoofd te bieden. Ook het Afrikaanderplein ontsnapte daar niet aan en het voetbalveld transformeerde medio 1917 in een echt knollenveld. Gelukkig was de verhuizing naar een nieuw stadion aan de Kromme Zandweg aanstaande. Het nieuwe onderkomen bood plaats aan wel 22.000 toeschouwers, een ongekend aantal in die tijd.

Aan de Kromme Zandweg

Het Stadion aan de Kromme Zandweg

In het seizoen 1917/18 werd er, na promotie, gespeeld in de Eerste Klasse B. De promotie ging hand-in-hand met de verhuizing naar het nieuwe terrein aan de Kromme Zandweg op de hoek van de Dordtsestraatweg. Het stadion werd geopend op 26 augustus 1917. Initieel was het plan een openingswedstrijd te organiseren tegen stadsgenoten Sparta Rotterdam of V.O.C., maar beide clubs gaven aan verhinderd te zijn. Zodoende werd - wederom - de openingswedstrijd gespeeld tegen Be Quick uit Zutphen die ditmaal door Feijenoord met 2-3 werd verloren.

In de jaren 20 kwamen de eerste successen voor Feijenoord op landelijk niveau. Door de enorme toestroom van publiek aan de Kromme Zandweg daardoor, ontstond het idee een nieuw stadion te bouwen. De eerste berichten over plannen voor nieuw stadion lekken al in het begin van de jaren 30 uit als blijkt dat door ruimtegebrek in het stadion aan de Kromme Zandweg uitgeweken moet worden naar Het Kasteel voor de wedstrijd tegen Ajax in de kampioenscompetitie. De populariteit van de club werd ook zichtbaar in de ledenaantallen. Waar de club in 1921 nog ongeveer 100 leden had, was dit in 1930 gegroeid naar 451 leden om vervolgens tegen het einde van de jaren '30 bijna de 800 leden te bereiken.

IJ of Y?

Europacup I winst in 1970

Na een groot aantal successen in eigen land gloorde Europees voetbal. Grote Europese ploegen kwamen naar Rotterdam en Feijenoord ging naar het buitenland om zich te meten met de voetbalgiganten. In 1963 behaalde Feijenoord zelfs de halve finale tegen Benfica Lissabon. Helaas werd Feijenoord uitgeschakeld en viel de finale in de soep. In 1970 was het wél raak, Feijenoord won de Europa Cup 1. Celtic werd in Milaan verslagen door een late goal van Ove Kindvall. Hierna wonnen ze ook nog eens de wereldbeker van Estudiantes uit Argentinië. Feijenoord was opeens een ploeg waar heel de wereld rekening mee hield en had haar naam gevestigd.

Klik op het logo om alle logo's te zien

En in die naamsbekendheid zat het hem. Probeer Britten, Spanjaarden en Italianen maar eens uit te leggen hoe je Feijenoord met een lange ij uitspreekt. Daar is geen beginnen aan. Daarom werd in 1971, een jaar na de winst van de Europacup I, besloten de naam officieel te veranderen naar "SC Feyenoord". Feyenoord is voor buitenlanders nou eenmaal veel makkelijker uit te spreken. Hiervoor werden overigens de IJ en Y al wisselend gebruikt in de verschillende logo's van de club, maar de officiële naam van de club luidde tot aan 1971 nog altijd "Feijenoord". In 1978 werd de naam nogmaals veranderd en werd het "Feyenoord Rotterdam", omdat toen ook de amateurvereniging onder dezelfde club viel. Sindsdien is de naam niet meer veranderd.

De eerste plannen

Leendert (Leen) van Zandvliet (1889-1948)

Volgens de overlevering begon de geschiedenis van De Kuip in de winter van 1931. Leen van Zandvliet (1889-1948), de toenmalig voorzitter van Feyenoord, zou toen op een ochtend hebben geschreeuwd:

Ik heb het, ik heb het!

Hij was zojuist wakker geworden uit een droom waarin hij het ideale stadion had gezien. Hij tekende zijn idee direct in een kladblok.

De clubman had al lang gebroed op een goed plan voor een nieuw onderkomen voor zijn club. Dit nieuwe stadion moest plek bieden aan tussen de 60.000 en 75.000 toeschouwers en een ogenschijnlijk loshangende tweede ring krijgen, zodat toeschouwers vrij zicht hielden op het speelveld. Niet alleen Feyenoord moest er zijn thuiswedstrijden spelen, maar ook het Nederlands elftal. Van Zandvliet gaf zijn ideeën voor het eerst weer in een interview in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 20 april 1931. De reacties waren niet onverdeeld positief. Aan de financiële haalbaarheid wordt hardop getwijfeld. 

In april 1931 werd in verschillende kranten over de plannen van de voorzitter bericht. Op 20 april 1931 schreef de krant Het Vaderland al dat een luxueus stadion zoals in Amsterdam was gebouwd (De Meer) niet nodig zou zijn. In plaats daarvan kon men af met: “…een zeer eenvoudig stadion, in hoofdzaak van beton, dat slechts ten deele overdekt behoeft te zijn. Men moet daarbij in alle opzichten aan de practische bruikbaarheid denken en niet aan uiterlijk schoon. Groote velden in Engeland – wij denken bijvoorbeeld aan Stanford Bridge – zijn verre van fraai, integendeel, zij zijn leelijk, maar zij voldoen aan een behoefte, daar zijn meer dan 60.000 menschen gemakkelijk kunnen bergen.” 

Artikel Rotterdamsch Dagblad (31-3-1932)

Op 31 maart 1932 schreef het Rotterdamsch Nieuwsblad zelfs over een stadion voor wel 100.000 bezoekers met een vliegveld ernaast omdat het sportvliegen populair werd en aanlegmasten voor luchtschepen omdat de verwachting was dat tijdens het wereldkampioenschap - aan de KNVB toegewezen voor 1933 - veel internationale teams hun elftallen per luchtschip zouden vervoeren. 

Van Zandvliet trok zich overigens weinig aan van alle de kritiek. Op de ledenvergadering van 21 maart 1934 werd het plan aangenomen met 28 tegen- en 127 voorstemmers.

Leendert  van der Vlugt (1894-1936)

In maart 1934 werden architecten Brinkman en Van der Vlugt uitgenodigd door Van Zandvliet om een ontwerp te maken voor een stadion met twee verdiepingen. Eenvoud en zakelijkheid zouden de kern van het ontwerp door Leendert Cornelis van der Vlugt (1894-1936) vormen, overbodige verfraaiingen kwamen er niet aan te pas. Typisch Rotterdams dus.

Hans Brinkman (1902-1949)

Leendert van der Vlugt is overleden op 26 april 1936, hij zou de oplevering van "zijn Stadion" op 23 juli 1936 net niet meer meemaken. Na zijn overlijden neemt zijn compagnon Johannes Andreas Brinkman het karwei voor de resterende periode over.

