Het geslacht De Merode
(tak Pietersheim van Westerloo, ambachtsheren van Oost-IJsselmonde)
Herkomst
De Merode, ook van Merode en von Merode genaamd, is een oud Belgisch, Duits en Nederlands adellijk geslacht, oorspronkelijk afkomstig uit het Rijnland. De familie draagt de titel van prins(es). Door huwelijk is dit geslacht verbonden met tal van adellijke families, terwijl het tevens gelieerd is aan de meeste Europese vorstenhuizen.
De genealogie van het Huis Merode gaat terug tot het begin van de twaalfde eeuw. Volgens de legende zou de oorsprong van het huis zelfs nog ouder zijn en teruggaan tot Raymond Bérenger, koning van Aragon en graaf van Barcelona. In 1174 oefende de familie al de macht uit in het plaatsje 'Rode' nabij Düren dat later 'Merode' zou gaan heten en zijn naam zou geven aan de adellijke familie. Het oude slot in het dorp Merode is na meer dan achthonderd jaar nog steeds in het bezit van de familie De Merode. Werner I werd rond die tijd genoemd als de eerste heer van (Me)Rode en wordt algemeen aanzien als de stamvader van de familie. Werner had twee zonen waarvan de twee voornaamste takken van het huis Merode afstamden. De eerste was Johan, die ook 'Scheiffart' werd genoemd. Van hem stamt de tak genaamd 'Scheiffart van Merode' af. Deze lijn kwam tot grote bloei in Duitsland maar stierf uit in het begin van de 18de-eeuw. De Merodes die een rol speelden in de geschiedenis van de Nederlanden en België stammen allen af van de tweede zoon, Werner II. Deze tak werd bijgevolg de 'tak Werner' genoemd. Tot diep in de veertiende eeuw zullen beide takken elkaar het eigendom van de heerlijkheid Merode betwisten. Pas in 1362 komt een telg uit de tak Werner, Richard I van Merode in het bezit van de hele heerlijkheid. Deze Richard bekleedde een belangrijke plaats onder de Keulse adel en voerde de titels van baron van Merode en baron van Frentz. Door een weldoordacht huwelijk aan te gaan zou Richard zijn bezittingen nog gevoelig uitbreiden en zou de familie op het grondgebied van het huidige België en Nederland terechtkomen.
De Merode-van Wesemael en Westerlo
Richard I huwde met Margaretha van Wesemael, een erfdochter uit een Brabants geslacht. De heren van Wezemaal waren erfmaarschalk (seneschalk) van het hertogdom Brabant en behoorden tot de Brabantse adel. Margaretha erfde het graafschap Olen en de heerlijkheden Hulshout en Quabeek (dit laatste is vandaag geen dorp meer maar er is nog 'Kaaibeekhoeve' vlak bij Westerlo maar op het grondgebied van de gemeente Herselt. De heerlijkheid Westerlo die afhing van het Sint-Maartenskapittel van Utrecht werd echter geërfd door Margaretha's broer Jan van Wesemael en kwam voorlopig nog niet in handen van de familie de Merode. Wegens het wangedrag van Jan van Wesemael wenste het kapittel zijn leen liever aan Richard II van Merode en zijn nakomelingen te laten toekomen. Jan stoorde zich echter weinig aan de dreigementen van het kapittel en hield ondanks talrijke processen het leen in handen tot bij zijn dood in 1467. Bij testament schonk hij de heerlijkheid overigens aan zijn landheer Karel de Stoute ondanks het feit dat het leen helemaal niet onder het hertogdom Brabant ressorteerde. Deze laatste gaf het in leen aan zijn vertrouweling Anton van Croÿ, die het op zijn beurt verkocht aan Guy van Brimeu. Na een eindeloze reeks processen viel in 1478 voor de Raad van Brabant de beslissing en werd Westerlo aan Jan IV van Merode toegewezen.
Jan IV van Merode nam in 1482 definitief bezit van de heerlijkheid Westerlo. Hij was de zoon van Richard II en Beatrix van Pietersheim die op haar beurt erfgename was van de keizerlijke baronie Pietersheim bij Lanaken en van de heerlijkheden Rummen, Sievernich, Leefdaal, Oirschot, Hilvarenbeek en Impden. Via de heren van Pietersheim erfden de Merodes ook de voogdij over het land van Duffel. Jan I kwam uit een gezin van zeven kinderen en zijn broers werden de stamvaders van verschillende takken van het Huis Merode; Richard III van de tak Merode-Houffalize en Willem van Merode-Rummen. Een broer Arnold werd kanunnik van Maastricht en mede-eigenaar van Pietersheim. Werner, een bastaardbroer, kreeg de heerlijkheden Linsmeel, Pellen en Puchey. Het waren de mannelijke afstammelingen van Jan IV die als heren en later markiezen van Westerlo de hoofdlijn van het Huis Merode zullen verder zetten. Door het huwelijk van Jan IV van Merode met Adelheid van Hoorn kwamen ook de heerlijkheden Perwez, Geel, Duffel, Walem en Herlaar in het bezit van de familie.
De oudste tak, De Scheiffart van Merode, stierf uit in 1733. De Belgische Antoinette-Ghislaine de Merode-Westerloo was de moeder van prins Albert I van Monaco.
Het huidige familiehoofd, Charles-Guillaume de Merode (°1940) is de derde prins de Merode, markies van Westerloo, prins van Rubempré en prins van Grimbergen, en is getrouwd met prinses Hedwige de Ligne de La Trémoïlle en ze hebben twee zonen: Frédéric de Merode (°1969) en Emmanuel de Merode (°1970). Na een loopbaan bij de Verenigde Naties, die hem onder meer naar Tunesië en Kenia bracht, verkoos hij Frankrijk als land voor zijn pensioenjaren.
Sinds 2006 valt het kasteel van Westerlo onder de verantwoordelijkheid van Prins Simon de Merode (1981).
Titels
Het geslacht wordt in 1340 reeds vermeld met de titel baron2. Op 1 oktober 1473 bevestigde keizer Frederik III tijdens de Rijksdag te Trier de titel Reichspannerherr, wat vertaald kan worden als baanderheer van het Heilige Roomse Rijk voor 5 kinderen van Richard III van Merode-Frentz: Arnould, oudste zoon en kannunik te Luik (sterft op 22 augustus 1487), Jean (Jan), Richard IV (sterft voor april 1485 n.s.), Guillaume (Willem) en Marguerite
(De originele oorkonde is thans bewaard bij het Algemeen Rijksarchief te Brussel, Fonds Merode Westerloo, chartrier, onder deze datum) In 1600 werden drie baronnen van Merode toegelaten in l’Etat Noble du duché du Pays de Liège.