In mei 1934 werden studiereizen naar diverse stadions in het buitenland gemaakt, om ideeën op te doen en van de ervaringen van anderen te profiteren. Vooral het Arsenal Stadion in Highbury maakte veel indruk. Zij hadden namelijk in 1932 een nieuwe tribune in twee etages gebouwd, zoals Van Zandvliet voor Rotterdam had voorgesteld. In de maanden daarop wordt op het architectenbureau het plan getekend.

Eind 1934 wordt contact gezocht met Braat constructiewerkplaatsen in Rotterdam voor advies over het ontwerp van de staalconstructie. De architecten beseften dat een voetbalwedstrijd tweemaal drie kwartier duurt met een pauze ertussen. De bezoekers moeten wat te drinken kunnen krijgen. Daarom zijn er zowel onder de lage als onder de hoge tribunes buffetten en toiletten tussen de stalen spanten ingebouwd. Daarnaast dienen er ruimtes te zijn zoals de kleed- en vergaderlokalen, een administratiekantoor, kamers voor de scheidsrechter, de dokter en de politie en een viertal woningen.

Plek en Poen

Naast plannen en ontwerpen, moest er toch ook nog een locatie worden gevonden en moest men de financiering rond zien te krijgen (een terugkerend fenomeen in alle latere (ver)bouwplannen van de stadionclub). Van Zandvliet en de club wilde persé op de linkermaasoever blijven. De geschiedenis en het hart van de club lag daar immers. 

De club richtte zich dus in de eerste plaats op IJsselmonde. Men verzocht de Raad en Burgemeester en wethouders van IJsselmonde om een principiële uitspraak te doen over de vragen: "heeft de Raad bezwaar tegen de beschikbaarstelling van een terrein voor een te bouwen sportstadion, maakt de Raad bezwaar tegen het houden van wedstrijden en oefenspelen op zondag, en welke Vermakelijkheidsbelasting wordt er geheven in IJsselmonde?"

Artikel Rotterdamsch Dagblad (27-6-1932)

Omtrent vraag 1 en 3 was men het snel eens. Tegen het bouwen van een sportstadion in IJsselmonde was geen bezwaar en een vermakelijkheidsbelasting zou in de toekomst 15% van de entreeprijs gaan bedragen. Met betrekking tot de tweede vraag verzandde de Raad in een langdurige discussie, waarna men uiteindelijk in meerderheid verklaarde dan men tegen het sporten op zondag was. De tegenstemmers beriepen zich in hun bezwaar op de ontheiliging van den dag des Heeren en verdwijning van de zondagsrust uit de gemeente. Het Rotterdamsch dagblad berichtte derhalve op maandag 27 juni 1932 "Feijenoord niet naar IJsselmonde".

Artikele Haagsche Courant (13-7-1932)

Hierna wendde de club zich tot de Raad van het nabijgelegen Barendrecht met de twee cruciale vragen: "bent u in principe bereidt toestemming te verlenen tot het bouwen van een sportstadion in de gemeente Barendrecht, op een nader overeen te komen plaats" en "bent u in principe bereidt toestemming te verlenen dat op zondag voetbalwedstrijden en oefenspelen in deze gemeente mogen worden gespeeld"? De Raad van Barendrecht besloot de eerste vraag bevestigend te beantwoorden, maar op de tweede - in grote meerderheid - afwijzend te reageren vanwege principiële bezwaren. Wederom strooide de zondagsrust roet in het eten, de Haagsche Courant schreef daarop in haar editie van woensdag 13 juli 1932, "Feijenoord heeft geen geluk".

Overigens ging gedurende deze periode het onderhoud en een geringe uitbreiding van het complex aan de Kromme Zandweg gewoon door. De gemeente Rotterdam bleek hier minder moeilijk in dan haar kleine, vooral christelijke randgemeenten. Achter het terrein aan de Kromme Zandweg werd het terrein met volkstuintjes vanaf 1 maart 1933 aan Feijenoord verhuurd. Hierdoor kreeg de club de gelegenheid om naast de twee bestaande voetbalvelden nog een drietal oefenvelden aan te leggen.

Van Zandvliet deed op de buitengewone algemene ledenvergadering van 27 juli 1933 waarin dit allemaal werd verkondigd, ook de mededeling "dat dit alles niet wilde zeggen dat het bestuur van Feijenoord het groote doel van de vereeniging - een geheel nieuw complex terreinen - op zijde zal schuiven." Verder deelde Van Zandvliet mede dat "op aandrang van het bestuur van Feijenoord het Gemeentebestuur [van Rotterdam, red.] een commissie heeft benoemd, welke commissie thans, in overleg met Feijenoord, een plan ontworpen heeft, dat aan de Burgemeester en Wethouders is voorgelegd.

Het door hem aangehaalde plan was toen in principe al op 6 juli 1933 goedgekeurd door Burgemeester en Wethouders van Rotterdam. Feijenoord onderzocht nu nog welke kosten aan de bouw van een dergelijk complex verbonden waren en op welke termijn het plan ten uitvoer kon worden gebracht. Tijdens de ALV van 27 juli 1933 liet Van Zandvliet zich wel ontvallen dat de nieuwe locatie op de Linker-Maasoever was, maar wilde hij de exacte locatie nog niet mededelen.

In september werd bekend dat het een terrein aan de Kreekweg betrof, naast de spoorlijn Rotterdam-Dordrecht. Op 30 november 1933 werd het plan behandeld in de gemeenteraad en officieel goedgekeurd. 

Financiering van het hele plan was ook in die tijd nog wel een dingetje. Op woensdag 21 maart 1934 werden er tijdens een Buitengewone Ledenvergadering twee stadionplannen gepresenteerd door de architecten Dudok, Wils, Brinkman en Van der Vlugt. Eén voor de bouw van een stadion voor tenminste 60.000 bezoekers en één voor een stadion van 25.000 à 30.000 bezoekers, maar wel met een ondergrondse fundering zodat op een later tijdstip uitbreiding naar 60.000 bezoekers mogelijk zou zijn. De kosten van het eerste plan bedroegen 1.100.000 gulden en die van het tweede 850.000 gulden. Het bestuur van Feijenoord achtte het kleinere stadion niet exploitabel en ontraadde dit.

De eerste plannen voor de financiering was dat Feijenoord zelf 100.000 gulden zou storten in een nieuw op te richten N.V. "Maatschappij tot Exploitatie van Voetbalterreinen 'Feijenoord'". Het Resterende miljoen zou moeten worden verworven door obligaties van 1.000 gulden elk tegen 3 procent rente uit te geven. De obligaties zouden ook recht geven op een logeplaats. De Rotterdamsche Bankvereeniging deed de toezegging deze obligatielening uit te geven, op voorwaarde dat er een syndicaat zou worden gevormd, die dit miljoen kon garanderen. Er werd besloten een commissie te vormen die zou onderzoeken of de vorming van een dergelijk syndicaat gerealiseerd kon worden. 