In Nederland komen enkele Merodes voor als heer van Asten, Hilvarenbeek, Oirschot, Eckart, Stein en Wijlre. Zie ook: Bernard van Merode (1510), Bernard van Merode (1570) en Floris van Merode.
Op 20 mei 1626 verleende koning Filips IV van Spanje het geslacht de titels marquis de Westerloo en prince de Rubempré et d’Eversberghe.
In 1661 verkreeg het geslacht de status van commandeur van de Duitse Orde.
Bij Koninklijk Besluit3 werd Guillaume Charles Ghislain graaf van Mérode en markies van Westerloo erkend in de adel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden met de titel markies bij eerstgeboorterecht. Overige leden van de adellijke familie kregen de titel van graaf of gravin.
In 1823 werden via koninklijk besluit de titels prins van Ruhempré en van Eversberghe bij eerstgeboorterecht bevestigd.
Philippe-Félix-Balthazar-Otho-Ghislain graaf de Merode was in 1830 kandidaat voor de Belgische troon.
In 1842 verkreeg het geslacht de titel prins van Grimbergen.
Ter gelegenheid van de honderdjarige verjaardag van de onafhankelijkheid van België in 1930, werden alle leden van de familie Merode verheven van de rang van Graaf naar die van Prins de Merode. De oudste van de familie draagt nog steeds de titel van Prins de Merode, Markies van Westerlo, Prins de Rubempré en de Grimbergen, Graaf van het Heilige Rijk. Het huidige hoofd van het huis de Merode is Charles-Guillaume, zoon van Prins Xavier de Merode en oudste broer van Prins Philibert-Albert de Merode.
Kastelen
De familie De Merode bezat talrijke kastelen.
In België waren dat onder andere de kastelen van Argenteau, Beersel, Braives, Bury, Carlsbourg, Crupet, Drongen, Everberg, Veulen, Fournes, Prinsenkasteel (Grimbergen), Guignicourt, Habay, Haltinne, Ham-sur-Heure, Horst, Houffalize, Jehay, Lavaux-Sainte-Anne, Loverval, Marbais, Morialmé, Neffe, Ossogne, Petegem, Pietersheim, Resteigne, Rixensart, Serrant, Solre-sur-Sambre, Villemont, Waroux.
In Nederland waren dat onder andere de kastelen van Borgharen (1440-1647), Limbricht (1457-1619), Stein (1641-1749), IJsselmonde (1550-1664) en Wijlre.
Het kasteel van Merode (bij Düren) in het Rijnland, evenals de kastelen in België: Westerlo, Rixensart, Everberg, Solre-sur-Sambre en Neffe, en in Frankrijk: Trelon, Guignicourt en Serrant, zijn nog bezit van de familie.
Genealogie:
I.
Hendrik I van Merode-Pietersheim, geb. 1505, ovl. 17-10-1564, Vrijheer van Pietersheim en heer van Herlaar, Ambachtsheer van Oost-IJsselmonde. Zoon van Richard IV van Merode (1460-1523), heer van Pietersheim, Diepenbeek, Oirschot, Herlaar, Houffalize en IJsselmonde en Margaretha van Horne. Hij trouwde op 30-5-1525 met Francisca van Brederode, geb. 1500, ovl. 8-3-1553, Vrouwe van Ridderkerk, dochter van Walraven van Brederode (1462-1531), Heer van Brederode, Ameide en Vianen, Burggraaf van Utrecht en Margarethe van Borselen Vere (1472-1507), Vrouwe van Kloetinge en Ridderkerk. Door het huwelijk met Francisca van Brederode kwam het Ambacht Ridderkerk in het bezit van Hendrik van Merode.
Hendrik koopt in 1537 een overeenkomst voor de visserij van Bolnes tot voorbij Schoonderloo. Het Oostambacht van IJsselmonde kwam door aankoop op 24 december 1540 in bezit van Hendrik. Hij liet in 1550 het (3e) Kasteel IJsselmonde bouwen en met hem begon een lange lijn van ambachtsheren van Oost-IJsselmonde uit het geslacht Van Merode (De Mérode).
Het Oost-Ambacht IJsselmonde
24-12-1540: Jonkheer Heynderick van Merode, heer van Peetersem, hulde door meester Cornelis Barthouts, griffier van de lenen van de grafelijkheid, zijn rentmeester, na overdracht door Joost van Wingerden en zijn zoon Floris van Wingerden, te lossen met een jaarrente van 23 lb. groot Vlaams per jaar, de penning 16, door hem verkocht uit de helft van de tienden, leen van Althena, ten behoeve van zijn zwager Willem van Yselsrevn en zijn dochter jonkvrouwe Margriete van Wingaerden (fol. 645v).
13-19-1541: Heynderick van Peetersem doet zelf hulde (fol. 646).
6-10-1542: Joost van Wingaerden doet mede namens zijn vrouw Martyna van der Heyde en zijn zoon Floris afstand van het recht van lossing (fol. 646v).
27-4-1545: Heer Heynderick, heer van Merode en Petersem, nadat wijlen Joost van Wijngerden van alle rechten afstand had gedaan (fol. 647v).
Hendrik kocht in 1552 de heerlijkheid Geldrop van zijn neef Maarten van Horne om deze in 1570 weer terug te geven. In dat jaar stierf Maarten van Horne echter, en erfde diens zoon Filips van Horne de heerlijkheid.
In de Sint-Ursula parochiekerk te Lanaken bevindt zich een grafsteen van Hendrik van Merode en Francisca van Brederode.
Kinderen uit dit huwelijk:
a.
Margaretha van Merode-Pietersheim, geb. 1530, ovl. 7-10-1575. Zij trouwde in 1550 met Kraft van Millendonk, geb. ca.1520, ovl. 2-5-1574, zoon van Dirk II van Mirlaer Millendonk, heer van Millendonk, Schönau en Meiderich, en Agnes van Drachenfels.
b.
Walpurgis van Merode-Pietersheim (Pietersheim 1534-Westerlo 1556). Zij trouwde in 1555 met Reinier I van Renesse van Elderen (Breda, 1532 - 's-Herenelderen, 1595). Hij was de zoon van Jan VIII van Renesse ('s Herenelderen, 1505 - Breda, 1561) en Elisabeth van Nassau (Breda, 1512 - Breda, 1550).
c.
Johanna van Merode-Pietersheim (1530-1587). Zij trouwde (1) in 1550 met Richard van Aarschot. Zij trouwde (2) in 1559 met Erhart van de Rivieren.