D.G. van Beuningen

De Rotterdamse zakenwereld oefende in die jaren grote druk uit op de plaatselijke politiek. Gangmaker was zakenman Daniël George van Beuningen (1877-1955), die op 29 maart 1933 één van de 43 ondertekenaars was van een door Rotterdamse prominenten ondertekende petitie. Daarin werd het gemeentebestuur verzocht Feyenoord niet op te zadelen met de kosten van de wegenaanleg. Andere namen waren onder meer K.P. van der Mandele (vooraanstaand liberaal en bankier) en NRC-sportjournalist H.A. Meerum Terwogt. De inzet van deze ondernemers was niet alleen goed voor het in beweging krijgen van de gemeente Rotterdam, maar ook voor het binnenhalen van de benodigde gelden. De bouwkosten bedroegen inmiddels, volgens de prijsindex van 1936, 1.200.000 gulden. Feyenoord was geen arme club, maar samenwerking met de Rotterdamse zakenwereld was wel een vereiste.

De contacten met bankiers en onderhandelaars verliepen allereerst via de bestuursleden, die zelf in de handel zaten. Ook oprichter en president-directeur van de Steenkolen Handelsvereniging Van Beuningen heeft veel gedaan. Hij toonde zich bereid 100.000 gulden voor te schieten, waarmee aannemer Van Eesteren betaald kon worden. Eerder had Van Beuningen al 600.000 gulden aan de gemeente geleend, zodat het benodigde geld voor de wegenaanleg geregeld was. Tot slot was Van Beuningen de man met de vele contacten in het Rotterdamse sociale, politieke, financiële en culturele leven. Hij gebruikte zijn vriendenkring om vooraanstaande Rotterdammers te interesseren voor de Kuip.

Advertentie uit de Haagsche Courant van 27-5-1935.

Van Beuningen verleende zijn diensten niet omdat hij een voetbalfanaat was. Hij was een zakenman met veel belangstelling voor en betrokkenheid bij zijn stad. Door een grootschalig bouwproject konden werkloze Rotterdammers worden ingezet, de vermakelijkheidsbelasting zou een grote bijdrage leveren aan de gemeentelijke schatkist, bezoekers van wedstrijden bleven in de stad hangen om nog het een en ander te nuttigen, enzovoort. Rotterdam in het algemeen en het zuidelijke deel in het bijzonder kreeg door het stadion een enorme opleving. Dat was waar de zakenman en de voetbalvereniging elkaar hadden gevonden. De minimale overeenkomst tussen de twee partijen, de bouw van een groot en indrukwekkend voetbalstadion, werd optimaal uitgebuit. De ambities van de ene partij en de betrokkenheid van de andere heeft uiteindelijk een tempel van vermaak opgeleverd, waar tot op heden nog steeds gebruik van wordt gemaakt.

De kosten waren dus inmiddels opgelopen tot 1.200.000 gulden. Feijenoord zou 200.000 gulden inbrengen, 200.000 gulden in aandelen en 800.000 gulden in 3 procents obligaties zouden "bij het publiek geplaatst worden". Op 5 februari 1935 bericht de Avondpost dat het publiek reeds voor 700.000 gulden had ingetekend en dat er, met de bijdrage van Feijenoord zelf, al 900.000 gulden bijeen was gebracht. 

Op 1 april 1935 schreef het Leeuwarder Nieuwsblad dat alle benodigde financiën bijeen waren gebracht en dat hiermee de financiële basis van het Stadion gelegd was. Het Algemeen Handelsblad beschreef op 21 mei 1935 nog een nauwkeurig hoe de financiën waren opgebouwd en binnengehaald.

De bouw

Eerste paal door Puck van Heel
Gerardus Henricus "Puck" van Heel

Nu de financiën rond waren liet Van Zandvliet er geen gras over groeien. Al op 16 september 1935 sloeg de aanvoerder van Feyenoord en het Nederlands elftal, Puck van Heel, de eerste paal van het nieuwe stadion in de grond. Hierna zouden nog 578 heipalen volgen die tot 21 meter diep de grond in zouden worden gewerkt. Hierna volgden de 120 spanten die moesten worden geplaatst als draagconstructie voor de tribunes.

J.P. van Eesteren

Als aannemer was de keuze gevallen op Aanneming Maatschappij J.P. van Eesteren B.V. Het bedrijf werd in 1932 opgericht door Jacobus Pieter (Jaap) van Eesteren (1901-1972) uit Alblasserdam. Hij leek de tijd niet mee te hebben. De wereld verkeerde in een recessie, maar bouwen en ondernemen was Jaap niet vreemd: hij stamde uit een familie van aannemers. Hij begon met zes man en een geleende betonmolen. Als het bedrijf amper een paar jaar oud is, neemt J.P. van Eesteren de bouw van het Feijenoord stadion aan.

Van Zandvliet richtte zich nadrukkelijk op de voortgang en zette er flink vaart achter. Telkens wanneer een bouwtekening klaar was, werd direct de opdracht gegeven om met de uitvoering te beginnen. Toen de bouw van het stadion al een aardig eind op weg was, moesten de laatste ontwerptekeningen nog worden gemaakt. Door deze werkwijze werd De Kuip in een recordtempo gebouwd. Op 22 april 1936 wordt met enig ceremonieel de laatste spant van het stadion geplaats.

In juli 1935 liet de NS weten een nieuw station aan te laten leggen ter hoogte van het nieuwe Stadion en dat deze halte geheel los zou komen te staan van de reeds bestaande halte Rotterdam-Zuid. De aannemingsmaatschappij E. Bok zou op 13 januari 1936 aanvangen met de bouw ervan.

Tien maanden na het slaan van de eerste paal door Puck van Heel, wordt het stadion op 23 juli 1936 opgeleverd.

Klaar, maar nu?

De Kuip is klaar voor gebruik, maar kan nog niet worden geopend. De gemeente is in gebreke gebleven bij de aanleg van de toevoerwegen naar het stadion. Al op donderdag 19 september 1935 werd in de gemeenteraad gediscussieerd over het feit of de straataanleg in de omgeving van het nieuwe stadion "Feijenoord" wel of niet zou moeten worden uitgevoerd in het kader van de werkverschaffing. Uitvoering in de werkverschaffing zou de gemeente een bedrag van 140.000 gulden schelen. Wethouder Brautigem wenste echter vast te houden aan zijn principes rondom de werkverschaffing en lag dwars. Er waren in de gemeenteraad verder nog grote twijfels over de bereikbaarheid van het nieuwe stadion, zeker gezien het aantal van 65.000 potentiele bezoekers. De totstandkoming van een tweede oeververbinding was nog onderwerp van studie en de commissie Droogleever Fortuyn moest de regering nog adviseren over de vraag of er een brug of een tunnel moest komen. Discussies over oeververbinding, ontsluiting en financiering lijken van alle tijden te zijn. Uiteindelijk werd er door de gemeenteraad wel positief besloten en werd het plan om wegen naar het nieuwe stadion aan te leggen aangenomen met 35 stemmen voor en 9 tegen. Uitvoering liet echter nog op zich wachten.