II.
Johan (Jan) IX [IV] Walraet van Merode-Pietersheim, ovl. 20-8-1601, Vrijheer van Merode in Petershem, Graaf van van Olen, heer van Westerlo, Pietersheim, Diepenbeek, Perwijs, Duffel, en Herlaar, Leefdaal, IJsselmonde en Ridderkerk. Hij trouwde (1) op 26-8-1558 met Mencia van Glymes van Bergen, ovl. 27-8-1561, Vrouwe van Walhain, dochter van Anton van Glymes van Bergen, Markies van Bergen op Zoom, Graaf van Walhain en Jacqueline de Croy. Hij trouwde (2) op 9-11-1563 met Margaretha van Pallant, ovl. IJsselmonde 13-10-1593, dochter van Erhardt van Pallandt, Vrijheer van Pallandt, Graaf van Culemborg en Margaretha de Lalaing.
Het is deze Jan die in 1571 de reeds in 1558 door zijn vader Hendrik van Merode Pietersheim-Oelen gefusioneerde heerlijkheden Duffel-Perwijs en Duffel-Voogdij inruilde voor de heerlijkheid Impde bij Wolvertem, ten gunste van zijn derde kozijn Willem III jonkheer van Merode, heer van 'Duffel-Hoogheid' aan de rechteroever van de Nete. Op die wijze werden de aloude drie gedeelten van Duffel onder één heer geplaatst, wat tot gevolg had dat de tolgelden van de toen een van de belangrijkste knooppunten van het wegverkeer centraal beheerd konden worden. Willem III van Merode vinden we later in 1585 terug aan de zijde van Marnix van Sint-Aldegonde bij de verdediging van Antwerpen tegen Parma, terwijl Jan IV in 1585 de Brusselaars overtuigde zich af te keren van de Staatsen. Jan IV was ook burgemeester van Maastricht.
Het is niet uitgesloten dat Jan IV instemde met de ruil omdat in 1571 -één jaar voor de inname van Den Briel- de militaire barometer op storm stond. Nauwelijks twaalf jaar later, in 1583, bij de doortocht van de Staatse troepen in Duffel, werden vrijwel alle gebouwen op beide Nete-oevers platgebrand als aanloop voor de verdediging van Antwerpen dat uiteindelijk in 1585 zou vallen.
Jan was in dienst der algemeene staten als kolonel over een gedeelte van hun krijgsvolk. Met hetzelve te Maastricht in bezetting liggende, voerde hij het gebied in die stad. Daarna werd hem het bevel over Lier en Herenthals opgedragen. Hij behoorde tot de onderteekenaars der Unie van Brussel 1577. In 1577 werd hij staatgouverneur van Maastricht, aanvankelijk samen met zijn toekomstige schoonzoon Jan IV Corsselaar van Wittem, later alleen. Hij verwekte bij de eerste vrouw 1, en bij de tweede 9 kinderen.
Het Oost-Ambacht IJsselmonde
7-10-1565: Heer Johan, baanderheer van Merode, Petershem, Perwijs, hulde door Frederick Ottensz., zijn rentmeester van Rederkerck en Ysselmonde, volgens procuratie d.d. 19-9-1565, bij dode van zijn vader heer Heynderick van Merode (fol. 649).
Kind uit het 1e huwelijk:
a.
Maria Margaretha van Merode-Westerlo, Markgravin van Bergen op Zoom, geb. Walhain-St. Paul 1560, ovl. Wouw 1588. Maria huwt 4-2-1578 met Johan IV Corsselaar van Wittem (ook Jan van Wittem van Beersel), Graaf van Zeebrugge, heer van Boutershem en Beersel, geb. ± 1550, ovl. Wouw 1-5-1588, zoon van Maximilian van Wittem van Beersel en Guilette van Halewijn, vrouwe van Boezinge.
Johan IV Corsselaar van Wittem, beter bekend als Jan van Wittem was een Zuid-Nederlands edelman en militair, die tijdens de Tachtigjarige Oorlog aanvankelijk de Staatse, later de Spaanse zijde koos.
Eind 1577 was hij korte tijd militair gouverneur van Maastricht. In deze periode kon Jan van Wittem nog tot de Staatse partij gerekend worden. Zijn bestuur duurde slechts enkele maanden en kenmerkte zich door grote onrust. Herhaaldelijk drong hij bij de Staten-Generaal der Nederlanden aan op troepenversterking in Maastricht, maar dit had geen effect. Ook ondervond hij tegenwerking van de 23 ambachten van Maastricht5 Op 25 november 1577 diende hij zijn ontslag in.
Op 12 december van hetzelfde jaar trouwde hij met Maria Margaretha van Merode, dochter van Johan IX van Merode, graaf van Olen, heer van Westerlo, Pietersheim, Diepenbeek, Perwijs, Herlaar, Duffel, Leefdaal, IJsselmonde en Ridderkerk (1530-1602) en Mencia van Glymes, vrouwe van Walhain en Eigenbrakel (1540-1561). Maria Margaretha was tevens de nicht en erfgename van Jan IV van Glymes van Bergen, markies van Bergen op Zoom. Het echtpaar Van Wittem - Van Merode bestuurde het markiezaat Bergen op Zoom slechts vier jaar. Twee weken na de inname van Breda door Claudius van Berlaymont op 28 juni 1581, begaf Jan zich naar die stad en zocht toenadering tot de hertog van Parma. Na hun openlijke keuze voor de Spaanse zijde, verklaarden de Staten van Brabant Jan van Wittem en Maria Margaretha van Merode van hun rechten op het markiezaat Bergen op Zoom vervallen. In december 1581 poogde Jan de door de opstandelingen overgenomen stad Bergen op Zoom met geweld terug te winnen. Kort daarop schonken de Brabantse Staten het markiezaat aan prins Willem van Oranje, en na diens dood in 1584 aan diens zoon Maurits. Een deel van het markiezaat, het land van Wouw en een groot deel van het Oostkwartier, bleven echter Spaansgezind. Het echtpaar vestigde zich op het kasteel van Wouw, waar ze beiden in 1588 overleden.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Margaretha Corsselaar van Wittem, markiezin van Bergen op Zoom, geb. ±1583, ovl. Geldern 27-3-1627. Margaretha huwt 4-3-1612 met Hendrik van den Bergh, graaf van den Berg-'s Heerenberg, heer van Stevensweert en stadhouder van Gelre, geb. Bremen (D) ± 1573, ovl. Zutphen 12-5-1638, zoon van Willem IV van den Bergh-’s Heerenberg (1537-1586) en Maria van Nassau-Dillenburg (1539-1599).
2.
Maria Mencia Corsselaar van Wittem, gravin van Walhain, geb. Wouw 29-8-1581, ovl. 28-7-1613. Maria huwt 21-2-1599 met Herman van den Bergh, graaf van ’s Heerenberg, geb. ‘s Heerenberg 2-8-1558, ovl. Spa (B) 12-8-1611, zoon van Willem IV van den Bergh-’s Heerenberg (1537-1586) en Maria van Nassau-Dillenburg (1539-1599).
3.
Ernestine Corsselaar van Wittem, gravin van Walhain, geb. Wouw ± 1585-ovl. Brussel, 24-1-1649. Ernestine huwt 20-10-1612 met Claude Francois de Cusange, baron van Belvoir en St. Julien, graaf van Champlitte, geb. Belvoir 17-2-1590, ovl. 5-1-1633, zoon van Evandelin Simon de Cusange, graaf van Champlitte, Baron de Belvoir en Beatrix de Vengy.
Kinderen uit het 2e huwelijk:
b.
Anna van Merode-Pietersheim, geb. 9-1-1565, ovl. Leiden 8-10-1634. Zij trouwde (1) met Thomas Morgan, ovl. New Fullham 22-12-1595, Gouverneur van Bergen op Zoom. Zij trouwde (2) IJsselmonde 4-12-1597 met Justinus van Nassau Dillenburg, geb. 1559, ovl. Leiden 26-6-1631, stamvader van de tak Nassau Grimhuizen, buitenechtelijk kind van Willem I van Oranje Nassau, prins van Oranje, vader des vaderlands en Eva Elincx.
Justinus was het enige buitenechtelijke kind van Willem van Oranje; zijn moeder was Willems vriendin Eva Elincx, dochter van de burgemeester van Emmerik. Willem heeft Justinus officieel erkend en opgevoed.
Justinus studeerde in 1576 te Leiden en werd op 17 mei 1583 luitenant-kolonel in staatse dienst. Op 28 februari 1585 werd hij luitenant-admiraal. Hij vocht tegen de Spaanse Armada en veroverde twee galjoenen. Van 1601 tot 1625 was hij gouverneur van Breda, waar hij namens zijn halfbroers Filips Willem, Maurits en Frederik Hendrik de heerlijke rechten over de heerlijkheid en de baronie van Breda uitoefende. In 1625 gaf Breda zich over aan Spinola na het Beleg van Breda (1624-1625), waarna Justinus naar Leiden vertrok. Daar stierf hij in 1631.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Willem Maurits van Nassau (juni 1603 - Leiden, 1638) jonker van Nassau, heer van Grimhuizen ritmeester in staatse dienst.
2.
Louise Henriëtte van Nassau (1604 - tussen 17 mei 1637 en 6 oktober 1645).
3.
Philips van Nassau jonker van Nassau, heer van Grimhuizen, Hoekelom en Wijchen (1605 - tussen 1672 en 1676)
c.
Gerard van Merode, geb. lanaken 12-3-1566, ovl. 12-3-1577.
e.
Odilia van Merode-Pietersheim, geb. 25-8-1571.
f.
Francisca van Merode-Pietersheim, kanunnikes, geb. 29-8-1572, ovl. 6-12-1605.
g.
Helena Mencia van Merode-Pietersheim, geb. 4-7-1573, ovl. 4-5-1618.
h.
Hendrik van Merode, geb. 23-11-1576, ovl. 10-3-1577.
i.
Juliana van Merode-Pietersheim, geb. Antwerpen 30-10-1578, barones van Merode. Zij trouwde Petersheim 24-5-1601 met Lamoraal van Horne, ovl. Brugge 6-11-1648, Graaf van Hornes en Houtekerke (Verbonden met alle West-Europese vorstenhuizen, alsmede de Russische tsaren en de Duitse keizer), zoon van George van Horn, Graaf van Hornes en Houtekerke en Eleonore van Egmond.
j.
NN van Merode, waarschijnlijk nog een vroeg overleden kind uit dit gezin. Volgens van der Aa4 waren er in totaal negen kinderen in dit huwelijk.
III.
Filips I van Merode-Pietersheim, geb. Petersheim, Lanaken 3-7-1568, ovl. 19-3-1627, Heer van Pietersheim en Westerlo. Hij trouwde op 24-2-1591 met Anna van Merode-Houffalize, ovl. 7-3-1625, dochter van Johan van Merode, Heer van Fraiture en Phillipine van Montfoort.
Het Oost-Ambacht IJsselmonde
20-5-1602: Jonkheer Phillips van Merode, baanderheer van Merode, Petersem, Westerloo, Hersselt, Diepenbeeck, Rochenis, heer van Ryerkercke en Iselmonde, hulde door Arnoult Wijnderbeke, secretaris van de vrouwe van Merode, volgens procuratie d.d. 16-9-1601, bij dode van zijn vader Johan, baanderheer van Merode (fol. 650).
6-5-1626: Pieter Pietersz. dijkgraaf en rentmeester van Yselmonde doet opnieuw hulde volgens procuratie d.d. 15-11-1625 door Phillips, bannerheer van Merode, Pietershem, graaf van Olem, burggraaf van Montfoort etc. die mede Dirck Claesz. van Arckel, zijn rentmeester van Montfoort, machtigt (fol. 650).
Kinderen uit dit huwelijk:
a.
Johan/Jan van Merode, geb. Ham-sur-Heure, Hainaut 19-8-1592-ovl. 8-11-1620.
b.
Margaretha van Merode-Pietersheim, geb. 6-9-1593. Zij trouwde op 18-8-1620 met Willem Scheiffart van Merode, zoon van Kaspar Scheiffart van Merode (±1530 - 28 juni 1620 en Maria van Horion (±1530 - 28 juni 1606). Uit hun huwelijk zijn geen kinderen bekend.
c.
Filips van Merode, geb. Ham-sur-Heure, Hainaut 21-10-1594, ovl. 27-3-1638, 1e markies van Westerlo, burggraaf van Montfoort en Pietersheim. Hij trouwde op 18 november 1621 met Bonne de Barbancon Villemont. Zij trouwde (2) als weduwe met Arnold Scheiffart van Merode (±1580 - 12 mei 1662), zoon van Kaspar Scheiffart van Merode (±1530 - 28 juni 1620 en Maria van Horion (±1530 - 28 juni 1606). Uit het 1e huwelijk zijn geen kinderen bekend.
d.
Louise van Merode, geb. Petersheim 31-3-1596, jong overleden.
e.