Op 28 augustus 1936 bericht De Standaard dat er inmiddels ook was besloten om een "luchtbrug" over het spoorwegemplacement IJsselmonde heen te leggen, tussen de West-Varkenoordseweg en de Kreekweg. Op deze wijze wilde men Vreewijk en Hillesluis beter aan laten sluiten met het nieuwe stadion. Men moet rekening houden dat destijds het Stadion, in de Varkenoordsepolder, vrijwel in de onbewoonde wereld lag. Het spoorwegemplacement IJsselmonde vormde destijd nog een harde grens tussen bewoonde wereld en polder. De bouwkosten van deze luchtbrug waren wel opmerkelijk: ƒ 1.200.000, net zoveel als het stadion had gekost. Dit samen met de vele tonnen die de aanleg van bestrating en het doortrekken van de tramlijnen zouden bedragen, kostte het idee van Van Zandvliet de gemeente Rotterdam inmiddels aardig wat geld.

Springen, stampen en juichen!

Intussen nodigt Van Zandvliet in het najaar van 1936 1.500 mariniers en werklozen uit in De Kuip. Er was wat twijfel gerezen over de draagkracht van de constructie in combinatie met de vele tienduizenden bezoekers. Van Zandvliet wil de zekerheid dat het stadion zou voorzien in de behoeften van de toekomstige bezoekers.

Meten is weten! (Foto: Rotterdamsch Nieuwsblad 21-10-1936)

De 1.500 "vrijwilligers" werden verzocht plaats te nemen op de dubbeldeks zittribunes. Per megafoon kregen ze de opdracht zich als supporters te gedragen en zo uitbundig mogelijk te juichen en te springen. Ondertussen werd de constructie nauwkeurig gemonitord door medewerkers van de gemeente en andere deskundigen. De tribunes hielden het goed. Als beloning kregen de mannen een borrel, een sigaar en een vrijkaartje voor de openingswedstrijd.

Op 15 oktober 1936 werd onder voorzitterschap van D.G. van Beuningen de eerste gewone jaarlijkse vergadering van aandeelhouders van de N.V. Stadion Feijenoord gehouden in de restauratiezaal van het stadion. Op deze vergadering verklaarde van Beuningen, dat: "hoewel het stadion geheel gereed is en de toegangswegen ook zo goed als tot stand zijn gekomen, omtrent een openingsdatum nog niets definitiefs kan worden medegedeeld", de commissarissen van het stadion waren van mening dat "zij toch van mening waren dat aan de opening van het stadion niet mag worden gedacht, alvorens over voldoende parkeergelegenheid voor het bij belangrijke wedstrijden te verwachten groot aantal auto's en autobussen kan worden beschikt". Van Beuningen maakte ook duidelijk dat "het bestuur van het stadion van den aanvang af de overtuiging toegedaan is, dat door de gemeente in de parkeerbehoefte moet worden voorzien". 

Hoewel zelfs de burgemeester [Droogleever Fortuyn, red.] zich al diverse malen positief en welwillend over de parkeerkwestie had uitgelaten, liet de oplossing nog even op zich wachten. Dat leidde tot enkele opmerkelijke krantenkoppen, zoals "Een onbruikbaar stadion" en "Het Stadion Feijenoord, lijders aan parkeer-itis".

Uiteindelijk zou alles toch nog goed komen en op 25 maart 1937 berichtte het Rotterdamsch Nieuwsblad "In naam van Feijenoord, doe open die poort", waarin zij aankondigde dat op zaterdag 27 maart 1937 het Feijenoord stadion dan toch echt eindelijk officieel geopend zou worden!

De opening

Op zaterdag 27 maart 1937 was het moment dan eindelijk aangebroken, de dag waarvan het Algemeen Handelsblad de volgende dag schreef "Het is een groote dag geweest voor Rotterdam; een dag, waarnaar heel sportlievend Rotterdam den laatsten tijd rijkhalzend heeft uitgezien... De opening van het geweldige beton-en-ijzeren gevaarte in Zuid-Rotterdam: het Feijenoord Stadion! Die opening heeft vele duizenden vereend - zij het dan nog niet de volle 60.000 - en die heeft Nederland, sport-Nederland, verrijkt met een sport-arena, welke eenig is in ons land!".

Voorafgaand aan de ceremonie in het nieuwe Feijenoord stadion, was op het oude complex aan de Kromme Zandweg, de Feijenoordvlag met veel eerbetoon gestreken en werd deze via een estafetteloop, door verschillende feijenoordleden naar het nieuwe terrein in de Varkenoordsepolder gebracht. De estafettelopers werden in het nieuwe stadion ontvangen door een erehaag van voetballers in Feijenoord tenue.

mr. P. Drooglever Fortuyn

Toen om 15:00 uur de ceremonie begon, werden eerst - na het hijsen van de Feijenoordvlag - alle elftallen gepresenteerd en volgden hierop de toespraken van mr. T.D. Zijlker, plaatsvervangend voorzitter van de raad van commissarissen van de N.V. Stadion Feijenoord en L. van Zandvliet, de voorzitter van R.V. en A.V. Feijenoord. Hierna was het de beurt aan de burgemeester van Rotterdam, mr. P. Drooglever Fortuyn, die de woorden sprak: "ik moge groote waardering uitspreken jegens allen, die in het tot stand komen van dit machtig bouwwerk hun aandeel hebben gehad. Aan moeilijkheden heeft het niet ontbroken, doch door geduld en volharding hebben de stichters overwonnen. Ik aarzel niet om te verklaren, dat de mannen, die hiertoe het initiatief hebben genomen, zich jegens Rotterdam verdienstelijk hebben gemaakt. Aan hen mijn gelukwenschen met de voltooiing van dit werk en aan de R.V. en A.V. Feijenoord met de nieuwe woning welke zij heden gaat betrekken.", om af te sluiten met de legendarische woorden

"Mogen in dit stadion velen van een eerlijke krachtmeting en goede kameraadschap genieten!".