Hendrik van Merode, geb. Petersheim 17-9-1597, ovl. ná 1619.
g.
Richard van Merode,priester, geb. Ham-sur-Heure, Hainaut 7-8-1601, ovl. 20-5-1668.
h.
Louise Juliana (ook: Louise Johanna) van Merode-Pietersheim, geb. 28-2-1604, ovl. 13-2-1679. Zij trouwde in 1624 met Dirk van den Boetzelaer., ovl. 14-11-1685, zoon van Sweder van den Boetzelaer, heer van Aldengoor en Barbara van Bylandt.
i.
Guillaume (Willem) van Merode, geb. Lanaken 1607, jong overleden.
j.
Maximiliaan Anton van Merode-Pietersheim, geb. 7-12-1611, ovl. 11-11-1670, graaf van Montfoort, 1e markies van Deinze, heer van Duffel, Muggenberg, Leefdaal, Oirschot, Hilvarenbeek. Hij trouwde op 28-11-1629 met Anna Françoise de Carondelet, ovl. 17-8-1668, Vrouwe van Soire-sur-Sambre, vicomtesse de Wavremont (héritière), dochter van Guillaume-Hector de Carondelet , vicomte de Wavremont, Heer van Solre-sur-Sambre en Hélène de la Pierre de Bousies.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Ferdinand van Merode, geb. 19-11-1633, ovl. 17-10-1679, Graaf van Merode-Montfoort. Huwt op 23-11-1661 met Marie Célestine de Longueval, gravin van Bucquoy, geb. 6-4-1639, ovl. 17-3-1680, dochter van Charles Albert de Longueval , 3e Graaf van Bucquoy en Maria Guillemette de Croÿ-Solre, Gravin van Croÿ-le-Château.
2.
Jan van Merode, ovl. 9-1-1664. Huwt op 28-11-1660 met Philippine van Gaveren Herimez, ovl. 11-7-1715, dochter van Rasso van Gaveren Herimez, Rijksgraaf van Gavre, Markies van Aiseau, Graaf van Beaurieu en Anna de Velasco.
3.
Filips van Merode, burggraaf van Wauvremont, ovl. ± 1654.
4.
Jan van Merode, ovl. ná 9-1-1664). Jan huwt 28-11-1660 met Philippine de Gavre, geb. 1642, ovl. Nalinnes 11-7-1715.
5.
Marie Flora van Merode, non in het klooster van Maubeuge, ovl. ± 1718.
6.
Anne Marguerite van Merode , ovl. 1689. Anne huwt José Marquesa d'Arteaga, ovl. 1-9-1721.
IV.
Floris van Merode-Pietersheim, geb. Petersheim 20-12-1598, ovl. Ham-sur-Heure-Nalinnes 2-10-1638, vrijheer van Merode en Pietersheim, Westerlo en Montfoort. Hij trouwde met Anna Maria Sidonia gravin van Bronckhorst-Batenburg, geb. 1601, ovl. Brussel 21 mei 1646. Zij was de dochter van Maximiliaan van Bronckhorst-Batenburg-Steyn (±1560-1641), graaf van Bronckhorst, heer van Batenburg, Steyn, West-Barendrecht, Bicht, Moerkerken en Meeswijck en Johanna van Ketteler (±1570-1635), vrouwe van Frechen en Vogstbel.
Het Oost-Ambacht IJsselmonde
30-11-1627: Florents van Merode, baanderheer van Petershem, heer van Diepenbeecke etc., hulde door Pieter Pietersz. van Golen, dijkgraaf van Yselmonde en schout te Ridderkerck, volgens procuratie d.d. 4-10-1627, bij dode van zijn vader heer Phillips, baanderheer van Merode (fol. 1424).
Kinderen uit dit huwelijk:
a.
Isabelle van Merode, geb. Petersheim 24-11-1625, jong gestorven (1634).
c.
Maximiliaan van Merode-Pietersheim, geb. Petersheim 23-12-1627, ovl. Kasteel Merode 3-9-1675, 3e markies van Westerlo enz. Hij trouwde met zijn volle nicht Isabella Margaretha van Merode (zie VI.b.)
d.
Marie Philippine van Merode-Pietersheim, geb. Petersheim 2-9-1629, ovl. 7-2-1675. Zij trouwde op 5-5-1657 met François Philippe de Gand Villain, Baron de Saint-Jans-Steen , zoon van Guillaume de Gand Villain, Baron en Heer van de Sint-Jans-Steen en Louise van Merode, Barones de Saint-Jean.
e.
Therèse van Merode-Pietersheim, Petersheim 20-9-1631, ovl. 1668. Zij trouwde op 28-5-1651 met Claude de Richardot, graaf van Gammarage, prins van Steenhuysen, ovl. 21-10-1670, zoon van Guillaume de Richardot en Marguerite Anne de Rye Varax.
f.
Floris de Merode, geb. 25-1-1634, jong overleden.
g.
Eleonora van Merode-Pietersheim, geb. Petersheim 4-9-1635, ovl. 15-2-1669. Zij trouwde op 23-11-1659 met Filips Eugenius van Horne graaf van Horne en Houtkerke, ovl. 26-10-1677, Heer van Braine-le-Château et de Haut-Ittre, zoon van Philip Lamoraal van Horne (1602-1663) graaf van Horne en Houtkerke en Dorothea de Ligne Arenberg.
h.
Bona Albertine van Merode-Pietersheim, geb. Petersheim 2-7-1637, ovl. 1717. Zij trouwde met Ferdinand Maximiliaan van Merode, geb. Goetsenhoven 1635, ovl. op Kasteel Jehay bij Luik 1-12-1684, Graaf van Merode, Heer van Groesbeek, zoon van Johan van Merode, Heer van Goetsenhoven en Maximiliana Anna Ferdinande (Ernestine) van Groesbeek, Gravin van Groesbeek.
V.
Ferdinand Filips van Merode-Pietersheim, geb. Petersheim 21-10-1626, ovl. 12-2-1653 2e markies van Westerlo, burggraaf van Montfoort, graaf van Merode, heer van IJsselmonde enz. Hij trouwde vóór 24-11-1645 met Marie Marguerite Magdeleine Eugénie de Gand Villain, geb. Brugge 28-4-1622, ovl. Mechelen 4-9-1674, dochter van Philippe Lamoral de Gand Villain, Graaf d'Isenghien (±1587-1631) en Marguerite Isabelle de Mérode (1590-1679). Zij trouwde 2e met Albert François de Croÿ, Graaf van Meghem, geb. ±1615, ovl. 9-10-1675, zoon van François Henri de Croÿ, Graaf van Meghem en Honorine van Wittem.
Het Oost-Ambacht IJsselmonde
8-7-1639: Heer Ferdinant, baanderheer van Merode, markies van Westerloo, graaf van Oelem, burggraaf van Montfoort, baron van -Petershem, Diepenbeeck en Quabeeck, onmondig, behoudens de lijftocht van zijn moeder vrouwe Anna Maria Sidonia, gravin van Brouchorst, Batenborch, hulde door Jacob Manschot, hofmeester van de vrouwe van Merode, volgens procuratie verleden op 15-3-1639 op het kasteel Westerloe, bij dode van zijn vader heer Florens, bannerheer van Merode, volgens octrooi d.d. 28-9-1638 en testament verleden op 18-9-1638 voor notaris Willem van Duysel te Montfoort (fol. 1425).
18-5-1649: Dirck van Arckel, stadhouder van de lenen en rentmeester van Montfoort, vernieuwt de eed volgens procuratie d.d. 9-3-1649 (fol. 1425).
Kinderen uit dit huwelijk:
VIa.
Franciscus Hyacinthus van Merode, geb. 1647, ovl. 1656 (onmondig overleden).
Het Oost-Ambacht IJsselmonde
3-11-1653: Franciscus Hyacinthus de Merode, onmondig, hulde door Willem van der Duyn, rentmeester en dijkgraaf van Ysselmonde, volgens procuratie verleden op 7-10-1653 door zijn moeder vrouwe Magdalena de Gand, gravin van Issengien, douairière van de markies van Westerloo (fol. 1430).
VIb.
Isabella Margarethe Francesca van Merode (Merode-Westerlo), geb. 1649, ovl. Brussel 5-1-1701. Toen haar vader in 1653 vroegtijdig overleed, erfde zij het markizaat Westerlo. Isabella huwt (1) in 1665 met Maximiliaan van Merode-Pietersheim, haar oom (zie IV.c), geb. 23-12-1627, ovl. Kasteel Merode 3-9-1675. Zodoende bleef de erfenis in de familie. Het kostte Maximiliaan lang onderhandelen met de bevoegde kerkelijke instanties, maar uiteindelijk verleende Paus Innocentius XI dispensatie, mede onder betaling van een flinke geldsom.
Isabella huwt (2) Brussel 21-1-1677 met Joachim Ernst II von Oldenburg, Herzog von Schleswig-Holstein-Sonderburg-Plön-Rethwisch, geb. Plön, Holstein (D) 5-10-1637, overl. Madrid (Sp) 4-7-1700, zoon van Joachim Ernst I "den Ældre" von Schleswig-Holstein-Sonderburg, Herzog zu Schleswig-Holstein-Sonderburg-Plön (1595-1671) en Dorothea Auguste von Holstein-Gottorp, Herzogin von Schleswig-Holstein-Sonderburg-Plön (1602-1682).
Het Oost-Ambacht IJsselmonde
8-12-1656: Vrouwe Isabella Margrieta Françoise de Merode, gravin van Olen, markiezin van Westerloo, barones van Diepenbeeck, vrouwe van Herssel, hulde door Willem van der Duyn, rentmeester van Ysselmonde en Ridderkerck, volgens procuratie d.d. 18-11-1656, bij dode van haar broer Franciscus Hyacinthus de Merode, vrijheer van Merode, markies van Westerloo, graaf van Olen (fol. 1540).
In 1664 koopt de Zeeuw Adriaen Adriaensz. Lampsins, ridder, na de afgifte van een akte, waarin Philips Rijkenwaert, heer van Tiberschamps, op last van Maximiliaan, vrijbaanderheer en graaf van Merode, de verkoop verklaart, de ambachtsheerlijkheid en het kasteel van Oost-IJsselmonde.
De akte van transport, van de verkoop van de ambachtsheerlijkheid van Oost-IJsselmonde met het kasteel en verdere toebehoren door de gevolmachtigden van de graaf en gravin van Merode (Isabella Franchoise de Merode) aan ridder Adriaen Lampsins, wordt op 5-7-1664 verleden voor notaris Peeter van den Dunghen te Brussel. Adriaen Lampsins koopt de heerlijkheid Oost-IJsselmonde, met inbegrip van het kasteel, meubilaire goederen enz. voor een bedrag van ƒ 108.000,-.
Kinderen uit het 1e huwelijk:
a.
Jan Filips Eugeen van Merode, geb. Brussel 22-6-1674, ovl. Kasteel Merode 12-9-1732, graaf van Merode en van het Heilige Romaanse Rijk, 5de markies van Westerlo, graaf van Montfort, Olen en Batenburg, baron van Pietersheim, Steyn en Quabeek, heer van Geel, Herselt, Hulshout, Odenkirchen, en Ridderkirchen, erfburggraaf van het aartsbisdom Keulen, grande van Spanje van eerste klasse, lid van de raad van State en van Oorlog, kapitein van de Brabantse lijfwacht van zijne Keizerlijke en Katholieke Majesteit, ridder van het Gulden Vlies, en kamerheer en veldmaarschalk des keizers.
Jan Filips Eugeen van Merode was een vooraanstaand edelman en legeraanvoerder in de Zuidelijke Nederlanden en het Rijnland uit het Huis Merode. Zijn volledige titulatuur luidde: Graaf van Merode en van het Heilig Rijk, 5de Markies van Westerlo, Graaf van Montfort, Olen en Batenburg, Baron van Pietersheim, Steyn en Quabeek, Heer van Geel, Herselt, Hulshout, Odenkirchen, en Ridderkirchen. Erfburggraaf van het Aartsbisdom Keulen, Grande van Spanje van eerste klasse, Lid van de raad van State en van Oorlog, Kapitein van de Brabantse lijfwacht van zijne Keizerlijke en Katholieke Majesteit, Ridder van het Gulden Vlies, en Kamerheer en Veldmaarschalk des Keizers.