Het doorknippen van het lint

Na de toespraak van burgemeester Drooglever Fortuyn betrad Jhr. Mr. Dr. J.D.H. de Beaufort, kamerheer in bijzondere dienst van H.M. de Koningin [Wilhelmina, red.] en in haar naam aanwezig, het veld en knipte het door twee voetballers voor de ingang vastgehouden rood-witte lint door, terwijl hij de voor Rotterdam en voor Feijenoord gedenkwaardige woorden sprak:

"In opdracht van Hare Majesteit de Koningin open ik dit stadion!".

Leen Vente

De openingswedstrijd die het Feijenoord stadion echt zou gaan inluiden, R.V. en A.V. Feijenoord tegen Beerschot A.C. [Athletic Club, red.] uit België, zou na al die poespas en praatjes eindelijk gaan beginnen. Want daar ging het de Rotterdammers op de tribunes tenslotte om, voetballen!. De wedstrijd zou door Feijenoord met 5-2 gewonnen worden en Leen Vente ging de geschiedenis in als de man die het eerste doelpunt ooit in het Feijenoord stadion scoorde.


Fragmenten uit het Polygoon journaal over de opening van het Stadion Feijenoord

Bijnaam "De Kuip"

Na de officiële opening van het stadion van Feyenoord op 27 maart 1937, schreef dagblad De Maasbode de volgende dag al over "den machtigen kuip", mogelijk geïnspireerd door de vorm van het gebouw. Op 3 mei 1937 gebruikte De Nieuwe Tilburgsche Courant vergelijkbare woorden in zijn beschrijving van Nederland - België, de eerste interland in het Rotterdamse stadion: "Een heele stadsbevolking van 60.000 zielen in een groote ronde kuip verzameld, het was een machtig gezicht." De Haagsche Courant schreef diezelfde dag: "Het was in het inwendige van de geweldige kuip recht gezellig."

Het nieuwe stadion was machtig en geweldig, daarover waren alle kranten het in 1937 eens. Er werd alleen nog niet kortweg gesproken over De Kuip, maar dat zou in de jaren erna stap voor stap groeien. 

De Kuip (tekening door GovArt)

Op 27 november 1937 blikte Het Limburgsch Dagblad vooruit op de Interland Nederland - Luxemburg in Rotterdam-Zuid: "De belangstelling valt geweldig mee, niet minder dan 50.000 menschen zullen in de Feyenoord-kuip aanwezig zijn." Een week later besprak Het Soerbaijasch Dagblad de wedstrijd tussen Feyenoord en Haarlem, waarbij een enorme mist steeds meer het zicht ontnam: "Er hing zooveel waterdamp in de Feyenoord-kuip, dat er voor de toeschouwers, waar zij ook zaten, geen tien vierkante meter speelveld meer was te onderscheiden."

Zo kreeg het begrip Feyenoord-kuip zijn eerste bekendheid. Volgens Het Twentsch Dagblad van 2 mei 1938 ging er zelfs een dreiging vanuit, omdat ruim een jaar na de opening er nog steeds geen bezoekende club was geweest die daar een wedstrijd had gewonnen van de thuisploeg. "Het Feijenoord-stadion met zijn hoog oprijzende tribunes," schreef de krant, "oefent blijkbaar op de bezoekende clubs een zeer suggestieven invloed uit. Verschillende vereenigingen, welke in Rotterdam speelden, hebben verklaard, dat ze in die 'kuip' hun gewone spel niet konden ontplooien."

Na de Tweede Wereldoorlog breekt De Kuip definitief door als bijnaam van het Rotterdamse stadion. Het Vrije Volk plaatste het op 22 maart 1947 zelfs in de kop van een artikel over de eerste tien jaar van het stadion, weliswaar nog zonder hoofdletter: "'De kuip' ontving meer dan drie millioen gasten". Dat deed de krant op 12 januari 1949 voor de eerste keer. Laten we die dag daarom maar aanhouden als geboorte van "De Kuip", als bijnaam voor een machtig stadion dat op de tegenstander "een suggestieven invloed" uitoefent.

Sporten in de Tweede Wereldoorlog

A. Seys-Inquart
H. von Tschammer und Osten

De eerste verantwoordelijke in het bezette Nederland was Arthur Seyss-Inquart. Op 18 mei 1940 werd hij door Adolf Hitler benoemd als rijkscommissaris (officieel voluit Reichskommissar für die besetzten Niederländischen Gebiete) van het door de Duitsers bezette Nederland. Op 29 mei 1940 werd hij in de Ridderzaal officieel door de Duitse Wehrmachtgeneraals, Nederlandse en Duitse ambtenaren ingehuldigd. De hoogste autoriteit over sportaangelegenheden in het Duitse Rijk, inclusief de veroverde gebieden, was Hans von Tschammer und Osten. Sinds 8 maart 1933 was hij Reichssportleiter, en zou dat blijven tot aan 25 maart 1943 toen hij aan een longontsteking overleed.

Harster (R) in gesprek met Seys-Inquart 

In het najaar van 1940 stelde de Duitse bezetter dr. Hermann Harster aan als Sport- und Pressereferent. Harster - ooit perschef van de Olympische Winterspelen van 1936 - werd dus de hoogste Duitse sport-autoriteit in Nederland. Harster, die zich later distantieert van zijn betrokkenheid toen, doet in de oorlogsjaren gewillig mee aan de opdracht van rijkscommissaris Seyss-Inquart, die vrijwel letterlijk luidt: "Hou de sport rustig, want wie aan sport doet, zondigt niet" ["Wer Sport treibt, sündigt nicht", red.]. Ook ervaringen in Noorwegen weerhielden Seyss-Inquart van nazificering of zuivering, omdat dat daar volledig was mislukt. En - mede dankzij Harster - wordt er aan sport gedaan! Nog nooit is er zoveel publieke belangstelling als juist tijdens de oorlog. De cijfers bewijzen het. Terwijl er in 1940 nog maar 4 miljoen toeschouwers op de tribunes zaten, is dat drie jaar later al verdubbeld tot ruim 8 miljoen. De voetbalwedstrijden trokken volle stadions, de wielrenners hadden nog nooit voor zoveel publiek gereden en met de andere sporten is het al niet anders. De sportbeoefenaars zelf hebben dan ook weinig behoefte om te stoppen. Sommigen gaan zelfs naar Duitsland om er vette premies te verdienen als wielrenner of bokser. Slechts een enkeling doet niet mee en zegt de sport bij het begin van de oorlog vaarwel. Het zijn vaak dezelfde die al in 1936 weigerden om naar de Spelen van Berlijn te gaan.