Jan Filips Eugeen van Merode was het enige overlevende kind van Maximiliaan van Merode (de zoon van Anna Maria Sidonia van Bronckhorst-Batenburg-Steyn) en Isabella-Margaretha van Merode. Zijn ouders waren zeer naaste verwanten (oom en nicht) en waren gehuwd met pauselijke dispensatie in een wanhoopspoging om met hun huwelijk de erfenis bijeen te houden en zo de familie van het bankroet te redden. Een jaar na zijn geboorte stierf zijn vader en naderhand trad zijn moeder in het huwelijk met de hertog van Hollstein-Retwisch. Deze legeraanvoerder stuurde de jonge Jan Filips Eugeen in de richting van een militaire carrière. Reeds als vijftienjarige woonde hij de veldslag bij in het Noord-Afrikaanse Oran tegen de sultan van Marokko. In de loop van zijn carrière zou Van Merode onder heel wat verschillende vorsten dienen. In de woelige jaren van de Spaanse Successieoorlog moest Jan Filips Eugeen soms noodgedwongen het andere kamp kiezen om zijn heerlijkheden te kunnen behouden. Achtereenvolgens diende hij met zijn regiment (het zogenaamde 'Regiment van Westerloo') onder de Stadhouder Willem III, de Spaanse koning Karel II, de nieuwe Spaanse koning Filips V, Maximiliaan II Emanuel van Beieren en de Habsburgs/Oostenrijkse keizers Leopold I, Jozef I en Karel VI. Aanvankelijk verloopt zijn militaire carrière voorspoedig. In 1694 wordt hij verheven tot ridder in de Orde van het Gulden Vlies. Het succes dat hij boekte met zijn regiment in de veldslag bij Ekeren in 1703 leverde hem de titel van veldmaarschalk op. De slag bij Höchstädt in 1704 was wellicht een dieptepunt in zijn militaire carrière. Hij ontsnapte er ternauwernood aan de dood en verloor de veldslag aan de zijde van de Fransen onder het opperbevel van Tallard en Marsin.
Van Merode trok zich meer en meer terug op zijn kastelen in Westerlo, Pietersheim en Merode waardoor zijn carrière enigszins stagneerde. In 1711 werd hij nog benoemd tot kamerheer en veldmaarschalk van Karel VI maar later viste hij achter het door hem geambieerde gouverneurschap van Luxemburg.
Door zijn onverzettelijk en moeilijk karakter raakte hij in conflict met belangrijke persoonlijkheden zoals Eugenius van Savoye en de Markies van Prié
In het tweede en derde decennium van de 18de-eeuw ging de veldmaarschalk zich meer en meer toeleggen op de verfraaiing van zijn kastelen en parken en op het aanleggen van een bibliotheek en een kunstcollectie. Zoals gezegd stagneerde zijn publieke carrière en bracht hij meer tijd door op zijn landgoederen. Hij schreef er onder meer zijn beroemde memoires of “Souvenirs” die meer dan een eeuw later door zijn achterkleinzoon Henri I de Merode in een “gekuiste” versie werden uitgegeven. Deze memoires geven een beeld van het politieke en militaire leven in de woelige jaren van de Spaanse Successieoorlog en de vroege jaren van het Oostenrijks bewind. Hoewel hijzelf geen degelijke opleiding had genoten en allesbehalve als een intellectueel kon worden beschouwd stelde de veldmaarschalk een aanzienlijke bibliotheek samen en correspondeerde hij met vooraanstaande denkers en geleerden van zijn tijd zoals de Duitse wiskundige Gottfried Wilhelm Leibniz. Uit de persoonlijke correspondentie blijkt echter dat de bibliofilie van de Veldmaarschalk niet zozeer was ingegeven door intellectuele motieven maar eerder omwille van representatieve doeleinden. Ondanks zijn aanhoudende geldgebrek spendeerde de Markies enorme bedragen aan boeken, meubelen, snuisterijen, juwelen en kleding. Daarbovenop kwamen nog eens de kosten voor het in stand houden van zijn regiment, zijn hofhouding en het beheer van zijn domeinen. Ondanks de protesten van zijn Ierse rentmeester Hennessy spendeerde de Veldmaarschalk enorme sommen aan de aanleg van een net van dreven rond het dorp en het kasteel van Westerlo. Hier liet hij ook een park aanleggen met een “Grand Canal” een langwerpige waterpartij naar het voorbeeld van Versailles. Om het kasteel en het park op te luisteren met beeldhouwwerken en poorten deed hij een beroep op de Antwerpse bouwmeester en beeldhouwer Jan Pieter van Baurscheit de Oude. Ook de wandtapijten en schilderijen die hij bestelde moesten uiting geven aan de invloed en het hoogadellijke karakter van zichzelf en zijn geslacht. Bij de Brusselse schilders Augustin Coppens en Jan Van Orley bestelde hij ontwerpen voor wandtapijten die zijn bezittingen en kastelen weergeven omringd door trofeeën en personificaties van de deugden. Op een van de tapijten die werden geweven door Judocus de Vos is zijn eerste vrouw voorgesteld als personificatie van de Fortitudo. Later liet hij door de Weense hofschilder Jacques van Schuppen een monumentaal ruiterportret van hemzelf schilderen. Dit werk prijkt vandaag nog in de grote eetzaal van het kasteel van Westerlo. Aan Van Schuppen gaf hij ook de opdracht een familieportret uit te voeren met zijn tweede vrouw en de kinderen. De schilder reisde vanuit Wenen naar Merode om voorstudies te maken. Het doek werd echter niet door hem voltooid omdat de Veldmaarschalk weigerde te betalen!
Jan huwt (1) Bayonne 1701 met Maria-Theresia de Aragon y Pignatelli, geb. 22-6-1682, ovl. 9-7-1718, dochter van Nicolas Pignatelli, Baron de Monteleone en Onderkoning van Sardinië (1648-1730) en Giovanna de Pignatelli (1666-1723).
Het grootste deel van de royale bruidsschat van deze prinses ging verloren bij een schipbreuk voor de monding van de Westerschelde. Op de heenreis werd hij in het kasteel van Fontainebleau ontvangen door Lodewijk XIV de grootvader van zijn nieuwe vorst Filips V van Spanje. Op de terugreis naar de Nederlanden bezocht hij met zijn jonge bruid het kasteel van Versailles waar zij getuigen waren van het schouwspel van de prachtige tuinen met de spuitende fonteinen. Maria-Theresia schonk hem drie kinderen waaronder één zoon. Alleen de oudste dochter Isabella Marie (1703-1780) overleefde haar prille kinderjaren en trouwde later met de Boheemse Graaf Czernin. Maria-Theresia overleed aan de pokken op 9 augustus 1718. Ze werd bijgezet in de familiecrypte onder de kerk van Westerlo.
Jan huwt (2) 29-9-1721 met prinses Charlotte Wilhelmine Amalie Alexandrina van Nassau Hadamar, geb. 21-9-1703, ovl. 25-9-1740, dochter van Francis Alexander van Nassau-Hadamar (1674-1711), de laatste prins van Nassau-Hadamar, en Elizabeth Catherine Felicitas van Hesse-Rheinfels-Rotenburg (1677-1739).