J. van Dam

Er werden wel een aantal verordeningen en maatregelen afgekondigd die betrekking had op de sportwereld. Gepoogd werd de sporters en de verenigingen onder controle te krijgen, en de joodse sporter te isoleren, uit te sluiten en te deporteren. In november 1940 werd Verordening 211 afgekondigd. Daarin werd gesteld dat de zorg voor de lichamelijke opvoeding officieel aan de overheid werd overgedragen. Meteen daarna werkten Nederlandse ambtenaren onder Duits toezicht deze verordening uit om concreet gestalte te geven aan het onderbrengen van sport en lichamelijke opvoeding bij Opvoeding, Wetenschappen en Kultuurbescherming (OWK). In november 1940 werd prof.dr. J. van Dam (1896-1979) secretaris-generaal van het departement van OWK. Van Dam kreeg daardoor ook de zeggenschap over het Nederlandse sportbeleid, vooral sinds dat officiële staatsbemoeienis werd. Voordat Van Dam benoemd werd had G.A. van Poelje deze post bezet, totdat deze door de Duitsers werd gearresteerd.

Op 27 mei 1941 resulteerde dit verder in Verordening 103. De sportbeoefening werd nu definitief de verantwoordelijkheid van het departement van OWK. Over de belangrijkste aangelegenheden (organisatie, de voorwaarden waaronder gesport mocht worden en de wijze waarop dat gebeurde) sprak de secretaris-generaal zich uit. Zij die de bevelen negeerden of overtraden riskeerden schorsingen dan wel uitsluitingen. Tot slot werd een College van Gevolmachtigden ingesteld, dat de secretaris-generaal ondersteunde.

Terwijl gewerkt werd aan de verordening die sport en lichamelijke opvoeding tot overheidsbeleid promoveerde, was een ander bevel uitgevaardigd. Het Commissariaat voor de Verenigingen van personen en stichtingen zonder economisch doel kondigde op 25 maart 1941 Verordening 145-50 af. Alle verenigingen die onder de hoede vielen van het Commissariaat, en dat waren alle voetbalverenigingen, dienden voortaan "regelmatig een exemplaar van haar verenigingsblad, verenigingstijdschrift of mededelingenblad [te] zenden aan zijn bureau. (...) Clubbestuurders die niet in moeilijkheden willen komen, dienen met deze bepaling rekening te houden". In augustus 1941 werd een totaal verschijningsverbod opgelegd, waarbij de clubs die aangesloten waren bij de officieel erkende bonden werden uitgezonderd.

Duitsers op het voorplein van Stadion Feijenoord

In september van dat jaar verbood Van Dam de verenigingen, die niet aangesloten waren bij een leidende sportbond, wedstrijden te organiseren buiten eigen verenigingsverband. Precies een jaar later vaardigde de secretaris-generaal de beschikkingen 1695 en 1696 uit. Daarin stond dat de niet-aangesloten verenigingen ook niet meer in clubverband de sport mochten bedrijven. Alleen de clubs die aangesloten waren bij een erkende bond konden nog activiteiten ontplooien. In dezelfde maand kregen de niet-aangesloten verenigingen twintig dagen de tijd zich aan te sluiten bij een erkende bond. Indien dat niet gebeurde werd de organisatie ontbonden.

Het College van Gevolmachtigden besloot in februari 1942 dat "in geen enkele sportbond confessionele of politieke commissies en competities mogen worden gehandhaafd". In juli 1942 publiceerde NVB-bestuurder A. Staal daarom het besluit dat alle rooms-katholieke jeugdcommissies opgeheven werden en dat de katholieke sporters ingedeeld werden bij de neutrale competities.

In eerste instantie werd een aantal incidentele maatregelen genomen dat de joodse spelers isoleerden van hun omgeving. Op 31 mei 1941 volgde het eerste verbod met betrekking tot sport en vrijetijdsbesteding. Joden werden niet meer geaccepteerd in publiekelijk toegankelijke parken, in kamers in zee- en badplaatsen, in openbare wateren en op de tribunes bij paardenrennen.

Op 15 september 1941 werd joden te verstaan gegeven dat het verboden was "deel te nemen aan openbare bijeenkomsten en gebruik te maken van openbare inrichtingen, voor zover zij bestemd zijn om de bevolking ontspanning, tijdverdrijf en voorlichting te bieden". Hierdoor werd onder andere het deelnemen aan openbare sportactiviteiten beëindigd voor joodse sporters. Het lidmaatschap was echter nog niet verboden. Alleen in eigen kring werd dit nog toegestaan, alhoewel door de tijdsomstandigheden daarvan waarschijnlijk weinig gebruik van werd gemaakt.

De droeve lijst van gevallen kameraden

Op 1 november 1941 werd het lidmaatschap van een sportvereniging geheel verboden voor joden. Vanaf 11 juni 1942 werd joden verboden om te roeien, te zwemmen, te hengelen of te voetballen. Het lijkt wellicht overbodig om na het '1 november-verbod' nogmaals af te kondigen dat joden niet meer mochten roeien of voetballen, maar sommige joodse sporters speelden soms illegaal verder, en daaraan wilden de nationaalsocialisten een resoluut einde maken. De isolatie was toen compleet en de bezetters konden overgaan tot deportatie.

Het NVB-bestuur verbood op 30 augustus 1941 dat joodse scheidsrechters een wedstrijd mochten leiden, daar waar problemen verwacht werden. Ruim twee weken later werd joden officieel verboden deel te nemen aan openbare activiteiten. De NVB liep in deze dus zestien dagen vooruit op de Duitsers.

"Men poogde vaak de Duitsers vooruit te lopen, ten einde te doen, wat men veronderstelt, dat de Duitsers zouden doen, althans wat men veronderstelde, dat de Duitsers wensten", luidde het oordeel van de Enquêtecommissie na de oorlog. Duidelijk blijkt dat de houding van de NVB ook zo uit te leggen was. Of toch niet?

Al met al ging het voetbal dus nog steeds door gedurende de oorlog. Zowel de spelers als de bezoekers liepen veel gevaar: met regelmaat werden razzia's gehouden, aangezien veel jonge mannen sport beoefenden of bekeken. Ook het gevaar van bombardementen was aanwezig, alhoewel veel toeschouwers in de loop van de oorlog daar weinig van aantrokken. Ondanks alle problemen en gevaren werd tot september 1944 geen einde gemaakt aan het voetbal. Daarna was het met name in het Westen onmogelijk geworden verder te gaan door de spoorwegstaking, de hongerwinter, de gedeeltelijke bevrijding van Nederland en de totale chaos en oorlogsellende. De dagelijkse zorgen en het overleven van dag op dag hadden toen hun beslag genomen en de bal verdreven van het veld.