Charlotte werd bijgezet in de grafkelder van Nassau-Hadamar. Jan werd bijgezet in Lanaken.
Kinderen uit het 1e huwelijk:
1.
Jan Maximiliaan Nicolaas van Merode, geb. 19-9-1702, ovl. 24-3-1704.
2.
Isabella van Merode, geb. 13-10-1703, ovl. 1-4-1780. Isabella huwt 1e 12-5-1717 Franz Joseph Graaf van Czernin tot Chudenitz, ovl. 7-3-1733. Isabella huwt 2e Praag 31-3-1735 met Franz Anton Graaf van Czernin tot Chudenitz (ovl. 1739)
3.
Marie Emanuele de Merode, geb. 30-12-1704, ovl. 17-8-1706.
Kinderen uit het 2e huwelijk:
4.
Jean Guillaume Augustin van Merode, 6e Markies van Westerloo, geb. 16-6-1722, ovl. 7-1-1762. Jean huwt 3-7-1742 met Louise de Rohan, geb. 15-1-1728, ovl. 1792, dochter van prins Charles van Rochefort.
Door het ontbreken van een mannelijke opvolger werd de lijn Merode-Westerloo voortgezet door zijn broer Filips Maximiliaan van Merode (4 juli 1729 - 25 januari 1773).
Hij kocht in 1745 de baronie van Ronse en liet de titel eveneens aan zijn broer Filips Maximiliaan van Merode geven.
5.
Christine Jeanne van Merode, non in het klooster Maubeuge, geb. 7-5-1724, ovl. 1769.
6.
Marie Elizabeth Françoise de Merode, non in het klooster van Thorn, geb. 1-7-1728, ovl. ná 1792.
7.
Philippe Maximilien Werner Mathieu van Merode, 7e Markies van Westerloo, geb. 4-7-1729, ovl. 25-1-1773). Philippe huwt 31-3-1759 met Marie Catherine Josephe de Merode, gravin van Merode en prinses van Rubempré en Everbergh, geb. 10-4-1743, ovl. 26-3-1794, dochter van Maximiliaan Leopold van Merode (1710-1773) 3e Prins van Rubempré en Catharina Orlemans.
Marie was een verre verwante uit de tak Merode-Montfoort. Dit huwelijk bracht de sinds eeuwen gescheiden takken en goederen weer samen en was de start van een goede huwelijkspolitiek om de aanzienlijk schuldenberg van zijn vader Jan Filips Eugeen van Merode weg te werken.
Zij kregen 3 kinderen die de volwassen leeftijd bereikten
8.
Frédéric Auguste van Merode, geb. 18-6-1730.
9.
Marie Thérèse van Merode, non in het klooster van Maubeuge, ovl. 3-9-1782.
10.
Marie Josèphe van Merode, non in het klooster van Mons, geb. 21-2-1732.
Onecht kind:
11.
Philipp vrijheer van Quabeck, ovl. in september 1761.
b.
Isabella Maria van Merode, ovl. 1678.
Kinderen uit het 2e huwelijk:
c.
Jakob August Renatus von Schleswig-Holstein-Sonderburg-Plön-Rethwisch, Herzog, geb. Brussel 21-1-1682, ovl. Brussel februari 1682.
d.
Johann Ernst von Oldenburg, Herzog von Schleswig-Holstein-Sonderburg-Plön-Rethwisch, geb. Brussel 4-12-1684, ovl. Hamburg (D) 21-5-1729.
Noten:
- Wapenschild van het Huis Merode: Van goud, met vier palen van keel, met uitgeschulpten zoom van lazuur (D'or, à quatre pals de gueules, à la bordure engrêlée d'azur). De wapenspreuk van het huis Merode is Plus d'honneur que d'honneurs of Meer eer dan eerbetoon, van goud op een losse band van keel.
- Heijnens, L., Adel in ‘Limburg’ of De Limburgse adel, Geschiedenis en repertorium 1590-1990.
- Koninklijk Besluit, nr. 95 van 18 juni 1823 en nr. 159 van 15 oktober 1823.
Bronnen:
- Th.W. Smeets, Het kasteel Lemborgh te Limbricht, 1974
- J.A. Domstra, Geschichte der Fürsten von Merode im Mittelalter, Bände 1 und 2, Düren 1974 und 1981, ISSN 0343-2971
- Deriks, De geschiedenis van kasteel Stein, 1996
- Heynens, Adel in ‘Limburg’ of De Limburgse adel, Geschiedenis en repertorium 1590-1990, Valkenburg 2008
- Baudouin D'Hoore, Inventaire des archives de la famille Merode Westerlo, Brussel, Rijksarchief, 2014.
- Genealogisches Handbuch der fürstlichen Häuser, Abschnitt „Merode“, Fürstliche Häuser Band XIV, C.A. Starke Verlag, Limburg an der Lahn, 1991, ISBN 3-7980-0700-4
- Johann W. von Mirbach-Harff: Geschichte der Familie Merode, Bände 1 und 2, Dominicus, Prag 1877.
- Duchesne, 'Merode, Eugène-Jean-Philippe, comte de', in: Biographie Nationale de Belgique, XIV (1897): kol.539-545.
- Laloire, 'Le peintre J. van Schuppen et le marquis de Westerloo', Belgisch tijdschrift voor oudheidkunde en kunstgeschiedenis (Revue belge de l'archéologie et d'histoire de l'art), I, (1939): 21-47.
- de Schrijver, 'Merode-Westerloo, Jan Filips Eugeen', in: Nationaal Biografisch Woordenboek, II (1966): kol.565-570.
- Jolien Cremers, Het intieme leven van het adellijke gezin Merode en Hadamar. De persoonlijke briefwisseling van Jean-Philippe-Eugène de Merode en Charlotte Nassau-Hadamar, Acco, Leuven, 2004
- Stadsgeschiedenis Willemstad op de website van de Heemkundekring de Willemstad
- Molhuysen, P.C., en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 3. Leiden 1914
- Ubachs, P., en I. Evers, Historische Encyclopedie Maastricht. Zutphen, 2005
- Repertorium op de lenen van de Hofstad Egmond in Delfland, Schieland, Putten en IJsselmonde, 1274-1660 (1724), door C. Hoek (Eerder gepubliceerd in ‘Ons Voorgeslacht’, jrg. 31 (1976), jrg. 34 (1979) en jrg. 43 (1988), een uitgave van de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie), ook te vinden op Hogenda
- A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk. J.J. van Brederode, Haarlem 1869, onder Jan Baron de Merode.
Auteur: M. Verhoef