Door verschillende omstandigheden kon er niet in de Kuip worden gevoetbald. Tijdens de kampioenscompetitie van 1940 was Feyenoord voor de thuiswedstrijden uitgeweken naar Sparta, omdat de Duitsers het stadion in beslag hadden genomen. Later keerde de club tijdelijk weer terug. In februari 1943 gaf de stadiondirectie door "er rekening mee te houden dat er geen kampioenswedstrijden op Zaterdagavond worden gespeeld in verband met de verhuring van sommige harer lokaliteiten aan de Distributiekring Rotterdam". In april 1943 ontving het bestuur het bericht dat "op last van de Burgemeester alle wedstrijden in Rotterdam zonder publiek gespeeld moeten worden". Vooral het gevaar voor luchtaanvallen tijdens wedstrijden was daarvoor verantwoordelijk. Een week later bevestigde het departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming deze onheilstijding. Zodoende moest afdelingskampioen Feyenoord voor zijn thuiswedstrijden in de kampioenscompetitie uitwijken naar andere steden, wat veel problemen opleverde. Nadat eerst toestemming was verkregen om de wedstrijd tegen Heerenveen in Amsterdam af te werken, moest uitgeweken worden naar Nijmegen. De wedstrijd vond uiteindelijk toch plaats in de hoofdstad. Feyenoord speelde de 'thuiswedstrijd' tegen ADO (Den Haag) ook in Amsterdam.

In 1944 trachtte het bestuur wederom om òf terug te keren naar de Kuip òf een schadeloosstelling te eisen. "Departement van financiën wijst ons verzoek op schadeloosstelling door niet gebruik Stadion af en verwijst naar gemeentebestuur. Niets". Het bestuur besprak daarom in mei de kwestie opnieuw. Tijdens die bijeenkomst werd de schuld gelegd bij de directie van het stadion, die "bij de kampioenswedstrijden strijk-en-zet tegenover iedereen met bezwaren kwam over de gevolgen van een druk wedstrijdenbezoek bij eventuele luchtaanvallen. Dat het voetballen ten slotte op het Stadion verboden werd kon dus heus geen wonder genoemd worden".

Cor Kieboom

De maand mei werd gebruikt om met de stadiondirecteur te praten, maar veel hielp het niet. De burgemeester ontving in dezelfde tijd een brief van Feijenoordvoorzitter C.J.R. (Cor) Kieboom (1901-1982), maar zijn reactie kwam niet snel. In juni werd de burgervader daarom verzocht om eens te reageren. Daarop meldde hij dat het bevel door de Duitse autoriteiten was gedaan en dat beroep aangetekend moest worden bij de Gemachtigde van de Rijkscommissaris voor Rotterdam, dr. C. Völckers. Daar waren de Feijenoorders het helemaal niet mee eens en schreven een nieuwe brief. Alle moeite was tevergeefs: pas op 27 mei 1945 werd de eerste wedstrijd met publiek weer in het Stadion gespeeld.

De Razzia van Rotterdam

Het moet de Rotterdammers enorm veel pijn hebben gedaan dat de Kuip tijdens de razzia's gebruikt werd als verzamelplaats voor de opgepakte mannen. Vanuit het stadion werden ze afgevoerd naar het oosten. Na de oorlog werden een aantal herdenkingsmonumenten en -plaquettes in het Feijenoord stadion aangebracht, o.a. het beeld “de Zaaier” van Riet Elias, een plaquette voor "gevallen kameraden"  en een plquette ter nagedachtenis aan de razzia van Rotterdam. Hier kunt u meer lezen over de verschillende herdenkingsmonumenten in de Kuip.

"Vrede" (foto uit de oorlogscollectie van het Rotterdams Dagblad)

Toen in mei 1945 de oorlog afgelopen was werd er overal in Rotterdam volop feestgevierd. Oók in de Kuip! Op 16 mei 1945 werden al oproepen in verschillende kranten gedaan. "GROOTE JEUGDBIJEENKOMST voor de geheele Rotterdamsche Jeugd  op Pinkstermaandag, 21 mei a.s., des middags te 2 uur in het Feijenoord stadion. Demonstraties. Samenzang o.l.v. Mevr. Grimberg-Huyser. Toespraak van den burgemeester [mr. P.J. (Pieter) Oud, red.]" was o.a. in Het Parool te lezen. Vele duizenden jongeren kwamen die maandag bijeen om de vrijheid te eren. Tijdens die happening vormde de jeugd op indrukwekkende wijze het woord ‘vrede’ op het voetbalveld. 

In de maand mei werd ook aangekondigd dat het Feijenoord stadion weer geopend werd voor waar zij eigenlijk voor gebouwd was: voetbal! De voetballers uit Rotterdam hadden "plannen beraamd" om een einde te maken aan de gedwongen rust, waarin zij sinds september 1944 verkeerden, zo schreef het Vrije Volk op 16 mei 1945. Er werd een competitie georganiseerd waarvan de inzet de officieuze titel "Kampioen van Rotterdam" zou zijn. In het bevrijdingsjaar zou de winnaar van de competitie bovendien winnaar worden van de "Bevrijdingsbeker". Feijenoord veroverde die beker uiteindelijk door rivaal Sparta in de beslissende wedstrijd met 5-1 te verslaan.

Op de website Joodserfgoed Rotterdam is een artikel te lezen over de Feijenoord-joden en hoe het hun is vergaan.

Bedreigt met sloop!

Amsterdam en Rotterdam kandidaat Olympische Spelen 1992 bij Ned. Olympisch Comite; Van Thijn, Van de Krol (NOC) en Peper (Foto: Nationaal Archief, Rob Bogaerts/Anefo)

Ondanks de glorie en de vele successen in De Kuip is het stadion driemaal met de sloop bedreigd. In 1941 was er grote behoefte aan hoogwaardig staal voor de oorlogsindustrie. De Kuip is gebouwd van dit staal! Aangezien het stadion met liquidatie werd bedreigd leek het er even op dat het staal voor de industrie zijn bron moest vinden in De Kuip. Gelukkig is dit niet gebeurd!

In 1984 wilde de gemeente Rotterdam, net als Amsterdam, de organisatie van de Olympische Spelen van 1992 naar zich toe trekken. De locatie van een Olympisch Stadion stond gepland op de plek waar De Kuip zich bevindt.

De laatste bedreiging voor De Kuip dateert uit begin jaren negentig. Door betonrot en erosie dreigde De Kuip niet meer aan de kwaliteitseisen te kunnen voldoen. Gelukkig werden de sloopplannen omgevormd tot het uiteindelijke plan dat resulteerde in een prachtige renovatie.

De renovatie in de jaren 90

De renovatie in volle gang

Het historische Stadion Feijenoord in Rotterdam was in 1994 drastisch verouderd en bleek toe aan een totale renovatie. Eind 1993 werd een totaalplan gepresenteerd dat de integrale aanpak van alle elementen inhield. Samen met Van den Broek en Bakema (nu Broekbakema en uitloper van het bureau van Van der Vlugt) werd het stadion gerenoveerd, omdat het bureau de huisarchitect was van het stadion. Het doel was om het stadion multifunctioneler te maken. Het rendement moest omhoog. Door een uitbreiding van het activiteitenpakket moest het stadion geen dertig, maar zeker driehonderd dagen per jaar in bedrijf kunnen zijn. De gebruiksintensivering van Stadion Feijenoord zou het rendement ten goede komen. Het resultaat: een monumentaal vernieuwd stadion dat op volle toeren draait. 

Koning WIllem-Alexander

De totaal vernieuwde Kuip werd woensdag 16 november 1994, na acht intensieve bouwmaanden, officieel in gebruik genomen. De toen nog Prins Willem Alexander verrichtte de openingshandeling voor aanvang van de Interland Nederland - Tsjechië. De integrale opzet was zeer geslaagd. Met Stadion Feijenoord nieuwe stijl was Nederland daarmee een multifunctioneel, perfect renderende accommodatie rijker. 

Het Maasgebouw

Direct aan De Kuip verrees een nieuwe zalen accommodatie: het Maasgebouw. De architectuur van het Maasgebouw is volledig in harmonie met het Stadion. Het gebouw heeft twee verdiepingen en bevat een grote open receptie, een restaurant: Brasserie De Kuip, een Feyenoord-museum, kantoren en multifunctionele zalen. Het Maasgebouw staat door middel van loopbruggen en roltrappen in verbinding met de eerste ring van het stadion.

De nieuwe overkapping (buiten het stadion)

Uiteraard heeft ook het stadion zelf een ingrijpende facelift ondergaan. Zo zijn door het aanbrengen van een ovaalvormige, kolomvrije, stalen tribuneoverkapping ruim 40.000 overdekte zitplaatsen ontstaan. In totaal biedt het stadion tijdens voetbalwedstrijden plaats aan 47.500 toeschouwers. Verder werden de gebruikelijke hekken rond het veld vervangen door een drie meter diepe gracht. De bestaande staal- en betonconstructie, tribunes, trappen, bordessen, balustrades, sanitaire en horecavoorzieningen zijn compleet gerenoveerd en uitgebreid. Al deze verbeteringen hebben geleid tot een modern en veilig stadion dat iedere bezoeker een uitstekend zicht op het veld en een aangenaam verblijf biedt. Ook spelers en staf kregen een nieuwe kleed accommodatie, net als een optimalisering van de persruimtes.

De nieuwe overkapping (binnen het stadion)

De complete verbouwing ging gepaard met vele miljoenen. Veel potentiële investeerders raakten op grond van de resultaten van de haalbaarheidsstudie echter direct overtuigd van de mogelijkheden van het Stadion Feijenoord nieuwe stijl. De bouw werd nog vele malen onderbroken voor wedstrijden, de bekerfinale en een concert van Pink Floyd. Het complete bouwproject nam in totaal ongeveer acht maanden in beslag. Gelukkig profiteerde de bouw van een lange zomerstop in het voetbal, vanwege de Wereldkampioenschappen Voetbal in Amerika.

Het renovatieproject bestond uit drie fasen: onderhoud en renovatie van het bestaande staal en beton, het bouwen van nieuwe faciliteiten en het uitbreiden van de mogelijkheden van het stadion. De nieuwe faciliteiten waren onder meer:

  • Business-to-business faciliteiten in de vorm van het Maasgebouw
  • Uitbreiding en modernisering van de persfaciliteiten
  • Nieuwe trainingsfaciliteiten voor de spelers, alsmede nieuwe kleedkamers
  • Nieuwe faciliteiten voor de officials
  • Het bouwen van nieuwe sanitaire voorzieningen
  • Nieuwe cateringverkooppunten
  • Nieuwe toegangshekken
  • Nieuwe stoelen, waarmee men (inmiddels) een capaciteit bereikte van 47.500 toeschouwers
  • Een gracht rondom het veld om de hekken te vervangen
  • Doorzichtige afscheidingswanden
  • Een spectaculaire en ingenieuze dakconstructie die 85% van de toeschouwers overdekt
Voorbeeld van een Business unit in De Kuip

Na de renovatie was het Stadion tevens 40 Business Units rijker, elk 40 m² groot. Deze units zijn voorzien van een toilet, een keuken en een balkon met twaalf stoelen die uitstekend zicht bieden op het speelveld. Boven de Units zijn 1200 Business Seats geplaatst, deze "eventueel verwarmde" stoelen kunnen door bedrijven worden gehuurd. De stoelen geven toegang tot alle thuiswedstrijden voor Feyenoord. Zowel de gasten in de Units als de gasten die plaatsnemen op de Business Seats hebben voor en na de wedstrijd toegang tot het Maasgebouw.

Feyenoord City

Impressie van het nieuwe Feyenoord Stadion (tekening OMA)
Ontwerp van het Stadion aan de Maas (tekening OMA)

Anno 2022 is men eigenlijk weer terug naar af en beland in de jaren dertig. Wel of geen nieuw stadion, plek en poen.

Het verlaten van de heilige grond van de Kuip en deze historische plek inruilen voor een nieuw stadion, hield zowel voor- als tegenstanders bezig en plaatste hen vaak lijnrecht tegenover elkaar. 

De plek was lange tijd een issue, totdat de locatie aan de Maas, aan het water tussen het Mallegat en de wijk Veranda, werd gekozen. Lange tijd trokken de Gemeente Rotterdam, NV Stadion Feyenoord en de club Feyenoord eensgezind met elkaar op. De gemeente Rotterdam ontwikkelde rondom de nieuwe stadionplannen een gehele gebiedsontwikkeling met woningbouw, Horeca en Leisure. Er kwam een Masterplan, gevolgd door een bestemmingsplan voor het gehele Stadiongebied. Dit bestemmingsplan kwam al snel onder vuur te liggen. Tegenstanders verzamelden zich en dienden vele zienswijzen (bezwaren) in. Een gang naar de Raad van State werd gemaakt.

Financiering moest weer gevonden worden, maar dat zat deze keer - door de onzekere bouwmarkt en de oplopende bouwkosten - niet mee. Halverwege 2022 liet de voetbalclub Feyenoord weten zich te gaan richten op het voetbal en trok zich met deze stelling feitelijk terug uit het project Feyenoord City. 

Eind 2022 viel het doek voor het plan, de Raad van State zette een streep door het hele plan en vernietigde het door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan. Een nieuw stadion komt er dan zeker niet meer, de financiering die niet rond te krijgen is en het afhaken van de voetbalclub maakte dit al zeker en na de vernietiging van het bestemmingsplan door de Raad van State onomkeerbaar. 

De Toekomst?

Een renovatie of grote opknapbeurt is ontegenzeggelijk nodig, want voorlopig zal er in de Kuip nog gevoetbald moeten worden. Wanneer en waar nu wel een nieuw stadion? Wie zal het zeggen? Één ding zit nu wel mee, spelen op een zondag is geen enkel probleem!

De historische fiets- en wandelroute IJsselmonde werd mogelijk gemaakt door: