Het Geslacht Speelman
van 's Gravenambacht en Pernis tot IJsselmonde
Het Wapen van Pernis
De familie Speelman vindt haar oorsprong in het dorp van Pernis. Zo her en der weet de familie zich via verschillende huwelijken te verbinden aan enkele notabele families in het dorp en de regio er omheen. De familie Speelman zelf is ook niet geheel onbemiddeld, gezien de bedragen die men moest betalen bij huwelijken en begravenissen, zoals uit blijkt uit verschillende vermeldingen in de Gaarderregisters van de Hervormde Kerk van Pernis. Uiteindelijk komt Johannes Jacobus Speelman (1823-1874) via zijn huwelijk met Maria Johanna Molenaar (1827-1878) terecht in de IJsselmondse steenbakkers en burgemeestersfamilie Molenaar en weet hij zelf ook nog burgemeester te worden van IJsselmonde (1850-1870).
Het Wapen van
's Gravenambacht
De Genalogie van de familie Speelman
I.
Elias Cornelisse., jongeman van Pernis, zoon van Cornelis Leendertsz. “de jonge” en Maertgen Leendertsdr. Biersteker, tr. Pernis 26-5-1669 (ondertr. Bergschenhoek 4-5-1669) met Maertje Rijmense., jongedochter van Den Bergschenhoeck, dochter van Reijmbrand Ariensz. van Segwaert en Neeltje Claesdr (Breur).
Elias Cornelisse was knecht van Cornelis Cornelisz. Soeteman, veerman op Pernis (1667), jongeman van Pernis (1669). In 1678 werd Maartje Rijmens betaald voor het 'warre en backe voor Crijn Cornelisz'. De kinderen kwamen na het overlijden van hun ouders onder de zorg van de diakonie van de kerk van Pernis terecht.
Kinderen uit dit huwelijk:
a.
Cornelis Eliasse., ged. Pernis 13-4-1670, begr. Pernis 13-5-1743 (aangegeven door Elias Arijensz. Speelman, neef, onder de classis van ƒ 3,-,-), tr. Pernis 12-12-1704 met Leentje Cornelisdr. Soeteman, geb. Pernis ca. 1660, begr. Pernis 28-2-1721 (aangegeven door Cornelis Ariensz. Voogt, zwager, onder de classis van ƒ 3,-,-) dochter van Cornelis Cornelisz. Soeteman en Ariaentje G., weduwe van Johannes Ariënse. Voogt (1664-vóór 1704).
Cornelis was aanvankelijk (waarschijnlijk) schippersknecht, tot mei 1688 besteed bij Jan van Oosten tot Vlaardingen, daarna bij Cornelis Soeteman ( 1688-1689), de diakonie kreeg in 1692/1693 van Huibrecht Leendertsz. schipper op de Heij wegens 'de huur van Corn. Eliasse' 24 gld. Later was hij herbergier te Pernis. Hij kocht in 1709 enig brandhout uit een boomgaard en in 1710 en 1711 de vruchten uit een boomgaard. Cornelis was kerk meester van Pernis in 1709. Hij woonde in 1699 aan de Pernisser Sluijs. Leentje Soeteman werd in 1704 betaald voor het 'leren naaien' van kinderen. Zij was lidmaat te Zwartewaal in 1682 met attestatie van Pernis en te Pernis met attestatie van Zwartewaal 1701. Haar vader Cornelis Cornelisz. Soeteman 'de Jonge' was veerman op de Pernisser Sluis. Haar moeder Jaapje Jacobs was weduwe van Jan/Johannes Arentsz/Ariensz Voogt, jongeman van Zwarte waal) waar zij op 10 oktober 1687 te Pernis was gehuwd. Op 23 oktober 1710 kocht Cornelis van de erfgenamen van Maertje Stoffels een 1 gemet en 6 roeden grote boomgaard onder Pernis bij de Pernissersluis en op 25 april 1733 van de erfgenamen van Pieter Huijbertsz. Boogertman nog een boom gaard, groot 1 gemet 6 roeden, eveneens gelegen bij de Pernissersluis voor f 250,-. Hij bezat deze boomgaarden tot zijn dood, waarna ze aan zijn neef Elias Speelman komen. Tevens bezat Cornelis te Pernis een huis, waarvoor hij in 1732 voor 2 gulden werd aangeslagen. Op 10 augustus 1718 testeerde Cornelis te Poortugaal en vermaakte zijn 'wercken dagsche kleederen als mede een swarte laeckenrock en broek' aan zijn broeder Claes Eliasz. Speelman op de Hijde, aan zijn broeders zoontje Elias Ariensz. Speelman een 'silver hegtmes ', aan Klaas Eliasz. en Elias Ariensz. Speelman al zijn verdere klederen, linnen en wollen, goud en zilver ten lijve van Cornelis. Hij stelde tot universeel erfgenaam zijn vrouw Leentje Cornelis Soeteman uitgezonderd de boomgaard groot omtrent 1 gemet gelegen onder Pernis aan de Pernisserweg die na zijn dood zal komen aan zijn broer Klaas, die daarvoor f 200,- moet uitkeren aan zijn neef Elias Ariensz. Speelman. Als voogd over de minderjarige kinderen benoemde hij Claes Eliasz. Speelman, zijn broeder. Op 3 mei 1725 trad Cornelis Eliasz. Speelman op met Daam Spuije als voogden van de minderjarige kinderen van Job en Cornelis Aartsz. Langstraat, die mede-erfgenaam waren van Gerritje Pieterse. Hackelaer, weduwe van Aart Jansz. Langstraat.
Uit beide huwelijken van Leentje zijn geen kinderen bekend.
c.
Neeltje Eliasse., ged. Pernis 19-11-1673. In oktober 1683 betaalde de diakonie van Pernis voor de bestedinge 'voor 't meisje van Maartje Reinen', waarschijnlijk jong overleden.
d.
Claes Eliasse., ged. Pernis 29-12-1675, overleden ná 14 maart 1763 (waarschijnlijk vóór 3 juli 1769), tr. Pernis 30-10-1711 met Niesje Matthijse (Tijsse.) de Jong, jongedochter, wonende onder 's-Gravenambacht (1711), overleden ná 14 maart 1763, dochter van Matthijs Huigsz. de Jong en Racheltje Hendrikse.
Claes en Niesje woonden in 's-Gravenambacht. Hij was in 1687 voor 16 stuivers in de kost bij schoenmaker Cornelis Croon en in 1690 bij Floris Adriaense en zat toen 's-winters op de avondschool en moest turf meenemen om de school te stoken, 'sijnde ordinair voor alle kinderen', de diakonie ontving voor de 'verhuur' van hem van Arij Bauwens Robot f 10,-, 10 stuivers in 1695, en in 1696 f 20,- van Pieter Willemsz de Jong; op 5 juni 1724 verkocht Jannetje Jans Keijser aan Claes een huis met erf en boomgaard te 's-Gravenambacht op de vijver af met een erf gelegen over de dijk voor f 723,-, hij bezat in 1732 een huis in 's-Gravenambacht, waarvan hij het voorhuis, kamer tje, zolder verhuurd had aan Bart van Waart voor f 16,- per jaar en in de rest van het huis woonde hij zelf met zijn gezin 109. Op 8 mei 1762 verkocht hij aan Arij Verheul een zeker erfje aan de Karvelsedijk in 's-Gravenambacht voor f 75,-.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Maartje Claes Speelman, gedoopt Poortugaal 23 oktober 1712, jong overleden.
2.
Jaapje Claes Speelman, gedoopt Pernis 30 december 1714 (get. Rachel NN), overleden vóór 21 april 1741, zij huwde (otr. Pernis 20 december 1737) Pernis 12 januari 1738 (beiden woonden te 's-Gravenambacht) met Arij Willemsz. Groen, gedoopt Hoogvliet 5 mei 1715, zoon van Willem Jansz. Groen en Maritje Jansdr. Kleingeld (hij huwde 2e Ridderkerk (otr. 12 november) 29 november 1746 Teuntje van Prooije, jongedochter van Hekelingen , wonende Ridderkerk). Op 21 april 1741 werden tot voogden over het minderjarige kind van wijlen ]aapje Claas Speelman, overleden in 's-Gravenambacht, aan haar verwekt door Arij Willemse. Groen, aangesteld de grootvader Claes Eliasse. Speelman te 's-Gravenambacht en de oudoom Cornelis Eliasse. te Pernis, van moederszijde.
Kind uit dit huwelijk:
- Marietje Ariensdr. Groen, zij woonde te 's-Gravenambacht (1761), zij legde een verklaring af over een scheldpartij tussen Annetje van Besooijen, huisvrouw van Cornelis Meesz van der Burg, bouwman, over hun gewezen knecht Johannes Leendertsz van der Knaap, geboren 's-Gravenambacht, gedoopt Pernis 30 augustus 1739, zij huwde (otr. Pernis 7 mei 1762) Jacob Jacobsz Pluijmer, gedoopt Pernis 31 augustus 1732, zoon van Jakop (Claesen) Pluijmert, meester schoenmaker en leerlooier te Pernis, en Pietertje Jacobs van der Parre. Zij testeerden op 14 maart 1763 te Poortugaal (geen f 2.000,- gegoed), zouden zij geen kinderen krijgen, dan vermaakte hij aan zijn moeder Pietertge Jacobs van der Parre al zijn kleding en zij aan haar grootvader en grootmoeder Claes Eliasz Speelman en Niesje de Jong en haar oom Jacob Claesz Speelman al haar kleding. Hij stelde tot voogden zijn broeder Jan Glesuur te Poortugaal en zij haar goede bekende Cornelis Arijensz. Jongejan.
3.
Elia Claes Speelman, gedoopt Pernis 1 augustus 1717 (get. Neeltje Bastiaanse de Ruiter), jong overleden.
4.
Arij Claesz Speelman, geboren 's-Gravenambacht, gedoopt Pernis 13 april 1721, overleden vóór 6 november 1761, hij huwde (otr. Rhoon 6 november 1750) met Ariaantje Koenen van der Wilt (Wild) , gedoopt Rhoon 30 maart 1721, overleden vóór 15 november 1782, dochter van Koen Teunisz. van der Wild en Jannetje Leendertsdr. Koornneef, zij huwde 2e Rhoon 6 november 1761 Cornelis Jansz. Groenenboom, lidmaat Pernis met attestatie van Hoogvliet 17 november 1791, geboren Kathendrecht, gedoopt Charlois 21 januari 1734, overleden Pernis 27 maart 1799 (gaarder Pernis 30 maart 1799 pro deo), zoon van Jan Cornelisz. Groenenboom en Cornelia Corstiaens. Vlasblom. Cornelis huwde 2e (gaarder Hoogvliet 15 november 1782 f 3,-) Ariaantje Jans van der Wael, jongedochter van Hoogvliet (1782).
5.
Elias Claesz Speelman, gedoopt Pernis 15 april 1723 (get. Maria NN), jong overleden.
6.
Jacob (Japick) Claesz Speelman, hij woonde te 's-Gravenambacht (1761-1783), hij legde een verklaring af over een scheldpartij, hij verkocht op 3 juli 1769 aan Arij Cornelisz Jongejan een huis, erve en boomgaard in Pernis voor f 530,-, gedoopt Pernis 8 december 1726 (dg. Marij), begraven buiten de kerk van Pernis 16 oktober 1783 (aan gaarder pro deo).
7.
Elias Claesz Speelman, gedoopt Pernis 9 januari 1729, jong overleden.
e.
Elia(s) Eliasse., ged. Pernis 19-2-1679, jong overleden.
II.
Arij Eliasse. (Speelman), ged. Pernis 1-1-1672, begr. Pernis 7-3-1717 (onder de classis van ƒ 3,-,-), tr. 1e Pernis 13-4-1703 met Maartje Jansdr. Burger, ged. Pernis 11-2-1685, ovl. Pernis 21-7-1704, dochter van Jan Barendse. (Burger) en Willemtje Aartsdr. Arij tr. 2e Pernis 1712 (aangifte 1-1-1712 onder de classis van ƒ 3,-,-) met Neeltje Bastiaanse. den Ruijter, ged. Pernis 19-12-1688, begr. Pernis 3-12-1744 (onder de classis van ƒ 3,-,-), dochter van Bastiaan Cornelisz. den Ruijter en Aafje Claasdr. Slager. Neeltje hertr. Pernis 4-12-1718 (ondertr. ald. 11-11-1718) met Jan Cornelisz. Roobol, geb. Rhoon ca. 1680, begr. Pernis 20-5-1755 (onder de classis van ƒ 3,-,-) , zoon van Cornelis Cornelisz. Roobol en Maartje Sijmonsdr. Hoogerwerf.
Arij Speelman was van 1685 tot 1689 in de kost bij Cornelis Huibrechtse Kock, betaald 'over verdient arbeijtsloon aen de wagenkeet' en voor het leveren van riet voor het dekken van dezelfde wagenkeet (1707). Arij was met zijn eerste vrouw lidmaat te Pernis in 1703. Hij was diaken van 1704 tot 1705, ouderling in 1709, van 1715 tot 1716 van Pernis, ontvanger van verponding van De Kiesheid van 1701 tot - 1704, ontvanger van de 100ste penning van De Kiesheid in 1695, 1704, van 1707 tot 1708, van 1710 tot 1712, en van 1715 tot - 1716 en van de 100ste penning van Boudijn Hartsland van 1707 tot 1708, gegoed te Deijffelsbroek en Poortugaal.
Arij Eliasz. Speelman ontving als getrouwd hebbende Neeltje Bastiaans de Ruijter een bedrag van f 399,-, 1 stuiver en 10 penningen uit de boedel van haar oom Pieter Cornelisz. Ruijter. De huwelijken van Arij Eliasz Speelman met Maartje Jans Burger en Neeltje Bastiaans de Ruijter waren het begin van een lang kettinghuwelijk. Neeltje Bastiaans de Ruiter huwde 2e (gaarder Pernis 10 november 1718 f 3,-) Pernis 4 december 1718 met Jan Cornelissz. Ro(o)bol, woonde aan de Hill te Pernis (1731), schepen Pernis 1738-1754, schepen/heemraad Deijffelsbroek en Madroel 1748-1752, diaken 1730-1731, jongeman van Rhoon, overlijden (gaarder Pernis f 3,-) 20 mei 1755. Jan huwde 2e (gaarder Pernis 17 mei 1748 2 x f 3,-) Pernis 1 juni 1748 Annetje Maertens Vermaat, woonde Pernis (1748), jongedochter van Geervliet (1748), gedoopt Spijkenisse 24 juli 1718, dochter van Maarten Philipsz. Vermaat en Geertruij Teunisdr Verhulp. Annetje hertrouwde met (otr. Pernis 26 maart 1746, 1gaarder Pernis 17 mei 1748 2 x f 3,-) Jan Huibrechtsz. Koek, jongeman, geboren 's-Gravenambacht en daarna met (otr. Pernis 12 juli 1759) Heijndrick (Reijersz) van Eijk, bouwman in 's-Gravenambacht, schepen Pernis 1801 -1806, schepen/gemeenteraadslid 's-Gravenambacht 1772-1810, schepen/heemraad Boudewijn Hartsland 1779-1809, schepen/heemraad Smalland en Oostbroek 1801-1803, schepen/heemraad Langebakkersoord 1802-1804 en Heilige Geestmeester van Pernis 1761, geboren Poortugaal. Op zijn beurt huwde Heijndrijk te Barendrecht op 9 januari 1780 met Ariaantje Pieters Groeneweg, geboren Carnisse, gedoopt Barendrecht 14 november 1734, dochter van Pieter Jansz Groeneweg en Ariaantje Ariens Rap.
Arij Eliasz Speelman werd een aantal malen genoemd als voogd over eventuele minderjarige kinderen in geval van overlijden. Op I6 september 1709, samen met Hubrecht Jansz. Kocq, toen Cornelis Michielsz. Kroon en Cijntje Teunis Karbijn hun huwelijkse voorwaarden maakten, op 20 april 1713 toen Neeltje Claas Krijger, weduwe van Jan Bastiaans 't Hart, testeerde, tezamen met haar zaan Claas Jansz. 't Hart, op 11 mei 1713 toen Cornelis Huijbrechtsz. Koek testeerde te Schiedam (medevoogd was Heijndrick Jansz. Decker) en tenslotte op 2 juni 1715 toen Jannetien Heijndriks van der Hans, huisvrouw van Daem Arentsz Spuij testeerde. In een ander geval werd op 17 december 1738 in de plaats van Arij Eliasz. Speelman, Ool Claesse Knegt, benoemd door de overgebleven voogd Cornelis Michielsz. Kroon, omdat Arij overleden was. Veelal is er bij voogden sprake van een familierelatie. Het enige gemeenschappelijke element in het bovenstaande, dat tot nu toe bekend is, is dat bijna iedereen in Pernis of 's-Gravenambacht (ook De Heij genoemd) woonde.
Kind uit het 1e huwelijk:
Kinderen uit het 2e huwelijk:
b.
Maertje Speelman, begr. Pernis 1712 (aangifte door vader op 15-10-1712, onder de classis van ƒ 3,-,-).
c.
Aafje Speelman, ged. Pernis 15-4-1714, begr. Pernis 1-7-1715 (onder de classis van ƒ 3,-,-).
III.
Elias Ariënsz. Speelman, ged. Pernis 20-4-1704, begr. Pernis 4-1-1762 (aangegeven door Pieter Speelman, zoon, onder de classis van ƒ 3,-,-), tr. Pernis 13-5-1725 (otr. en gaarder Pernis 20 april 1725 2 x f 3,-) met Marijtie Pieterse. van Dijk, ged. Pernis 10 juni 1703, begr. Pernis 4-5-1762 (aangegeven door Pieter Speelman, zoon, onder de classis van ƒ 3,-,-), dochter van Pieter Joosten van Dijck en Leentje Bastiaans van der Laen.
Elias Speelman was bouwman te Pernis. Hij was schepen van Pernis van 1742 tot 1762, voogd over Elias was zijn grootvader Jan Jansz. Burger, hij woonde in 1732 in het huis afkomstig van zijn grootmoeder Leentje Pieters Visser, weduwe van Jan Jansz. Burger en werd daarvoor voor
f 2,- aangeslagen.
Op 2 juli 1729 kocht Elias Speelman een keet met een slijpmolen en erve gelegen in Pernis op het uitpad van de boomgaard van Pieter Dirksz. van Driel ten lengte van 25 voet van den Hofdijk voor f 200,-. Elias kocht samen met Simon Wijnants Ruijsevelt op 26 mei 1731 van Willemtje Alberts, weduwe van Herman Hendricksz. van Mouwerick, wonende onder Charlois, een huis, schuur en erve staande en gelegen aan de Pastorie- of Rietdijk van Pernis, voor f 400,-. Hij kocht in 1732 van Jan Verheul voor f 18,- 6000 straatstenen en in 1733 betaalde hij hem voor f 32,- voor geleverd steen.
Op 4 en 5 juli 1731 gaf Elias als mede-erfgenaam namens zijn vrouw een procuratie af aan Pieter van der Stoep, notaris en procureur te Strijen, om de woning en landerijen behorende tot de nagelaten boedel van Hendrik ]oosten van Dijck, gelegen in Numanspolder te regelen en te administreren. In de periode 1741-1755 bezat Elias 6 gemeten land te Pernis. In 1755 vermeerderde hij dit met 2 gemeten 6 roeden land. Na zijn overlijden komt hiervan 1 gemet aan Pieter Speelman en 1 gemet en 6 roeden aan Pieter Meesen.
Elias Speelman, bouwman, als in huwelijk hebbende Marijtje van Dijk, en Joost van Dijk, mede wonende te Pernis, en nog dezelfde Joost van Dijk en Pieter Huijbrechtsz den Boer, schepen te Pernis, als bij testament van Hendrik van Dijk op 3 augustus 1743 voor notaris P. Tijken, aangesteld tot executeurs en voogden van minderjarige kinderen met name Pieter, Staats, Maartje en Lena van Gelder, nagelaten kinderen van wijlen Annetje Pieters van Dijck bij haar verwekt door Jan Staats van Gelder, wonende te Rhoon, welke Marijke, Joost en Annetje nagelaten kinderen van Pieter van Dijck, die een broer was van Hendrik van Dijk, scheiden de goederen nagelaten door Hendrik van Dijk.
Elias was in 1748 ingeland van Deijffelsbroek en Madroel, kocht op 15 april 1748 voor f 484,- 2 gemeten en 248 roeden land te Hoogvliet en leverde haver (1750). Op 11 mei 1758 gaf Elias een procuratie af aan Cornelis Knappert, notaris en procureur te Schiedam, om in zaak tegen Leendert Brak voor het gerecht van Rhoon namens hem op te treden.
Elias werd vermeld als voogd in testament van Heijndrick Heijndrickse Verhage en lngetie Jacobs Pluijmer, echtelieden te Pernis, tezamen met Jan Jansz Glasuur, wonende te Poortugaal, een halfbroer van Ingetje.
Marijtje Pieters van Dijck maakte na het overlijden van haar man Elias Speelman een testament te Poortugaal op 29 april 1762. Zij prelegateerde daarin aan haar dochter Annetje Speelman het klokje met toebehoren hangende in de keuken. Aan Jan en Leentje Speelman haar 'bouwwoninge' omvattende een huis, schuur, woonkeet, wagenkeet en houtkeet, berg, boomgaard en erf te Pernis, waarvoor zij Annetje indien zij minderjarig is, op moeten voeden en haar ongelukkige zoon Bastiaan moeten onderhouden. Tot erfgenamen benoemde zij Arij, Pieter, Jan, Bastiaan, Maartje, Leentje en Jannetje, haar kinderen, tot voogden stelde zij Joost van Dijck, haar broer, en Arij Eliasz Speelman, wonende te Hoogvliet en Pieter Eliasz. Speelman, wonende te Pernis, haar zonen.
Op 4 mei 1763 transporteren Pieter, Jan, Bastiaan en Leentie Elias Speelman alle meerderjarig, de laatste geassisteerd met hare bruidegom Dirk van den Berg en zich sterk makende voor Arij Eliasz. Speelman en Arij Jansz. Roobol, als in huwelijk hebbende Maartie Eliasdr. Speelman, alsmede nog Pieter Eliasz. Speelman en Joost van Dijck, zich sterk makende en de rato caverende voor, bij testament van Marijken Pieters van Dijk in leven weduwe en boedelhoudster van Elias Speelman aangesteld zijnde, als voogden over de minderjarige kinderen met namen Annetie Elias Speelman tezamen kinderen en erfgenamen van Marijke Pieters van Dijck, aan Jan Heindricksz. Kok 2 gemeten zaailand met een 'uitterdijk' gelegen in Deijffelsbroek.
Op 24 januari 1764 werd voor de notaris in Poortugaal een inventaris opgemaakt van de nalatenschap van Maartje Pieters van Dijck, weduwe van Elias Ariensz. Speelman. Het landbezit omvatte: 1 gemet 200 roeden boomgaard, een halve griend genaamd het 'Hooffie' en 5 gemeten 100 roeden weiland, onder Hoogvliet , 4 gemeten hooiland, 2 gemeten en 6 roeden zaailand, 2 gemeten land in Pernis, 4 gemeten zaailand in het Ouweland van Poortugaal en tenslotte 7 gemeten 108 roeden weiland onder Poortugaal en Hoogvliet, benevens een huis, boomgaard en erf te Pernis en 8 gemeten land te Poortugaal door Dirk van den Bergh uit de boedel ge kocht.
Kinderen uit dit huwelijk:
a.
Arij Eliasz. Speelman, ged. Pernis 24-3-1726 (getuige: Niesie Aelberts de Jong), begr. Hoogvliet 13-3-1807 (buiten de kerk), tr. (ondertr. Hoogvliet 10-3-1752) met Jaepje Reijersdr. van Kralingen, ged. Hoogvliet 5-10-1727 (getuige: Annetje Pieters Vrijland), ovl. Pernis 24-3-1814, dochter van Reijer Dammesse van Kralingen en Ingetje Jacobs den Ouden.
Arij Speelman was stuurman op de scholschuit 'De Jonge Arij', varende van Hoogvliet (1767), later op de 'welbezeijlde bezaanvisschuijt genaamd Vijf Maryjaans' (1791), gelegen in de haven van Hoogvliet aan de timmerwerf van Dirk Twigt. Arij verkocht op 2 april 1791 zijn aandeel hierin voor f 72,-0, huurde voor 17 gld. per jaar een kamertje in een huis te Hoogvliet (1771-1772). Op 29 april 1775 kocht hij van Jan Gerritsz Voogt een 'huijs, schuijrtie en erve staande ende gelegen' op Hoogvliet gelegen aan de buitenzijde van de straat voor f 602,-. Op dezelfde dag leende bij van Cornelis van den Bergh, dijkgraaf, schout en secretaris van Langebakkersoord een bedrag van f 800,-. Als onderpand hiervoor gaf hij zijn boomgaard groot 1 gemet 250 roeden in de Boerenhoek onder Hoogvliet, welke ten oosten belend werd door Jan Eliasz Speelman zijn broer. Op 26 januari 1785 verkocht hij die boomgaard aan Cornelis 't Hart te Pernis voor f 1150,-. Op 28 mei 1800 deed Arij zijn boomgaard te Hoogvliet over aan zijn neef Johannes Speelman voor f 150,-.
Jaapje van Kralingen was lidmaat te Hoogvliet in 1752. Haar vader Reijer Dammasz. van Kralingen was bouwman op het Huis te Engeland, president-schepen Hoogvliet en Oud- en Nieuw-Engeland (1765), diaken Hoogvliet van 1730 tot 1731 en in 1735.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Ingetje Ariens Speelman, zij kocht voor 18 stuivers een lessenaar (1775), ged. Hoogvliet 5 september 1756 (get. Ariaentje Pieters van Kralingen), ovl. Pernis 4 juli 1840, zij huwde (gaarder Hoogvliet en Pernis 19 april 1783, pro deo) Arij Huijbrechtsz 't Hart, stuurman op een 'schoeijer visschuijt' (1808), ged. Pernis 5 augustus 1753, op 1 november 1808 uitgevaren en op 3 november 1808 met een harde wind overboord geslagen, zoon van Huijbrecht Claesz 't Hart en Neeltje Ariens van der Steen.
Uit dit huwelijk 7 kinderen.
2.
Elias Arijensz Speelman, ged. Hoogvliet 17 september 1758 (get. Marijtje Pieters Vogel), ovl. gaarder Hoogvliet 18 juli 1798 pro deo en begraven buiten de kerk van Hoogvliet 19 juli 1798, hij huwde (gaarder Hoogvliet 11 juli 1783 pro deo) Neeltje Arijens den Oude(n), ged. Hoogvliet 21 maart 1756, ovl. Hoogvliet 12 augustus 1834, dochter van Arij den Ouden en Marijtje Willemsdr Voogd. Elias verkocht als man en voogd van zijn vrouw Neeltje Arijens den Oude samen met zijn zwager Pieter Arijensz den Oude aan zijn zwagers Arij Arijensz den Oude en Leendert Arijensz den Oude de helft van een dijkboom gaartje op de zuidzijde van Hoogvliet voor f 60,-.
Uit dit huwelijk 5 kinderen.
3.
Marijtje Ariens Speelman, dienstbode te Poortugaal (1788), ged. Hoogvliet 24 augustus 1760 (get. Maartje Elias Speelman), ovl. Pernis 25 juli 1829, zij huwde (otr. Poortugaal 26 april 1788, attestatie om te trouwen in Hoogvliet, gaarder Pernis en Poortugaal 26 april 1788 pro deo) Dirk Huijbrechtsz 't Hart, visser te Pernis, ged. Pernis 23 november 1755, ovl. Pernis 24 januari 1838, zoon van Huijbrecht Claesz. 't Hart en Neeltje Ariënsdr. van der Steen. Zij woonden aan de Ring te Pernis (1794-1800) en testeerden op 2 maart 1818 te Rhoon.
Uit dit huwelijk 7 kinderen.
4.
Ds. Reijer Ariënsz. Speelman, ged. Hoogvliet 3 mei 1767 (get. de moeder), ovl. Utrecht 15 februari 1840, hij huwde (otr. Utrecht 4 december 1796) Utrecht 19 december 1796 (Janskerk) Christina Willemina (Wilhelmina) Telen (Teelen), lidmate te Mijdrecht 23 april 1797 met attestatie van Utrecht, ged. Utrecht 24 januari 1773 (Geertekerk), ovl. Utrecht 17 december 1831, dochter van Johannes Te(e)len en Engeltje Sevenhuizen.
Reijer werd ingeschreven als student te Utrecht 7 maart 1796, predikant, beroepen te Mijdrecht 15 januari 1797, te Hardinxveld 16 juni 1799 en te Barneveld 8 oktober 1809, met emeritaat 1814, particulier (1825), rentenier (1830), woonde aan het Pieters kerkhof (1830), later aan het Oudkerkhof (1840) te Utrecht, schreef 'Eene prophetie betreffen de het doorlugtig huis van Oranje-Nassau aanvankelijk vervuld',
In de nalatenschap van Reijer Speelman viel onder het vruchtgebruik van de nalatenschap van zijn vrouw (volgens huwelijkse voorwaarden van 16 december 1796 voor notaris Mattheus Jacobus Buren te Utrecht) het volgende onroerend goed : een huis aan het Oudkerkhof en 4 woningen met erve aan de zuidzijde van de Groot Eligensteeg en 2 woningen en erve en grond aan de oostzijde van Vrouw Juttestraat te Utrecht. Daarnaast liet Reijer de volgende panden na: een huis en erve in de Lange Nieuwstraat, 6 woningen met erf en grond aan de noordzijde van de Kersenstraat, een huis en grond achter het Vleeshuis, 2 woningen aan de noordzijde van de Groenesteeg, 2 woningen en grond aan de oostzijde van Catharijnestraat, een huis en erf aan het St. Pieterskerkhof, een huis en erve gelegen aan de Korte Nieuwstraat en 2 huizen en erven gelegen aan de Lange Nieuwstraat. In zijn testament van 10 februari 1840 voor notaris van Schermbeek bepaalde Reijer dat zijn zoon Joannes het recht kreeg inboedel, meubilair en huisraad over te nemen, evenzo het huis op het Oudkerkhof wat hij aan zijn zoon heeft verhuurd.
Uit dit huwelijk 4 kinderen.
5.
Joost Ariënsz. Speelman, ged. Pernis 1 september 1771 (get. de moeder), ovl. Hoogvliet 8 mei 1854, hij huwde (otr. en gaarder Pernis 14 april 1798 pro deo) Maria Fransdr. Voogd, ged. Hoogvliet 25 december 1765, ovl. Hoogvliet 6 augustus 1833, dochter van Frans Ariensz. Voogd en Maartje Jansdr. Voogd, hij huwde 2e Hoogvliet 9 mei 1835 met Hendrikje Romein, dienstbode te Hoogvliet (1835), geb. Poortugaal 25 juni 1813, ovl. Hoogvliet 2 juli 1892, dochter van Pieter Romein, schipper te Albrandswaard, en Hendrikje Knegt.
Joost was stuurman (1821), later winkelier te Hoogvliet, kocht op 25 april 1807 het huis, schuur en erve bewesten de dorpsstraat te Hoogvliet van zijn moeder Jaapje van Kralinge, weduwe van Arij Speelman voor f 650,-193 en op 30 oktober 1821 van Dirk Adrianus van Putten, koopman, een schokkerschuit genaamd 'de Hoop' laatst gevoerd door de koper liggende in de haven van Hoogvliet met 'deszelves staande en lopende want, ankers, touwen en zeilen mitsg . alle de visgereedschappen zo van beug als kordentuig voorts met al het kok- en stuurmansgoed' tot de schuit behorend voor f 500,-.
Uit het 2e huwelijk 3 kinderen.
c.
Jan Eliasse. Speelman, ged. Pernis 10-10-1728 (getuige: Maertie Henderiks Kock), begr. Pernis 20-7-1782, tr. 1766 (ondertr. Pernis 23-3-1766, onder de classis van ƒ 3,-,- en Rhoon 29-3-1766) met Ariaantje Jansdr. Pons, ged. Rhoon 11-1-1733 (getuige: Marijtje Jansdr. ’t Hooft), ovl. Pernis 16-12-1816, dochter van Jan Jacobsz. Pons en Grietje Jansdr. ’t Hooft.
Jan en Arijaantje testeerden op 19 januari 1763 te Rotterdam; gegoed beneden f 2.000,-. Na het overlijden van Jan stelde zij op 19 augustus 1782 tot administrateurs en voogden haar broer Arij Pons, wonende te Rhoon, en Jan Verduijn en Cornelis Jansen de Jongh, beide wonende Pernis. Op 3 augustus 1805 verkocht Ariaantje Pons, weduwe van Jan Speelman aan Arij Jansz Kooien 2 gemet en 200 roeden bouw- en zaailand in de polder Nieuw-Pernis.
Ariaantje Janse Pons testeerde na de dood van haar man nog een aantal keren. Op 3 november 1813 bepaalde zij dat haar zoon Elias Speelman het huis, schuur, boomgaard en dijkhof met platen en winkelgereedschappen in Pernis, gelegen in de Kerkstraat zou krijgen, waarvoor hij 1050 francs of 500 gulden binnen drie maanden na zijn moeders overlijden aan de boedel moet betalen. Een bruine kast zal haar dochter Adriana krijgen, die aan Elias en Marietje beide f 3 moet betalen. Elias zal de kleren van zijn vader krijgen en Marietje en Adriana die van hun moeder. Verder vermaakte zij aan haar kleindochter Adriaantje Jans Koole al het goud en zilverwerk, welke zij ten lijve draagt en stelde tot universele erfgenamen Elias, Marietje en Adriana Speelman. Als zij op 26 januari 1813 te Rotterdam testeert, veranderde zij het zo dat
het goud- en zilverwerk toekwam aan haar dochters en haar zoon Elias werd als executeur aangesteld. Op 4 januari 1816 veranderde zij het voorgaande testament; Adriana zal de bruine kast krijgen en de vermaking van het goud- en zilverwerk aan haar kleindochter komt te vervallen.
Op 26 februari 1817 verkochten Elias Speelman, Arij Koole als in huwelijk hebbende Adriana Speelman en Jan Ariens Koole als in huwelijk hebbende Maartje Speelman, alle wonende Pernis 3 gemet en 1 roede weiland in Deijffel aan Jan Ariensz Koole te Pernis en aan Bastiaan Jongejan 5 gemet en 150 roeden wei- en bouwland aan de dijk gelegen in Deijffel.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Elias Jansz Speelman, herbergier (1818), watermolenaar (1830), armmeester van Pernis 1804, ged. Pernis 12 april 1767 (get. Annetje NN) , ovl. Pernis 25 oktober 1839, hij huwde (gaarder Pernis 16 december 1796 f 3,-) Pernis 8 januari 1797 Klaasje Dirks Kamerling, dienstbaar onder 's-Gravenambacht (1796), ged. Pernis 8 mei 1774, ovl. Pernis 23 juli 1849, dochter van Dirk Kamerling Jansz, meester ijzersmid , diaken en ouderling te Pernis, en Krijna Jacobse Vermeulen. Zij testeerden 13 januari 1806.
Uit dit huwelijk 12 kinderen.
2.
Maria Jans Speelman, ged. Pernis 14 februari 1768 (get. Leentje NN), ovl. gaarder Pernis 11 oktober 1768 f 3,-.
3.
Maria Jans Speelman, ged. Pernis 20 augustus 1769 (get. de vader), ovl. gaarder Pernis 19 december 1770 f 3,- en begr. in de kerk van Pernis 19 december 1770 (rij 1 graf 5).
4.
Marijtie Jans Speelman, lidmaat Pernis 1 mei 1797 met attestatie van Hoogvliet, ged. Pernis 8 september 1771 (get. de vader), ovl. Pernis 4 juni 1817, zij huwde (gaarder Hoogvliet en Pernis 21 april 1797 2 x f 3,-) Jan (Arijsz) Koole(n), vlasboer te Pernis, lid Kerkelijke Commissie 1816, kerkmeester/kerkvoogd 1820-1821, secretaris-kerkvoogd 1820-1821 van Pernis, lidmaat Pernis, kreeg attestatie naar Hoogvliet 1 december 179. [niet inge vuld], weer lidmaat Pernis 1 mei 1797 met attestatie van Hoogvliet, gedoopt Pernis 18 juni 1758, overleden Pernis 31 maart 1839, zoon van Arie Ariensz Koole en Johanna Jansdr de Booij. Zij testeerden op 8 augustus 1797 te Rotterdam; gegoed beneden de f 2.000,-. Op 2 april 1825 vond de boedelscheiding plaats van Marijtje Jans Speelman tussen haar man en haar kinderen.
Uit dit huwelijk 5 kinderen.
5.
Janna Jans Speelman, ged. Pernis 21 november 1773 (get. de vader), ovl. gaarder Pernis 16 juni 1779 f 3,- en begraven in de kerk van Pernis 19 juni 1779 (rij 10 graf 2).
6.
Adriana Jans Speelman, ged. Pernis 30 juni 1776 (get. de vader), ovl. Pernis 2 januari 1849, zij huwde (gaarder Hoogvliet en Pernis 25 april 1800 2 x f 3,-) Arij Ariensz Koole, lidmaat Pernis, hij kreeg attestatie van Pernis naar Hoogvliet 14 februari 1797, attestatie van Pernis naar Poortugaal 1 februari 1816, geb. Roozand, ged. Pernis 4 juni 1758 (als Arendt), ovl. Poortugaal 16 januari 1832, zoon van Arie Koolen en Johanna Jans de Booij. Zij woonden aan de Ring (1801) en in het dorp (1804, 1809) te Pernis.
Uit dit huwelijk 5 kinderen.
d.
Bastiaan Eliasz. Speelman, ged. Pernis 27-11-1729 (getuige: Trijntie Bastiaense van der Laen), ovl. Pernis 5-10-1764, begr. ald. 6-10-1764 (aangegeven door zijn zwager Dirck van den Bergh, onder de classis van ƒ 3,-,-. "en dewijl denselve goederen nalaat het regt van de Collaterale Successie subject: dubbel regt, dus nog gelijke ƒ 3,-,-).
e.
Maertie Eliasdr. Speelman, ged. Pernis 9 december 1731 (get. Leentje Pieters Visser), ovl. gaarder Pernis 21 mei 1790 (aangegeven door Arij Robol, haar man, onder de classis van ƒ 3,-,-) en begraven in de kerk van Pernis 22 mei 1790, zij huwde (otr. Pernis 26 januari 1759) Pernis 2 februari 1759 Arij Jansz. Roobol (Roodbol), hij was 'in zee' (1761), Heilige Geestmeester van Pernis 1766, ged. Pernis 11 februari 1725 (get. Maartie Cornelisse Robol), ovl. Pernis 11 april 1803, begr. ald. 15-4-1803 (aangegeven door Andries Mijnkind, schoonzoon, onder de classis van ƒ 6,-,-), zoon van Jan Cornelisz Roobol en Neeltje Bastiaans de Ruijter.
Maartje en Arij testeerden te Schiedam op 28 maart 1761 en maakten de langstlevende voogd en erfgenaam. Arij testeerde te Schiedam op 5 januari 1799, gegoed beneden de f 8.000,- en benoemde tot zijn erfgenamen Jan Arijsz Roobol, Neeltje Arijs Roobol en de kinderen van zijn dochter van Marijtje Roobol. De nalatenschap van Arij Jansz Roobol bestond uit o.a. 2 huizen, een boomgaard en 4 gemeten land te Pernis en 4 gemeten in Deijffelsbroek.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Jan Ariënsz. Roobol, ged. Pernis 9 december 1759 (get. Annetje Vermaett), ovl. ná 5 januari 1799.
2.
Marijtje Ariënsdr. Roobol, ged. Pernis 4 oktober 1761 (get. Elias Speelman, bij abstentie van de vader, die in zee was, peet Marijtie Pieters van Dijk), ovl. gaarder Pernis 28 december 1796 pro deo, begr. in de kerk van Pernis 30 december 1796 (rij 9 graf 10, 1 uur geluid), zij huwde (gaarder Pernis 25 april 1783 pro deo, proclamaties te Poortugaal op attestatie van Pernis 27 april, 4 mei en 11 mei 1783, attestatie te trouwen in Pernis) Teunis Willemsz Struijk, ged. Rhoon 13 februari 1757, zoon van Willem Struijk en Pleuntje Pieters de Jongh, hij woonde te Poortugaal (1783), huurde een huis voor f 36,- van zijn schoonvader aan de Pastoriedijk te Pernis (1803). Teunis verklaarde het moederlijk erfdeel van zijn vrouws moeder à f 400,- te hebben ontvangen. Op 7 juli 1784 testeerden Teunis en Marijtje, gegoed beneden de f 2.000,-, wonende onder Hoogvliet; tot voogden stelde hij zijn goede vriend Huijbregt Koek, wonende onder Pernis, en Jan Pietersz Hordijk, wonende onder Hoogvliet en zij Jan Leendertsz Hordijk en Jacob den Ouden, wonende beide onder Hoogvliet 140 (hij huwde 2e (gaarder Pernis 16 maart 1798 pro deo) Lena Reijniersdr Reijnen, jongedochter van Pernis en hij huwde 3e (aangegeven Pernis 24 oktober 1806) Maria Hendriksdr Hobbel, weduwe van Leendert Noordzij, wonende te Pernis).
Uit dit huwelijk 4 kinderen.
3.
Neeltje Ariënsdr. Roobol, gedoopt Pernis 23 december 1764 (get. Anna Vermaet), zij huwde (gaarder Pernis 16 oktober 1795 f 3,- en Charlois 17 oktober 1795 f 3,-) Andries Pietersz. Mijnkind, dienstbaar te Pernis (1795), ged. Charlois 19 juni 1763 (get. Ingetje Hoogwerf), ovl. Poortugaal 9-4-1847, zoon van Pieter Leendertsz. Mijnkind en Neeltje Jakobsdr. Hoogwerf.
Uit dit huwelijk 2 kinderen.
4.
Martha Ariënsdr. Roobol, ged. Pernis 4 december 1768 (get. de ouders), ovl. gaarder Pernis 16 januari 1769 f 3,-.
f.
Leentie Eliasse Speelman, ged. Pernis 8-8-1734 (getuige: Annetie Pieters van Dijk), ovl. Pernis 29-11-1780, begr. ald. 2-12-1780 (begraven in de kerk, in de kerk, rij 1, graf 5), tr. Pernis 1763 ( Pernis en Hoogvliet 15-4-1763, Hoogvliet onder de classis van ƒ 6,-,-) met Dirck Huijbregtsz. van den Berg, bouwman in de Boerenhoek op de boederij gesierd met de spreuk 'Dool ik, wacht U' buiten het dorp van Pernis, heemraad polder Pernis en Boudewijn Hartsland 1796-1797, Heilige Geestmeester 1776, diaken 1767-1768, 1778-1779, ouderling 1781-1784, 1792-1795 van Pernis, lidmaat Hoogvliet 1761, met attestatie naar Pernis 1761, ged. Hoogvliet 23-3-1732 (getuige: Teuntie Pieters Vermaat), ovl. Pernis 3-7-1812, zoon van Hubregt Jansz. van den Berg en Baaltie Dirks de Vet. Dirk huwde 2e (gaarder Pernis 5 december 1783 f 15,-) Petronella Phillipse. Moerkerke, geb. Heenvliet 26 februari 1752, ged. Zwartewaal 27 februari 1752, ovl. Pernis 29 december 1819, dochter van Philip Willemsz Moerkerke en Trijntje Jans Beijer
Leentie en Dirk testeerden voor notaris Jan van Lijken op 30 december 1763 te Schiedam; gegoed beneden de f 8.000,-. Op 9 januari 1781 stelde Dirk Huijbregtsz van den Bergh, onder verwijzing naar het voornoemde testament gemaakt met zijn vrouw Leentje Elias Speelman, tot voogden over zijn vier kinderen Huijbregt, Elias, Baaltje en Maria en administrateurs van de boedel Jan van den Bergh, zijn broer, wonende Hoogvliet, en Jan Verduijn, zijn neef, wonende Pernis. Op 11 november 1783 regelde Dirk de nalatenschap van Leentje omdat hij zou gaan hertrouwen. De kinderen Hubregt 17 jaar, Elias 15 jaar, Baaltje 12 jaar en Maria 10 jaar krijgen als moederlijke legitieme portie f 2.400,- bij volwassenheid (25 jaar) of bij het aangaan van een huwelijk.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Levenloos kind, overlijden gaarder Pernis 22 maart 1764 pro deo.
2.
Huibregt van den Bergh, arbeider, ged. Pernis 10 maart 1765 (get. Neeltje Huibr. v. d . Bergh) , ovl. Charlois 26 juni 1829, hij huwde Pernis 15 december 1814 Lijntje Gijsbertsdr. Barendregt, geb. Charlois 19 maart 1788, ged. Charlois 23 maart 1788, ovl. Charlois 14 februari 1871, dochter van Gijsbert Maartensz. Barendregt en Aagje Pietersdr. Verschoor. Bij zijn huwelijk is o.a. getuige zijn neef Elias Speelman, arbeider.
Uit dit huwelijk geen kinderen.
3.
Ongedoopt kind, ovl. gaarder Pernis 11 juni 1767 f 3,-.
4.
Elias van den Bergh, boerenzoon, arbeider, ged. Pernis 27 november 1768 (get. Annetje NN), ovl. Pernis 16 november 1838, hij huwde Pernis 25 november 1830 Anna Gerritsdr. Waardenburg, winkelierster, geb. Vlaardingen 9 maart 1766, overleden Pernis 22 juli 1837, dochter van Gerrit Jansz. (van) Waardenburg(h) en Geertje Simonsdr. Patijn. Anna was weduwe van Johannes Hendriksz. Kraaijenbrink, geb. Dinxperlo 16 augustus 1790, ged. ald. 22 augustus 1790, ovl. 's-Gravenambacht 28 december 1829, zoon van Hendrick Freriksz. Kraaijenbrink en Dersken Hendriksdr. Koops.
Uit beide huwelijken geen kinderen.
5.
Baaltje van den Berg, dienstbaar onder Rhoon (1801), ged. Pernis 13 oktober 1771 (get. Elijsabet Huibregtze van den Bergh), ovl. Poortugaal 10 maart 1833 (weduwe), zij huwde (otr . en gaarder Pernis 17 april 1801 f 3,-) Albrandswaard 10 mei 1801 Pieter Cornelisz van der Waal, woonde te Albrandswaard (1801), ged. Poortugaal 9 december 1759 , ovl. Albrandswaard 14 januari 1832, zoon van Cornelis Dirksz. van der Waal en Lydia Hendriksdr. Struijk.
Uit dit huwelijk 5 kinderen.
6.
Marietje van den Berg, ged. Pernis 28 november 1773 (get. Maartje Eliasse. Speelman).
g.
Annetje Eliasdr. Speelman, ged. Pernis 3-4-1746 (getuige: de vader), ovl. Pernis 19-8-1809, begr. ald. 21-8-1809 (begraven in de kerk, rij 1, graf 5, met kleed, twee uren geluid), tr. 1e Pernis 19-8-1770 (ondertr. ald. 27-7-1770 onder de classis van ƒ 3,-,-) met Cornelis Burritsz. de Jong(h), bouwman te Pernis, geb. Pernis ca. 1723 (mennoniet, doopsgezind), ovl. Pernis 24-9-1778, begr. ald. 3-10-1778 (aangegeven door Jan Speelman, zwager, onder de classis van ƒ 30,-,-, rij 10, graf 2), zoon van Burrit Cornelisz. de Jongh en Ariaentje Jansdr. Cornelis was weduwnaar van Neeltje Jansdr. de Jong met wie hij huwde te Pernis (gaarder Hoogvliet en Pernis 11 april 1755 2 x f 6,-). Neeltje Jansz. de Jong, jongedochter van Nieuw-Engeland, ovl. (gaarder Pernis 16 juni 1762 f 6,-), dochter van Jan Cornelisz de Jong en Dirkje Jansdr van der Heiden.
Annetje en Cornelis testeerden te Rotterdam op 17 september 1770 (gegoed beneden f 4.000,-), waarbij Cornelis tot erfgenamen benoemd Annetje en zijn twee kinderen Ariaantje en Jannetje Cornelis de Jong, verwekt bij zijn eerste vrouw Neeltje Jansz. de Jong. Annetje stelt haar man tot erfgenaam. Als voogden over minderjarige kinderen stellen zij Claas Burrets de Jongh en Pieter Eliasz Speelman. Op 7 juli 1779 regelde Annetje Speelman, weduwe van Cornelis Burritsz de Jong, die op 24 september 1778 overleden is, het erfdeel dat hun kinderen zou toekomen als vaderlijk versterf. Cornelis had twee voorkinderen en 2 kinderen bij Annetje : Neeltje, oud 4 jaar en Burritje, oud 2 jaar. Die twee dochters kregen als hun vaderlijk erfdeel 17 gemeten land onder Pernis, Roozand en Hoogvliet.
Kinderen uit het 1e huwelijk:
1.
Marietje de Jong, geb. Pernis 1770, ged. Pernis 1 oktober 1772 (vader Menist, getuige de moeder), begr. (gaarder Pernis 11 juli 1778 f 30,-, "oud 8 jaar").
2.
Ongedoopt kind, overlijden gaarder Pernis 7 februari 1771 f 3,-.
3.
Neeltje de Jong, ged. Pernis 23 oktober 1774 (get. de moeder), ovl. Pernis 22 oktober 1827 (overleden in de nacht van 21 op 22-10-1827), zij huwde (gaarder Pernis 7 december 1798 2 x f 15,-) Izak Pietersz.Vrijlandt, meester broodbakker, gemeenteraadslid 1807-1821, lid Havenbestuur 1818, president van het kerkbestuur 1820-1821, president kerkvoogd 1820-1821, lid Kerkelijke Commissie 1820, notabel 1826-1828, ged. Pernis 27 maart 1774, ovl. Pernis 2 september 1830, zoon van Pieter Jansz Vrijlandt, stierman op een vissersschuit, en Neeltje Hendriks Born.
Neeltje testeerde op 5 juni 1789 op 14½ jarige leeftijd en benoemde haar moeder Annetje Eliasdr Speelman tot erfgenaam en als voogden stelde zij Leendert Pons en haar aangehuwde oom Arij Robol, beide wonende te Pernis.
Uit dit huwelijk 2 kinderen.
4.
Burgie de Jong, ged. Pernis 8 september 1776 (vader Menist, getuige de moeder), begr. Pernis 1 december 1780 (gaarder "oud ruim 4 jaren, zie orig: acte, Burretje kind van de vrouw van aangever Leendert Tijsz Pons, doch verwekt in haar eerste huwelijk bij Cornelis Burrets de Jong", f 30,-), begr. in de kerk van Pernis 6 december 1780 (rij 8 graf 9).
[in marge: nog 24 gld. volgens appostil op den staat anno 1780 anno 1781 verantwoord] Leendert Tijsz. Pons glav het kind van zijn vrouw, in haar eerste huwelijk verwekt bij Cornelis Burretsz. de Jong, oud ruim 4 jaar, genaamd Burretje, 30 gld en alsoo het selve kint vaste off collaterale goederen nalaat, ten
behoeve van haar 1 heele, 2 halve susters en 1 halve broeder, waardig getax. op omtrent 3000 gld. nog 6 gld.
5.
Arijaantie de Jong, geb. verm. Pernis, ovl. Pernis 10 april 1783 (gaarder Pernis, aangever Leendert Pons, ongehuwd overleden, goederen nagelaten Coll: sucessie dubbelrecht dus nog 30 gld, overleden was voordochter van de vrouw van de aangever), begr. Pernis 12 april 1783 (in de kerk, rij 9, graf 8).
Annetje tr. 2e Pernis 11-7-1779 (ondertr. Pernis en Hoogvliet 18-6-1779, in Hoogvliet onder de classis van ƒ 30,-,-) met Leendert Thijsz Pons, bouwman, schepen Pernis vanaf 14 februari 1780 tot zijn overlijden in 1791, Heilige Geestmeester 1781 van Pernis, diaken Hoogvliet 1774151, lidmaat Hoogvliet 1769, vertrokken met attestatie naar Pernis, ged. Hoogvliet 8-4-1736 (getuige: Aalbertie Alberts), ovl. Pernis 20-5-1791, begr. ald. 23-5-1791 (aangegeven door Cornelis van den Berg, schepen van Hoogvliet, zwager, “in leven schepen van Pernis, begraven in de kerk, rij 10, graf 2, anderhalf uur geluid, met kleed”), zoon van Thijs Jacobsz. Pons, bouwman te Pernis , later te Hoogvliet en diaken 1741 aldaar, en Annetie Japhetsdr. Couwenhoven.
Annetje en Leendert testeerden op 6 maart 1780 en waren toen gegoed beneden f 50.000,-. Als voogden stelde hij zijn broeder Cornelis Pons en zijn zwager Jan Huibregts van den Bergh, beide wonende Hoogvliet, en zij Monsieur Rochus van der Grijp en Jan Kok, haar goede vrienden, beide wonende onder Pernis. Op 17juli 1789 stelde Annetje Elias Speelman tot voogden na het overlijden van de langstlevende benoemd Monsieur Rochus van der Grijp, wonende 'De Lint', en haar goede vriend Jan Kok, wonende Pernis, revoceert tot voogden nu haar zwager Arij Roobol onder Pernis en haar neef Pieter de Jong, wonende onder Rhoon.
Kinderen uit het 2e huwelijk:
6.
Tijs Leendertsz. Pons, bouwman, diaken 1819-1821, kerkvoogd 1820-1821, lid Kerkelijke Commissie 1816-1817 van Pernis, ged. Pernis 16 april 1780 (get. Jaapje Pons), ovl. Pernis 17 oktober 1849, hij huwde Hoogvliet 20 mei 1808 Neeltje Pieters de Raadt, jongedochter, woonde Hoogvliet (1808), geb. Pernis 15 december 1785, ged. ald. 18 december 1785 (get. Adriaantje de Raad), ovl. , dochter van Pieter Pietersz. de Raadt en Neeltje Rokusdr. Molenaar.
Uit dit huwelijk 4 kinderen.
Neeltje hertr. Pernis 16-10-1835 met Arij Cornelis Velgersdijk, ged. Hoogvliet 15-10-1775 (get: Teuntje Arijsdr. van Dijk), ovl. Poortugaal 27-5-1855, zoon van Cornelis Jansz. Velgersdijk en Marijtje Arijsdr. van Dijk. Hieruit geen kinderen meer. Arij is weduwnaar van Marijtje Willemsdr. Hoogwerff (1765-1834), waarmee hij geen kinderen had.
In het Oud Rechterlijk Archief van Hoogvliet bevindt zich de “Dingtaal Rolle van de Dorpe en Ambagt van Hoogvliet”, in het Streekarchief te vinden onder nr. 4815, inventarisnummer 17. Aktenummer en/of bladzijde worden niet vermeld. Het origineel is te vinden in het Stadsarchief Rotterdam.
In deze inventaris is de onderstaande zaak te vinden, die destijds menigeen rode oortjes zal hebben gegeven en hoogstwaarschijnlijk een tijd het gesprek van de dag is geweest in het Hoogvlietse dorpsleven.
Op woensdag 20 april 1808 wordt er een rechtdag gehouden door de schout en schepenen van Hoogvliet.
Verweerder is Matthijs Pons, wonende onder Pernis, en eisers zijn Klaas van Gaalen, vader en voogd van zijn minderjarige dochter Lijntje van Gaalen en Lijntje van Gaalen zelf. Beiden wonende te Hoogvliet. De eisers verklaarden, dat kort nadat Lijntje als dienstmaagd bij de moeder van Matthijs Pons is gaan werken, Matthijs Pons “getragt heeft met de Eisscheresse vleeschelijk te converseeren t welk de Eisscheresse bijna één jaar heeft volgehouden zijne begeerte af te slaan. Eindelijk nadat hij God tot getuigen geroepen had, wanneer zij Eisscheresse met hem vleeschelijk converseerde, hij haar nimmer zoude verlaten, nemaar als een eerbaar meijsje tot zijn vrouw zoude neemen”.
Op basis van deze trouwbelofte heeft Lijntje zich “overgegeeven” en met Matthijs “vleeschelijk geconverseert”. Vanaf die tijd heeft Lijntje, zich baserende op deze belofte, “zich van tijd tot tijd aan Matthijs overgegeeven en vleeschelijk conversatie gehouden”. Het resultaat van dit alles was dat Lijntje “zich bezwangert vind” en verwacht had dat Matthijs op basis van zijn dure belofte en verplichting met haar in ondertrouw zou gaan om daarna met haar te huwen. Maar Lijntje moest “tot haare innerlijke en zielsmertend leedwezen” constateren dat Matthijs aan zijn belofte voorbijgaat en zelfs recentelijk met Neeltje de Raadt, ook wonend in Hoogvliet, in ondertrouw is gegaan en er al twee huwelijksproclamaties zijn gepleegd.
Reden voor de eisers dat zij op 13 april 1808 via de rechter een verzoek indienden om dit huwelijk te verbieden en te eisen dat Matthijs met Lijntje zal trouwen. Lijntje zal onder ede en in aanwezigheid van de gedaagde zweren dat “zij zig in zwangere staat bevind” en dat zij nooit met iemand anders dan met Matthijs gemeenschap heeft gehad.
Mocht het zo zijn dat Matthijs niet met Lijntje huwt dan willen de eisers alimentatie en vergoeding van de kraamkosten. Namens de verweerder deed de heer J. Gagestein Commijs de argumenten van de eisers af als: ongefundeerd, misleidend en ontoereikend.
Op 27 april 1808 is er weer een rechtdag over deze zaak met als onderwerp het wisselen van “inventaris en stukken”.
Op de rechtdag van 4 mei 1808 wordt er door de Schout en Schepenen uit naam van de Koning van Holland uitspraak gedaan die in het voordeel van Matthijs Pons uitviel:
Men vond dat de eisers in gebreke waren gebleven met het uitwisselen van inventaris en stukken. Daarnaast was men van mening dat de door de eisers gedane uitspraken kwalijk en ten onrechte gedaan waren. De eisers werden veroordeeld tot het betalen van alle kosten.
Komt heden ten dage de ondeugende vraag boven drijven of de nakomelingen van Matthijs Pons en Lijntje van Gaalen via een DNA-onderzoek een ander licht op deze zaak kunnen doen werpen.
Het kind van een “onbekende” man was Thijsje (van Gaalen), geb. Hoogvliet 13-11-1808, ged. ald. 11-12-1808 (get: Pieternelle van der Star, “kind onecht”, getuige “lidmaat”), ovl. Rotterdam 28-3-1871.
Lijntje Klaasdr. van Gaalen werd ged. Vlaardingen 25-3-1787, en ovl. Charlois 16-2-1871, zij was de dochter van Klaas Hannes van Gaalen en Adriaantje Jansdr. Suiker. Zij huwt later te Hoogvliet 26-2-1809 (ondertr. ald. 10-2-1809) met Gerrit Willemsz. den Otter, ged. Hoogvliet 3-12-1775 (get: “de moeder die het kind ten doop hield”), ovl. ald. 20-8-1847, zoon van Willem Willemsz. den Otter en Maaike Gerritsdr. van der Waal. Uit het huwelijk met Gerrit den Otter worden te Hoogvliet en Poortugaal tussen 1810 en 1827 zeven kinderen geboren.
7.
Elias Leendertsz. Pons, ged. Pernis 21 oktober 1781 (get. Lijsbet Vermaet), ovl. gaarder Pernis 20 oktober 1783 f 30,- en begr. in de kerk van Pernis 20 oktober 1783 (rij 9 graf 9).
8.
Maria Leendertse. Pons, ged. Pernis 24 augustus 1783 (get. Lijsbet Pons), ovl. gaarder Pernis 29 april 1789 f 30,- en begr. in de kerk van Pernis 30 april 1789 (rij 11 graf 8).
9.
Elias Pons, ged. Pernis 28 augustus 1785 (get. de moeder), overleden ná 5 februari 1800.
10.
Japhet Leendertsz. Pons, ged. Pernis 17 februari 1788 (get. de moeder), ovl. gaarder Pernis 2 maart 1793 f 15,- en begr. in de kerk van Pernis 4 maart 1793 (rij 5 graf 9, 1 uur geluid). Aantekening in gaarderboek Pernis op 2 maart 1793; "Cornelis Jansz. de Jong glav een kind van de wed. Leendert Pons, genaamd Japhet Leendertsz. Pons, overl. onder Pernis, 15 gld".
11.
Maria Leendertse. Pons, ged. Pernis 19 juli 1789 (get. de moeder), ovl. Pernis 6 mei 1851, zij huwde Pernis 30 oktober 1813 Bastiaan Cornelisz. Jongejan, bouwman, gemeenteraadslid 1814- 1820, heemraad polder Pernis 1809-1815, lid Havenbestuur 1837, ged. Pernis 21 november 1778, ovl. Pernis 29 oktober 1845, zoon van Cornelis Cornelisz. Jongejan en Neeltje Bastiaansdr. Sloof(f).
Uit dit huwelijk 8 kinderen.
Annetje tr. 3e Pernis 1793 (ondertr. Pernis en Hoogvliet 13-9-1793, “Ieder in de klasse van ƒ 15,-,- , dus voor beide ƒ 30,-,-; deze aangifte is in het Register doorgehaald met de aantekening, dat het is geplaats in het 11 aanbrengboek van Pernis”) met Willem Jansz. de Jong, bouwman te Nieuw-Engeland (1771), later te Pernis, schepen Pernis 1804-1810, schepen Deijffelsbroek en Madroel 1806-1809, schepen Langebakkersoord 1805-1810, schepen Smalland en Oostbroek 1805-1811, heemraad polder Pernis 1796-1809, president-heemraad polder Pernis 1809, poldermeester 1809-1815, geboren Nieuw-Engeland ong. 1742, ovl. Pernis 15 februari 1815, zoon van Jan Cornelisz de Jong en Dirkje Jansdr van der Heijden (Willem was een broer van de eerste vrouw van de eerste man van Annetje Speelman).
Willem en Annetje testeerden op 5 februari 1800 te Schiedam en waren toen gegoed beneden de f 50.000,-, waarbij Willem haar tot zijn erfgenaam benoemde en zij haar vier voorkinderen bij haar eerste twee echtgenoten. Tot voogden stellen zij aan Cornelis Jansz de Jong, wonende Roozand , en Pieter Jansz de Jong, wonende Rhoon. Op 28 december 1803 testeerden zij nogmaals te Rhoon (gegoed beneden de f 100.000,-) en stelden hetzelfde in het voorgaande testament Op 10 mei 1809 deden Willem de Jong en Annetje Eliasdr Speelman een donatie inter vivos aan hun zoon respectievelijk stiefzoon Tijs Leendertsz Pons een bouwmanswoning onder Hoogvliet met 2 gemeten 150 roeden bouwland gelegen ten noorden van die woning, door schout en schepenen getaxeerd voor totaal f 2.000,-. Omdat Cornelis Jansz de Jong inmiddels overleden was benoemde Annetje op 28 juni 1809 in zijn plaats haar zoon Tijs Leendertsz Pons tot voogd. Na het overlijden van Annetje liet Willem alleen nog twee testamenten opmaken. In het eerste op 22 december 1810 vermaakte hij legaten aan Tijs Pons Leendertsz van f 3.000,- en aan Maria Pons Leendertsz van f 5.000,- en benoemde hij Neeltje de Jong Cornelisdr, Tijs Pons Cornelisz en Maria Pons Cornelisdr tot algeheel erfgenaam en tot executeurs Pieter Jacobsz Koole en Tijs Pons Leendertsz, beide wonende te Hoogvliet. In het tweede testament op 3 januari 1814 liet hij de legaten vervallen, maar handhaafde de rest van zijn voorgaande testament.
Geen kinderen uit dit 3e huwelijk.
IV.
Pieter Eliasz. Speelman, ged Pernis 11-5-1727 (getuige: Annetie Pieters van Dijk), ovl. Pernis 15-4-1790, begr. ald. 19-4-1790 (begraven in de kerk, rij 1, graf 6), tr. Poortugaal 27-5-1759 (ondertr. ald. 4-5-1759) met Elijsabet Johannesdr. Vermaet, ged. Poortugaal 3-2-1732 (getuige: Lijsbeth Bouwensdr. van Driel), ovl. Pernis 28-6-1790, begr. ald. 30-6-1790 (begraven in de kerk, rij 1, graf 6, Peter Speelman is dood), dochter van Johannes Cornelisz. Vermaat en Neeltje Hendriksdr. Coman.
Pieter Speelman was meester timmerman, Heilige Geestmeester van Pernis in 1761 en in 1768. Hij ontving namens zijn vrouw een bedrag van f 1617,- uit de boedel van zijn schoonouders, waaronder 2 gemeten 65 roeden zaailand in de polder Swaardijk onder Poortugaal.
Pieter en Lijsbeth testeerden op 23 oktober 1761 te Poortugaal, waarbij zij hun respectievelijke ouders tot erfgenaam stellen indien zij zonder kinderen zouden overlijden.
Pieter Eliasz Speelman was voogd met Wouter Verduijn, overleden, over de kinderen van Jannetie Leendense Kooijman, in haar leven weduwe van Claas Pietersz. Krijger en stelde in plaats van Wouter Verduijn zijn zoon Arij Woutersz Verduijn, wonende 's-Gravenambacht. Op 8 juni 1790 stelde Elisabet Johanisse Speelman, weduwe en erfgenaam van Pieter Speelman, ingevolge hun testament van 23 oktober 1761 voor notaris Pieter Tijken te Poortugaal tot toeziende medevoogden zijn broeder Arij Eliasz. Speelman te Hoogvliet en haar broeder Johannes Vermaat te Poortugaal. Haar broeder is overleden en nu stelt zij, naast Arij Eliasz. Speelman, haar broeder Hendrik Vermaat te Poortugaal en haar zwager Bastiaan van der Grijp, schout van Oost-Barendrecht te Heerjansdam, als toeziende voogden en na haar overlijden tot voogden.
Op 19 mei 1791 vond de boedelscheiding plaats van de nalatenschap van Pieter Speelman en Elisabeth Vermaat, tussen Johannes Speelman, meester-timmerman te Pernis, ter ene zijde, en Monsieur Hendrik Vermaat, wonende in Poortugaal en de heer Bastiaan van der Grijp, schout van Oost-Barendrecht, wonende te Heerjansdam als voogden van de nog minderjarige Marietje Speelman ter andere zijde. Johannes kreeg het huis, schuur en erf binnen Pernis, belendend ten oosten Hendrik van Dam en ten westen diens timmerwinkel, 1 gemet boomgaard in de polder Pernis, 3 gemeten weiland in Madroel, een schuldbrief van f 200, -, twee obligaties van respectievelijk f 2800, - aan contanten. Marietje Speelman kwam het volgende toe: 4 gemeten zaailand in polder Pernis, 50 gemeten en 5 gemeten 100 roeden weiland in het Ouweland van Poortugaal, 2 gemeten 75 roeden
zaailand in Zwaarddijk en twee obligaties van f 1300,- en f 400,-. De roerende goederen werden onderhands verdeeld.
Kinderen uit dit huwelijk:
a.
Elias Speelman, ged. Pernis 30-3-1760 (getuige: Marietje Pieters van Dijk), overleden voor 19 mei 1791.
c.
Marijtie (Marietje) Pieters Speelman, ged. Pernis 23-10-1768 (get. de vader), ovl. Hoogvliet 12-4-1845, tr. Pernis 1796 ( Poortugaal en Pernis 14-10-1796, beiden onder de classis van ƒ 6,-,-) met Cornelis Gerritsz. Mijnlieff (Melieff), bouwman te Rozand (1794), later te Poortugaal, lidmaat Pernis, kreeg op 28 november 1796 attestatie naar Poortugaal, groot armmeester 1799-1800 en schepen 1802 van Poortugaal, hoogheemraad van het gemeenland van Poortugaal 1809 (in plaats van L. Braat), geb. Rozand, ged. Pernis 24-7-1756 (getuige: Pietertje NN), ovl. Poortugaal 23-11-1840, zoon van Gerrit Japhetsz. Mijnlieff en Hilletje Jacobsdr. van der Laan. Cornelis was weduwnaar van Maria (van) Boles, met wie hij huwde (gaarder Ridderkerk 28 maart 1794 f 6,-) te Ridderkerk op 21 april 1794. Maria (van) Boles was lidmaat Pernis met attestatie van Ridderkerk 26 september 1794, ged. Ridderkerk 21 februari 1762, ovl. Rozand 9 februari 1795 (in kraam), ovl. gaarder Pernis 13 februari 1795 f 6,- (overledene is schoonzuster van aangever Japhet Mijnlief, oud 33 jaar, in de kraam overleden te Rozant), dochter van Harmen Arijsz. van Boles en Suzanna Bastiaansdr. de Heer).
Marijtie en Cornelis testeerden te Rotterdam, wonende te Poortugaal, op 21 maart 1797, gegoed beneden de f 20.000,-.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Ongedoopt kind Mijnlieff, ovl. gaarder Poortugaal 9 okt 1797 ("Cornelis Mijnlief glav. zijn kind, ongedoopt overleden").
2.
Gerrit Cornelisz. Mijnlieff, geb. Poortugaal 10 april 1799, ged. ald. 21-4-1799, ovl. gaarder Poortugaal 25 januari 1802 ("Jan Kluytman glav. een kind van Cornelis Mijnlieff, genaamd Gerrit, oud bijna 3 jaar").
3.
Pieter Cornelisz. Mijnlieff, geb. Poortugaal 19 april 1800, ged. ald. 4 mei 1800, ovl. ald. 8 mei 1821.
4.
Jacob Cornelisz. Mijnlieff, geb. Poortugaal 21 juni 1801, ged. ald. 12 juli 1801, ovl. Pernis 12 januari 1889, tr. 1e Pernis 7 oktober 1830 met Aaltje Leendertsdr. Verheij, geb. Hoogvliet 13 september 1805, ovl. Pernis 21 april 1833, dochter van Leendert Foppensz. Verheij en Willempje Dirksdr. van Driel. Jacob tr. 2e Pernis 22 mei 1835 met Willempje van Driel, geb. Poortugaal 24 maart 1814, ovl. Pernis 6 december 1891, dochter van Kleijs Dirksz. van Driel en Francijntje Fopsdr. Verheij.
Uit het 1e huwelijk 2 kinderen en uit het 2e huwelijk 14 kinderen.
5.
Maria Cornelisse. Mijnlieff, geb. Poortugaal 16 maart 1803, ged. ald. 27 maart 1803 (get. Aaltje van Boles), ovl. gaarder Poortugaal 18 april 1803 ("Jan Kluytman glav. een kind van Cornelis Mijnlieff, genaamd Maria, oud 4 weken").
6.
Maria Cornelisse. Mijnlieff, geb. Poortugaal 27 februari 1804, ged. ald. 4 maart 1804 (get. Aaltje van Boles), ovl. Hoogvliet 25 september 1881, tr. Poortugaal 31 oktober 1829 met Joost Arijsz. Vrijhof, geb. Poortugaal 13 januari 1802, ged. ald. 24 januari 1802, ovl. Rhoon 29 september 1865, zoon van Arij Joostensz. Vrijhof en Nelletje Willemsdr. Koster.
Uit dit huwelijk 11 kinderen.
7.
Elisabeth Cornelisse. Mijnlieff, geb. Poortugaal 22 maart 1809, ged. ald. 9 april 1809, ovl. Hoogvliet 9 oktober 1863, tr. Poortugaal 17 maart 1839 met Cornelis Johanneszoon Vermaat, geb. Poortugaal 23 augustus 1819, ovl. ald. 30 juni 1860, zoon van Johannes Johannesz. Vermaat en Anna Cornelisse. van der Vlugt.
Uit dit huwelijk 3 kinderen.
V.
Johannes Speelman was meester timmerman (van o.a. doodskisten), meester kuiper, boekhouder, scheepsreder en koopman beneden ƒ 6.000,- (1810) en beneden ƒ 10.000,- (1811). Hij woonde aan de Nieuwendijk (1806) te Pernis. Hij was schepen/gemeenteraadslid te Pernis van 1791 tot 1817, schout/burgemeester van Pernis van 1817 tot 1826, schout en secretaris van 's-Gravenambacht van 1818 tot 1826, lid en secretaris van het Havenbestuur van Pernis van 1818 tot 1819, secretaris en gemeenteontvanger te Pernis van 1820 tot 1826, gaarder van de gemeenlandsmiddelen te Pernis in 1802 en 1806, ontvanger der plaatselijke belastingen der gemeente 's-Gravenambacht van 1822 tot 1826, diaken van 1809 tot 1811 en van 1815 tot 1816,
1 09-1811, 1815-18167 , ouderling van 1818 tot 1822 en notabel van Pernis van 1820 tot 1821, heemraad van de polders Roozand en Pernis vanaf 1798, schepen/heemraad van Langebakkersoord van 1798 tot 1804, schepen/heemraad van Smalland en Oostbroek van 1801 tot 1803, schepen/heemraad van Deijffelsbroek in 1800. Zijn nalatenschap bedroeg circa f 100.000,-. De nalatenschap van Jaapje Tempelaar bedroeg f 70.500,-.
Op 28 mei 1800 transporteert Arij Speelman, wonende te Hoogvliet, aan Johannes Speelman een boomgaard te Hoogvliet belend ten oosten de griend van Sijmon Schoonrok, ten westen Pieter Koole, ten noorden de Oudelandsche weg en ten zuiden de weduwe van Rochus van der
Grijp voor f 150,-. Johannes Pietersz Speelman, meester timmerman, en Jaepje Machielsdr. Tempelaar, wonende te Pernis, maken op 29 augustus 1804 een mutueel testament en verklaren beneden f 20.000,- gegoed te zijn. Johannes en zijn mede-reders kochten op 20 april 1805 van Arij Verduijn het Gaffelschip genaamd 'Damlust' met zijn toebehoren gelegen in de Haven van Pernis.
Op 31 decemer 1814 verkocht Johannes een bouwmanswoning, dijkerf aan de Rijsdijk, no. 125, 4 gemet 96 roede bouwland gelegen in het Binnenland van Rhoon, 2 gemeten 50 roeden weiland (waterschip) en boomgaard in Binneland van Rhoon, dijkerf, boomgaard gelegen aan de Binnelandse Dijk groot 38 roede aan Hendrik Dits te Rhoon voor 3.400 gulden. Johannes Speelman, timmerman, in gemeenschap van goederen getrouwd met Japie Machielsdr. Tempelaar, wonende te Pernis, verkocht op 15 april 1817 aan Mattheus Vissers en Leonardus Vissers, kleermaker, wonende te Poortugaal een huis en keet te Poortugaal, aan Japie aangekomen als zijnde een dochter van Maartje A. Knegt laatst weduwe van Machiel Tempelaar, in zijn leven metselaar te Poortugaal. Op 29 december 1818 verkocht Johannes aan meester broodbakker Willem Hirschman en zijn vrouw Leentje de Winter een huis, schuur en erve voor 200 gulden.
Na het overlijden van Johannes Speelman werd een boedelinventaris opgemaakt. In deze inventaris treft men het volgende:
Meubilaire goederen, huisraad en inboedel:
In de woonkamer: een kabinet met 3 kommen daarop f 15,-, een rechtbank f 7,-, een secretaire f 10,-, een tafel f 6,50, 12 stoelen en 2 fauteuils f 25,-, een klok f 17,50, 6 stoven f 4,50, een 26 koperen melkkan f 6,-, een vuurmand 80 cent, een haardschut f 1,-, een baro en thermometer J 4,50, 4 schilderijen f 6,-, 3 schilderijen f 1,50, 6 schotels, een stel schotels en 9 kommen f 6,-, 12 schotels en 15 kommen f 2,50, 2 beschuitblikjes f 2,-, 2 bijbels f 6,-, een koperen kookketel en deksel f 9,-, een metalen pot f 2,50, een broederpan en strijkijzer f 1,50, een koperen waterketel f 4,50, een koperen stroopkan f 2,-, een tinnen waterfles f 1,50, 2 tinnen schotels en 6 tinnen borden f 6,50, een koffiekan f 2, 25, een koperen koffiekan f 2,-, een koperen taartpan f 3,50, een koperen kofiekannetje f 1,50, 2 koperen schenkketels f 3,-, een koperen vijzel f 2,50, 2 kandelaars f 2,-, enig koper, tin en ançters f 3,-, een keldertje met 4 flesjes f 4,50, een theeblad met enig theegoed f 1,75.
In het gangetje: enig aardewerk, bestaande in borden en schotels f 4,50, een keteltje, theebus en 3 doosjes f 2, 25.
In de kamer aan de dijk: een kabinet f 25,-, een ladetafel f 14,50, een hoekbuffet met aarde-, glas- en blikwerk f 25,-, een hoekbuffet met glaswerk f 6,-, een spiegel f 5,25, een kabinetstel en 12 kommen f 4,50, een lessenaar en bijbel f 3,50, een theeblad met enig theegoed en 3 presenteerblaadjes f 1,50, een speeltafeltje f 1,50, een wastafeltje f 4,-, een theestoof f 1,50, 6 schilderijen f 2,-, een glazen fruitschotel 80 cent, 2 blikken dozen f 3,50, enig porselein in een kast f 14,-, een rechtbankje f 2,50, een houten kist f 8,-, een ledikant met behangsel f 16,-, een carpet en 2 rollen matten f 2,-, 2 horren en 2 glasgordijnen f 4,-, 2 bedgordijnen en rabat f 5,50.
In de keuken: 8 stoelen f 4,80, een tafel met een kleed f 4,50, een houten turjkistje f 1,-, een hoekbuffet met 9 kommen f 3,-, een baro- en thermometer f 3,-, een lessenaar f 1,50, enig ijzeren haardgereedschap f 3,-, een koperen schenkketel en een koperen kookketel f 4,50, een koperen keteltje en blikken theestoof f 3,50, 5 stoven f 2,-, een theebus en blikken doos f 1,-, een dambord met schijven 80 cent, een spiegel f 1,50, 11 schotels, 13 kommen en 3 bierglazen f 2,50, een koperen ketel en deksel f 10,-, een tinnen waterpot en deksel f 2,-, een tabaksdoos met rommeling 60 cent.
In het voorhuis: een spoelblik en pijpenlade f 2,25, 2 hangoortafels f 3,50, een bank f 1,50, 3 stoelen f 1,50, een blikken thee-emmer en koperen ketel f 4,50, een koffiemolen, 5 bennetjes, een spoelblikje en 2 vloervarkens f 1,80, een lessenaar, 3 leien en een zitbank!4,-.
In het pomphuisje: een koperen ketel en een ijzeren pot f 2,50, enige potten, pannen, kannen, 2 lepelrekken met lepels, een luiwagen, zeepbak, flessen en andersinds f 7,50, een castrol, een bierblikje, een lantaarn, een sla-emmer en een waterblik f 2,-.
In de achterkeuken: een kast f 4,50, 8 stoelen f 4,-, een beddepan, een schuimspaan en trechter f 5,-, een rek met enig aardewerk 80 cent, een tafel en 2 ijzeren treeften f 1,50, een houtkist, een ton, een mandje en 4 emmers f 2,40.
Op de houtzolder: een wastobbe met enige kruiken f 2,50, een vleesblok en enige tonnetjes f 3,50, een ijzeren plaat f 2,-, enige bezems en boenders f 1,-, een ladder en een kleerrek f 3,-. In het kantoor: enig glas- en aardewerk f 3,50, een tafel f 3,50, 6 stoelen met kussens f 8,-,
een tafel f 4,-, 6 stoelen en een fauteuil f 4,50, een spiegel f 1,50, een haardje met toebeho ren f 20,-.
In het pakhuis: 3 wastobben en een wastafeltje f 3,-, een gieter 50 cent, een spekbak f 4,50, een fornuis met laden f 10,-.
Op de kleerzolder: een koffer, 3 kisten, een mand, 2 kleerrekken en een fauteuil f 4,50, een stilletje en een stoeltje 80 cent, enig oud tuig en een zadel f 6,-, 2 bedgordijnen en rabat 50 cent, een kachel en een wagentje f 6,-, een kleerbak f 1,30.
Op de zolderkamer : een kabinet f 14,50, 5 stoelen f 2,50, een spiegel 10 cent, 2 vloervarkens f 1,-, een ladetafel f 3,50, een vlees- en een spekkuip f 6,-, een koperen stoof f 4,-, een vogelkooitje, een tonnetje en een schop f 3,-, een partij boeken f 4,-, een sluitmand 50 cent, een fauteuil f 1,-, een mandje met enig goed, een bennetje en een doos f 1,-, 3 gedeeltes van rollen matten, melktesten en enige rommelarij f 2,50.
Bedden, linnen, wollen en andere stoffen: een bed, peluw, overtrek, 2 kussens en 3 dekens f 70,-, 2 bedden, 2 peluwen, JO kussens, 4 wollen en 2 katoenen dekens en een sprei f 250,-, een bed, peluw, 2 kussens en 3 dekens f 80,-, 5 stoelkussens f 6,50, een bed, peluw, 2 kussens, 3 dekens, 2 lakens en een overtrek f 50,-, een bed, peluw, 2 dekens, 2 kussens en 2 lakens f 40,50, 4 tafellakens f 18,-, een laken en 2 kussenslopen f 3,50, 7 servetten f 2,20, 14 servetten f 9,80, 16 servetten f 8,-, een tafellaken f 9, 60, 14 lakens f 42,-, 5 servetten f 2, -.
Mansklederen: de mansklederen en lijfstoebehoren, mitsgaders goud en zilver tot zijn lijf behorende zijn bij schikking met algemeen genoegen in één massa getaxeerd op f 200,-.
Vrouwsklederen: de vrouwenklederen , lijfstoebehoren, juwelen, goud en zilver tot het lijf en hoofd en versiering vandien behorende zijn mede bij schikking met algemeen genoegen in één massa getaxeerd op f 200, -.
Gemaakt goud en zilver : een zilveren beker f 25,68½, 6 zilveren lepels en 6 zilveren vorken f 63,39, 7 zilveren lepels en 6 zilveren vorken f 71,57, 3 zilveren lepels en2 zilveren vorken f 20,65½, een zilveren soeplepel f 13,83, 6 zilveren eierlepeltjes f 6,331á , 2 zilveren strooilepels f 6,25, een zilveren theebusdopje f 1,69, 3 kurken gemonteerd met zilver f 1,50, 6 plate eierlepeltjes 30 cent.
Rijtuigen, tuig, paard en enige vlassersgereedschappen : een kapwagentje met tuig f 300,-, een chais f 70,-, een paard f 50,-, een windmolen f 25, -, 2 repen f 18,- en 2 zeven, 2 braken en enige schoppen etc. f 26, -.
Nog enige goederen : een bed f 60,-, 8 lasten tonnen f 112,-, 31 tonnen ruw zout f 124,-.
Effecten : 23 certificaten ten laste van het koninkrijk der Nederlanden ter waarde van f 12.017,50, een dito certificaat ter waarde van f 522,50, een dito certificaat ter waarde van f 522,50, 2 dito certificaten ter waarde van f 1045,-, een dito certificaat ter waarde van f 104,50, een dito certificaat ter waarde van f 52,25, 44 certificaten van uitgestelde schuld ten laste van het koninkrijk der Nederlanden ter waarde van f 343, 75, 4 dito certificaten ter waarde van f 31,25, een dito certificaat ter waarde van f 4,681/z , 41 kansbiljetten ter waarde van f 727, 75, 3 gedeelten van kansbiljetten ter waarde van f 10,65, een reçu van 5 augustus 1825 getekend door de Heer Jan Loopuit te Schiedam ter waarde van f 1805,-, 6 obligaties ten laste van het Russische Keizerrijk ter waarde van f 5. 790,-.
Hypotheken : een brief ten laste van Cornelis Mijnlieff te Poortugaal ter waarde van f 10200,-, drie jaren interest daarop f 1530,-, een brief ten laste van Cornelis Mijnlieff te Poortugaal ter waarde van f 2.800,- en drie jaren interest daarop f 420,-, een brief ten laste van Pieter Pietersz de Raadt ter waarde van f 2.000,-, een brief ten laste van Arie Ketting te Pernis ter waarde van f 499,-, en een jaar interest daarop f 29,94, een brief ten laste van Lucas van 't Hof! te Pernis ter waarde van f 600,- en 5 jaren interest daarop f 150,-, een brief ten laste van Pieter Gerritsz Spui te Pernis ter waarde van f 400,- en 3 jaren interest daarop f 60,-, een brief ten laste van Willem Hirschman en zijn huisvrouw Leentje de Winter te Pernis ter waarde van f 1.300,-, een brief ten laste van Arij Lourensz van Ham, nu ten laste van Arij Alderlieste te Hoogvliet ter waarde van f 275, - en 5 jaren interest daarop f 55,-, een brief ten laste van Pieter Leendertsz Lems te Charlois ter waarde van f 200, -.
Obligaties: een oblgatie ten lasten van Cornelis Mijnlieff te Poortugaal ter waarde van f 2.800,-, interest daarop f 280, -, een obligatie ten laste van Thijs Leendertsz Pons en zijn huisvrouw Aaltje Pietersdr de Raadt te Pernis ter waarde van f 3000,-, interest daarop f 150,-, een obligatie ten laste van Japhet Mijnlieff en zijn huisvrouw Bastiaantje van Driel te Pernis ter waarde van f 2.500,-, een obligatie ten laste van Japhet Mijnlieff te Pernis ter waarde van f 1.800,-, een onderhandse obligatie ten laste van Willem Hirschman te Pernis ter waarde van f 500,-, een onderhandse obligatie ten laste van Cornelis Rolloos en zijn huisvrouw Johanna Speelman ter waarde van f 1.740,-, een onderhandse obligatie ten laste van Arij Ruizeveld te Pernis ter waarde van f 1.200, -, interest daarop f 100,-, een onderhandse obligatie ter waarde van Gerrit Cappel te Schiedam ter waarde van f 250,-, een onderhandse obligatie ten laste van Hendrik Blom te Charlois ter waarde van f 100,-.
Promessen : een promesse ten laste van Teunis van Velzen te Pernis ter waarde van f 150,-, een promesse ten laste van Johannes Esseboom ter waarde van f 675,-, een promesse ten laste van Jacob Leonardus van Rijsoort, notaris te Charlois, ter waarde van f 30,-, een promesse ten laste van Cornelis Mijnlieff ter waarde van f 68,25.
Pretensien: een pretensie ten laste van het Fransche Gouvernement ter waarde van f 1.630,-, een pretensie ten laste van de Nederlandschen Achterstand memorie, een pretensie ten laste van 's-Gravenambacht ter waarde van f 125,68, nog te ontvangen van verscheidene personen f 33,25.
Pretensien uit het timmermansboek: van de polder De Kiesheid f 287,871/z , van stuurman Cornelis van der Steen f 12, 05, van de polder De Kieshid f 9,40, van de polder Deijffelsbroek f 9,45, van Willem Hirschman f 3,96!4 , van de polder Boudewijn Hartsland f 2,20, van Jacob Jongejan f 24,35, van de stad Schiedam f 31,121/z , van Jacob Pluimert 65 cent, van Jan Noordzij f 62,80, van Japhet Mijnlieff f 26,90, van de haven van Pernis f 2,021/z , van Arij Ruizeveld f 42, 75, van de polder Madroel f 12,40, van de erven Lucas van 't Hoff f 5, 70, van Cornelis Mijnlieff f 33,65, van Arie 't Hart f 2,30, van Cornelis Oudhooft f 1,35, van Ool Jacobszoon Koppenol f 28,220, van Pieter Gerritsz Spui f 48,870, van Jan Bennink 3,120, van Jacob Lems f 48,-, van Jacob de Koning f 1,90, van Paulus van Eijk f 2,50, van de stuurman Cornelis Spuij f 1,30, van Cornelis de Jong f 34,90, van Arij Voorbergen f 4,30. van Pieter Speelman f 13, 720, van de stuurman Klaas 't Hart f 24,85, van de polder Pernis 163,610 , van de stuurman ·Leendert Noordzij f 35,-, van Adrianus de Zeeuw f 1,60, van her armbestuur van Pernis f 3, 70.
Contante gelden: f 6.063,-.
Houtwaren en timmermansgereedschappen: 18 slijpdelen, 11 nieuwe grenen delen, 3 mindere grenen delen, een vuren deel, 40 mispelhouten staven, een partij uitschot, 4 kapbinten, spruiten, 4 gordingen, een nok, 16 stuks oude ribben, 12 stuks eiken, 4 grenen, 4 stuks oude. een pomp en 3 einden ribben, een eiken, enige einden ribhout, 30 vuren delen, 25 vuren delen 22 vuren delen, 50 oude delen, 4 grenen nerven delen, 7 grenen nerven delen, 5 grenen nerven delen,5 sparren, 14 stokken, 9 eiken, 10 eiken, 3 bossen enkele latten, 10 essen speken, ladders ieder van 22 sporten, 2 takeltouwen, een kaapstand, 2 vijzels, 2 deurkozijnen mer deuren, een schuifkozijn met ramen en blinden, 20 vuren delen, 23 dubbele latten, 23 iepen een eiken, 4 stukken pokhout, een schortschraag, 3 eiken, een eiken, 10 wilgen van 9 stukken. 20 dennen, 4 einden ribben, enig touwwerk, 3 kraanzagen, 2 schulpzagen, een trekzaag, 2 spanzagen, enige einden eikenhout, enige stukken eikenhout, 3 kaar en schijven, 30 ponden taaie spijkers, 20 ponden oude spijkers, 7 eiken wezelsroeden, 4 grenen, een partij schaalhout, 21 eiken, nog eens 21 eiken, 4 kelderwinden, 2 rollen en 2 heien, een houtwagen, 3 boren en 5 schulpen, 10 takelblokken, losse winkelgereedschappen , een gereedschapkist met de gereedschappen, 4 kettingen alles getaxeerd op f 995,-, nog een partij brandhout en turf f 110,- en nog 1200 dakpannen f 18,-.
Verhuurd: Cornelis Mijnlieff te Poortugaal heeft van de boedel in huur enige paard en. runderen, bouw- en melkgereedschap tot30 april 1829 voor f 150,- per jaar voor memorie.
Scheepsaandelen: de helft in het vischaloupschip 'Jacoba Johanna en Jacoba', stuurman Arij 't Hart, met zijn toebehoren en de helft in een nieuwe tarbotsboot tezamen ter waarde van _' 1.000,-, de bezaanschuit 'Johanna', stuurman Pieter Spuij, met zijn toebehoren, ter waarde var. f 1.800,-, de bezaanschuit 'Rotterdam', stuurman Cornelis Verschoor, ter waarde van f 800,- een oude tarbotsboot ter waarde van f 16,-, 3/32e gedeelte in de bezaanvisschuit 'De Goede Hoop' ter waarde van f 70,-, voor over 1825 nog te ontvangen uitdeling f 8,25.
Onroerende goederen :
- Een huis en erf te Pernis, wijk A nr 31, aan de Nieuw Pernisserdijk, belend ten oosren Willem Noordzij, ten westen Leendert van der Steen, ten noorden de dijk en ten zuiden de boezem, verhuurd in 2 gedeelten, het voorste aan Cornelis van der Steen voor 69 cent per week, en het achterste gedeelte aan Adrianus Hoogendijk voor 77 vent per week, getaxeerd op f 1.400,-.
- Een huis en erf te Pernis, wijk A nr 52, aan de zuidzijde van de Rietdijk , ten oosten Leendert Verschoor en ten westen Jan Veerbeek, verhuurd aan Hendrik Verhagen voor f 44,- per jaar, getaxeerd op f 500,-.
- Een huis, boomgaardje en erf te Pernis, wijk A nr 66, aan de zuidzijde van de Rietdijk ten oosten de dijk, ten westen en ten zuiden Jan Jacobsz de Winter, ten noorden Cornelis de Kok, verhuurd in 2 gedeelten, één gedeelte aan Cornelis Verschoor voor f 44, - per jaar, het andere gedeelte aan Klaas Koster voor f 36,- per jaar, getaxeerd op f 1050,-.
- Een huis en erf te Pernis, wijk A nr 118, aan de oostzijde van de Haven, ten oosren Jacob van der Burg, ten westen de haven, ten noorden Dirk Pons en ten zuiden dorpsstraat, in eigen gebruik, getaxeerd op f 4.000, -.
- Een huis en erf te Pernis, wijk A nr 144, aan de westzijde van de Haven, ten oosten de haven, ten westen het havenmadroel, ten noorden Willem Hirschman en ten zuiden Wouter Verduijn, in eigen gebruik , getaxeerd op f 600,-.
Een huis, schuur, zwingelkeet en erf te Pernis, wijk A nr 38, aan de Pernisse Sluis, ten oosten Cornelis van Heukelom, ten westen Tobias Vrijlandt, ten noorden de straat en ten zuiden de boezem, getaxeerd op f 3.600,-. - 2 bunders, 49 roeden en 80 ellen weiland in de polder Smalland te Pernis ter waarde van f 1.800,-.
- 1 bunder, 49 roeden en 88 ellen weiland in de polder Madroel te Pernis ter waarde van f 900,-.
- 1 bunder, 81 roeden en 53 ellen wei- en griendland in de polder Madroel te Pernis ter waarde van f 1.272,-.
- 74 roeden en 94 ellen boomgaard in de polder Nieuw-Pernis te Pernis ter waarde van f 1.050,-.
- 32 roeden en 15 ellen boomgaard als boven ter waarde van f 600,-.
- 1 bunder, 91 roeden en 52 ellen weiland in de polder De Plompert te Charlois ter waarde van f 900,-.
- 1 bunder, 33 roeden en 22 ellen weiland als boven ter waarde van f 260,-.
- 5 bunders, 37 roeden en 23 ellen bouw-, wei- en griendland als boven ter waarde van f 1. 700,-.
- Een huis en erf te Albrandswaard, nr 66, aan de Albrandwaardschendijk, verhuurd aan Jan Visser voor f 40,- per jaar, getaxeerd op f 500,-.
- 2 bunders, 74 roeden en 78 ellen weiland in Oostdorp van het oudeland van Poortugaal ter waarde van f 1.600,-.
- 2 bunders, 59 roeden en 47 ellen weiland als boven ter waarde van f 1.700,-.
- 66 roeden en 61 ellen bouwland in de polder Zwaardijk te Poortugaal ter waarde van f 400,-.
- Een hoekje boomgaard aan den Welhoekschendijk ter waarde van f 80, -.
- Een boomgaardje te Hoogvliet ter waarde van f 100,-.
Het totaal van de baten bedraagt f 100.264,83 ¼.
De lasten van de boedel waren als volgt:
Aaan Cornelis Mijnlieff te Poortugaal voor leverantie van boter, 3 varkens en voor het stallen van 3 koeien tezamen f 280,- en 20 cent, Cornelis Mijnlieff heeft op 10 augustus 1825 aan contanten gegeven wat nog verrekend moet worden met de boedel f 220, -, aan Mr Vernède, advocaat te Schiedam, voor besognes f 6, -, aan Van Gordt en Herclots voor geleverde siroop f 7,58, aan Willem Sikkenheiner, smid te Poortugaal, f 1, 90, aan Van Leeuwen en Rietveld voor geleverd lood f 13,121/i, aan Oudorp, Mark en Roelofs, voor geleverde wijn f 14,45, aan C. de Hoog, scheepstimmerman te Delfshaven, f 183,50, aan J. van Heel, meester smid te Delfshaven, f 18, 60, f 49, 60 en f 63, 10, aan Barend van Dijk, meester smid te IJsselmonde, f 27,65, aan Pieter te IJsselmonde over verdiend scheepstimmerwerk f 96,-, aan Van der Hoogen Siebregt te Dordrecht voor 369 ponden nieuw touwwerk f 193, 73, aan De Court te Dordrecht voor geleverde teer f 53,-, aan notaris Pleun de Raadt f 64,81, aan de gemeente Pernis vanwege de betrekking van Johannes Speelman als gemeenteontvanger f 358,-; deze lasten bedragen tezamen f 1.651,24 ½.
Kinderen uit dit huwelijk:
a.
Elizabeth Speelman, ged. Pernis 16-7-1786, ovl. Pernis 13-2-1861, tr. Pernis 9-4-1808 (ondertr. ald. 18-3-1808) met Jacob Cornelisz. Jongejan, , koopman en winkelier in koffie, thee, chocolade, kruidenierswaren, fruitverkoper, vlasboer, scheepsreder en boekhouder, gemeen teraadslid 1852-1855, secretaris 1854, wethouder 1852-1854, diaken 1817-1818, notabel 1820, ouderling 1829-1831, 1838-1840 en kerkvoogd 1838-1840 van Pernis,ged. Pernis 17-4-1785 (getuige: Trijntje Sloof), ovl. Pernis 9-6-1855, zoon van Cornelis Cornelisz. Jongejan en Neeltie Bastiaansdr. Slooff.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Neeltje Jacobsdr. Jongejan, geb. 's Gravenambacht, ged. Pernis 12 juni 1808 (get. de vader), ovl. Pernis 16 april 1815.
2.
Jacoba Jacobsdr. Jongejan, particuliere te Pernis (1840), ged. Pernis 3 augustus 1809 (get. de vader), ovl. Pernis 7 oktober 1846, zij huwde Pernis 19 juni 1840 met Cornelis Biert, korenmolenaar en bouwman, later rentenier te Hillegersberg, gemeenteraadslid 1861-1867, diaken 1854-1863 en ouderling 1863-1867 van de Christelijke Afgescheiden gemeente, geb. Willemstad 27 april 1812, ovl. Hillegersberg 9 oktober 1895, zoon van Jan Maartensz. Biert en Adriana Cornelisse. Punt. Cornelis huwde 2e Krijna van der Vlugt, geb. Heinenoord 9 maart 1816, ovl. Hillegersberg 2 februari 1879, dochter van Johannes Cornelisz. van der Vlugt en Maria Jansdr. van der Rije.
Cornelis Biert kreeg voor zijn eerste huwelijk toestemming van zijn moeder Adriana Punt, thans echtgenote van Adrianus Timmers, winkelier, beide wonende te Willemstad, verleden voor notaris Jan van Wijngaarden te Willemstad op 15 mei 1840. Getuigen bij dat huwelijk waren o.a.: Bastiaan Jongejan, 62 jaar, bouwman, Pieter Speelman, 44 jaar, vlasboer en Elias Speelman, oud 38 jaar, omen van de bruid.
Uit het 1e huwelijk 1 kind en uit het 2e huwelijk geen kinderen.
b.
Machiel Speelman, ged. Pernis 24-6-1787, begr. ald. 3-9-1787 (begraven in de kerk , rij 1, graf 6).
c.
Maartje Speelman, ged. Pernis 4-1-1789, ovl. ald. 6-4-1789, begr. ald. 9-4-1789 (begraven in de kerk , rij 1, graf 6).
d.
Doodgeboren kind (ongedoopt), geb. Pernis 2-4-1790, begr. (ongedoopt) ald. 6-4-1790 (begraven in de kerk , rij 1, graf 6).
e.
Pieter Speelman, geb. Pernis 23-6-1791, ged. ald. 26-6-1791, ovl. Pernis 05-1-1795 (oud 3½ jaar, overleden aan kinderziekte), begr. ald. 7-1-1795 (begraven in de kerk, rij 1, graf 6, een uur geluid).
f.
Machiel Speelman, geb. Pernis 1-8-1792, ged. ald. 12-8-1792, ovl. Pernis 31-8-1792, begr. ald. 3-9-1792 (begraven in de kerk, rij 1, graf 6, een half uur geluid).
g.
Maartje Speelman, geb. Pernis 24-1-1794, ged. ald. 9-2-1794, ovl. Charlois 14-8-1875, tr. Pernis 28-8-1823 met Gijsbert Ariënsz. Blok, koopman te Charlois, volgens een signalement van de Nationale Militie was hij 1, 78 meter lang, had hij een smal aangezicht, een rond voorhoofd, een gewone neus en mond, een ronde kind, bruine ogen, bruin haar en bruine wenkbrauwen, hij stelde een nummerwisselaar aan zodat hij niet zelf in militaire dienst hoefde te gaan, geb. Charlois 7-9-1800, ged. ald. 14-9-1800, ovl. Charlois 24-4-1860, zoon van Arij Bastiaansz. Blok en Maria Gijsbertsdr. Kleingeld.
Maartje Speelman liet de volgende onroerende goederen na: 5 hectare, 8 are 60 centiare bouw en weiland in Charlois en 2 huizen met schuur en erven te Charlois, groot 9 are 95 centiare en 2 huizen met erven, boomgaard en tuin, weiland en bouwland gelegen te Barendrecht, groot 34 aren en 79 centiaren. Er wordt verwezen naar een handgeschreven testament van Maartje Speelman gedateerd 20 juli 1865, geregistreerd op 12 september 1875 te IJsselmonde.
Op 18 maart 1861 had Maartje Speelman, weduwe van Gijsbert Blok, zonder beroep, te Charlois, een legaat vermaakt aan haar zoon Arie Blok onder voorwaarde dat hij binnen drie maanden na haar overlijden een bedrag van 3500 gulden dient in te brengen. Tot haar enige erfgenamen benoemt zij verder haar gezamenlijke kinderen (testament verleden voor notaris Reinier Hendrik van der Waijfort te Ridderkerk).
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Arij Blok, geb. Charlois 10 februari 1824, ovl. Charlois 13 februari 1824.
2.
Jacoba Maria Blok, geb. Charlois 25 maart 1825, ovl. Charlois 8 februari 1862, zij huwde Rotterdam 28 januari 1847 Ludolf Diederik Rekker, meester timmerman, later architect, hij woonde aan de Zuidhoek te Charlois, geb. Charlois 20 juli 1827, ovl. Charlois 27 november 1894, zoon van Johannes Bekker, meester vleeshouwer te Charlois, en Adriana Wilhelmina Keller. Ludolf huwde 2e Charlois 23 oktober 1862 met Maria Kok, weduwe van Pieter Bouman, geb. Capelle a/d IJssel 21 juli 1823, ovl. Rotterdam 26 november 1890, dochter van Arie Kok en Marigje van Andel.
Uit dit huwelijk 5 kinderen.
3.
Maria Blok, geb. Charlois 16 oktober 1826, ovl. Charlois 1 januari 1914, zij huwde Charlois 10 november 1859 Arij Verhoef, koopman, winkelier en broodbakker te Charlois, geb. Charlois 26 mei 1837, ovl. Rotterdam 9 april 1906, zoon van Reinier Verhoef, koopman te Charlois, en Adriana van der Wilt.
Uit dit huwelijk 2 kinderen.
4.
Arie Blok (Gijsbrechtsz), koopman (1856-1859), later landbouwer (1875) te Charlois, geb. Charlois 24 januari 1831, ovl. Charlois 27 november 1877, hij huwde Charlois 11 september 1856 Immetje (Emmetje) Bekker, winkelierster (1891), geb. Charlois 23 februari 1833, ovl. Rotterdam-Charlois 31 maart 1918, dochter van Johannes Bekker, meester vleeshouwer te Charlois, en Adriana Wilhelmina Kelder.
Uit dit huwelijk 9 kinderen.
5.
Elizabeth Blok, geb. Charlois 20 maart 1833, ovl. Charlois 16 december 1862, zij huwde Charlois 30 mei 1856 Jan Diederik Hirschman, meester broodbakker te Charlois, geb. Pernis 8 januari 1831, ovl. Charlois 23 december 1888, zoon van Wilhelm Diedrich Johan Coenraad Hirschman, meester broodbakker en scheepsreder te Pernis, gemeenteraadslid, wethouder, ambtenaar der Burgelijke Stand, lid en voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur, lid en secretaris van het Havenbestuur, gecommitteerde der IJslandsche en Kabeljouwvisscherij, notabel, ouderling en secretaris-kerkvoogd te Pernis, en Leentje de Winter, hij huwde 2e Charlois 1 juli 1880 Maria Sophia Ziekenheiner, geb. Charlois 26 november 1844, dochter van Johannes Pieter Ziekenheiner, smid te Charlois, en Sara Bosman.
Uit dit huwelijk 4 kinderen.
6.
Geertruida Blok, geb. Charlois 12 april 1835, ovl. Charlois 11 oktober 1835.
h.
Pieter Speelman, bouwman/vlasboer en scheepsreder te Pernis, hij kocht op 23 maart 1860 de Overschiese korenmolen "De Hoop" voor f 9.875,- voor zijn zoon Arie Speelman, gemeenteraadslid 1832-1838, heemraad polders Pernis en Roozand tot 1860, kerkvoogd 1830- 1833, 1843-1845, secretaris-kerkvoogd 1830-1833, diaken 1823-1824, ouderling 1843-1845, notabel 1851-1860 en lid Nederlands Bijbelgenootschap te Pernis, volgens papieren van de nationale militie was hij 1,76 meter lang en had hij een ovaal aangezicht, een rond voorhoofd, blauwe ogen, een gewone neus en mond, een ronde kin, bruin haar en bruine wenkbrauwen, bovendien had hij een merkbaar teken in de rechterwang, geb. Pernis 16-7-1795, ged. ald. 19-7-1795, ovl. Pernis 21-11-1860, tr. Pernis 24-4-1823 met Neeltje Pieterse. Koole, geb. Pernis 3-1-1797 (buiten het dorp in den Boerenhoek), ged. ald. 5-2-1797, ovl. Pernis 22-3-1869, dochter van Pieter Jansz. Koole, bouwman en koopman te Pernis, gemeenteraadslid en Heilige Geestmeester van Pernis, en Johanna Bastiaansdr. Koole.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Johannes Speelman Psz, bouwman, later rentenier, hij liet een vermogen van f 99.044,- na, gemeenteraadslid, benoemd 19 april 1860 tot 1875, diaken 1855-1856, notabel 1852-1855, 1869-1874 te Pernis, geb. Pernis 27 juli 1824, ovl. Pernis 20 februari 1878.
Johannes huwde te Pernis 6 maart 1851 met Bastiana Adriana Pieternella 't Hart, geb. Pernis 17 september 1830, ovl. ("na een langdurig lijden") Pernis 3 december 1860, dochter van Bastiaan 't Hart, herbergier/tapper, biersteker, marktschipper van Pernis en Langebakkersoord, koopman en scheepsreder te Pernis, wethouder, lid van het Havenbestuur , diaken, ouderling, notabel en president-kerkvoogd van Pernis en heemraad polder Pernis, en Trijntje Noordzij.
Uit dit huwelijk geen kinderen.
2.
Pieter Speelman, geb. Pernis 9 september 1827, ongehuwd ovl. Pernis 28 november 1868.
3.
Jan Jacob Speelman ('Rooie Jan'), bouwman aan de Ring te Pernis, geb. Pernis 12 augtustus 1830, ovl. Apeldoorn 23 februari 1908, hij huwde Pernis 6 juli 1870 lmmetje Maasdijk, dienstbode bij Ds J.H. Schoemaker, vervolgens dienstbode op de boerderij van haar latere echtgenoot, geb. Noordwijk 26 februari 1840, ovl. Velsen 19 december 1909, dochter van Dirk Maasdijk, zeeman te Noordwijk, en Jansje van der Wiel.
Jan Speelman was secretaris van de polder De Hooge en Lage Gorzen 1896-1897, hij verhuisde op 28 februari 1901 van Pernis naar 's Gravenhage en op 23 december 1902 van die plaats naar Kampen.
Uit dit huwelijk 6 kinderen.
4.
Johanna Jacoba Speelman, geb. Pernis 22 april 1833, ovl. Pernis 3 februari 1914, zij huwde Pernis 22 oktober 1857 Arij Bouman, meester timmerman, geb. Pernis 10 september 1830, ovl. Pernis 24 januari 1905, zoon van Bastiaan Bouman, meester timmerman , diaken en notabel te Pernis, en Geertje Vrijland.
Arij werd later meester brood- en beschuitbakker en vervolgens bouwman aan de Sluisjesweg, gemeenteraadslid 1887- 1905, wethouder 1890-1905, loco-burgemeester , ambtenaar der Burgelijke Stand 1892-1893, mede-oprichter en 1e secretaris van de Gereformeerde School te Pernis.
Uit dit huwelijk 10 kinderen.
5.
Jacoba Johanna Speelman, geb. Pernis 13 maart 1835, ovl. Pernis 6 februari 1903, zij huwde Pernis 14 oktober 1869 Adrianus Zeeuw, bouwman in de Breestraat te Pernis, geb. Overschie 8 augustus 1831, ovl. Pernis 14 januari 1915, zoon van Pieter Zeeuw, bouwman te Overschie, en Anna van den Berg.
Adrianus was gemeenteraadslid 1875-1905, wethouder 1890-1907 en lid van het Burgerlijk Armbestuur 1902-1903 van Pernis, heemraad polder Madroel 1888-1896, kerkvoogd 1872-1874, 1878-1893, diaken 1872, notabel 1875-1877, mede-opriçhter en bestuurslid Vereeniging voor Christelijk Nationaal Onderwijs 1884-1890, lid Kiescollege Nederlandse Hervormde Kerk.
Uit dit huwelijk 3 kinderen.
6.
Arie Speelman, koopman, fabrikant, olieslager, oprichter firma A. Speelman & Co (oliemolen 'Marie Cornelis' te Overschie en oliefabriek te Maasland) en firma Speelman, ovl. Overschie 9 augustus 1915, hij huwde Overschie 6 oktober 1864 Maria Hoogerbrugge, geb. Overschie 30 maart 1843, ovl. Overschie 22 juli 1906, dochter van Pieter Hoogerbrugge, bouwman en vervener, gemeenteraadslid en wethouder van Overschie, en Anna Ouweleen.
Arie Speelman, kreeg als zoon van de welvarende landbouwer Pieter Speelman, een goede opvoeding. Na het volgen van de dorpsschool te Pernis kreeg hij een opleiding aan de Franse kostschool te Alphen (ZH). Hier kreeg hij les in Nederlands, Frans, Duits en Engels, geschiedenis en aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde en natuurlijke historie. Na zijn schooltijd toonde Arie Speelman belangstelling voor de tabakshandel. Zijn neef Pieter Elias Speelman vroeg voor toetreding tot diens firma echter een kapitaalsdeelname van f 30.000,-, wat vader Pieter Speelman echter veel te gortig vond. Een andere interessante mogelijkheid was het korenmolenaarsvak, waartoe veel rijkere boerenzonen zich aangetrokken voelden. Om het vak te leren trok Arie Speelman naar Zwijndrecht , waar hij enige tijd als molenaarsleerling werkzaam was op de molens 'De Hoop' en 'Landzicht'.
In 1860 werd door Pieter Speelman, tijdens een openbare verkoop in 'Musis Sacrum' te Schiedam, voor f 9.875,- de uit 1712 daterende korenmolen 'De Hoop' te Overschie aangekocht . Hij kocht deze molen ten behoeve van zijn toen 23-jarige zoon Arie Speelman. Hetzelfde jaar overleed Pieter nog en de molen bleef eigendom van de gemeenschappelijke erfgenamen tot 1864, toen hij door Arie Speelman uit de boedel werd overgenomen. In hetzelfde jaar trouwde de, inmiddels succesvolle, graanmolenaar en -handelaar Arie Speelman met de welgestelde boerendochter Maria Hoogerbrugge. Zij zouden 14 kinderen krijgen, waarvan er echter 8 voor hun twintigste jaar overleden. Arie Speelman was een getalenteerd ondernemer. Al spoedig maakte hij reizen naar de beurs in Londen om daar tarwegries te verkopen. Naast het uitbouwen van de graanhandel zag hij grote mogelijkheden in de oliefabricage, waartoe hij in 1877 een oliemolen aan de Schie liet bouwen. Deze kreeg de naam van zijn toen vijf jaar oude zoon Marie Cornelis, die tevens de eerste steen legde.
Voor de handel in en productie van olie was Arie een compagnieschap aangegaan met Willem Ouweleen, een neef van zijn vrouw, onder de naam van 'firma A. Speelman & Co'. Arie Speelman leidde een zeer arbeidzaam leven; hij dreef een graanhandel, beheerde een graanmalerij en olieslagerij, hij hield zich bezig met de aankoop van lijnzaad en de verkoop van de olie en koeken. Hij reisde met het befaamde Delftse bootje en wanneer hij vermoeid thuiskwam dronk hij graag een glaasje port en at hij twee bitterkoekjes. Op zondag ging hij tweemaal naar de kerk. Arie Speelman en zijn gezin bewoonden aanvankelijk een woning bij de korenmolen, maar in 1880 liet hij dichter bij het dorp aan de Delftweg een riant herenhuis, de 'Villa Maria', bouwen. Dit huis zou tot in 1983, vier generaties Speelman en bijna honderd jaar lang, in de familie blijven.
Arie Speelman en Willem Ouweleen Zochten naar verdere uitbreidingsmogelijkheden en kochten in 1886 voor f 11.400, een stoomolieslagerij met de daarbij behorende werktuigen, smederij, kantoren en erf, een perceel weiland, een warmoezierstuin, twee huizen met bleekvelden en nog twee huizen, een tuin, tuinhuis en erf te Maasland. Willem Ouweleen betrok met zijn gezin één van de bij de olieslagerij gevestigde huizen, maar éénmaal per week kwam hij polshoogte nemen in Overschie. Dat was in die tijd een lange reis. Met het rijtuig ging hij naar Maassluis, vandaar met de trein naar Rotterdam, vervolgens met de paardentram naar Overschie. In 'Villa Maria' spraken de vennoten elkaar. Ook de veemarkt in Delft en de beurs te Rotterdam bezocht hij regelmatig. In Maasland werden uit lijnzaad zowel lijnkoeken en lijnolie gefabriceerd. De lijnkoeken werden als veevoeder verkocht aan veehouders in de omgeving en de lijnolie werd benut voor het bereiden van verf en zeep. Eens per veertien dagen, op een woensdag, bracht Arie Speelman op zijn beurt een bezoek aan de fabriek te Maasland .
In 1900 liet Arie een stoommaalderij met pakhuis op het vlietland langs de Schie bouwen. Rond de eeuwwisseling kwam tevens een nieuwe generatie van de familie Speelman in het bedrijf in de vorm van de broeders Marie Cornelis, Pieter en Arie Speelman Junior. In 1905 werd de graanhandel ondergebracht in de 'firma M .C. en P. Speelman', met als vennoten de broeders Marie Cornelis en Pieter Speelman. Rond 1900 was dus al ruimschoots de basis gelegd voor een langdurige bloei van twee met elkaar verweven bedrijven, waaraan tot deze tijd leden van de familie Speelman hun krachten hebben gewijd.
Uit dit huwelijk 14 kinderen.
7.
Kornelis Speelman, geb. Pernis 23 maart 1840, ovl. Pernis 29 september 1840.
8.
Elizabeth Speelman, haar nalatenschap bedroeg f 48.000,-, geb. Pernis 28 januari 1842, ongehuwd ovl. Pernis 15 februari 1931.
j.
Johanna Speelman, geb. Pernis 20-3-1799, ged. ald. 31-03-1799, ovl. Zwijndrecht 21-3-1858, tr. Pernis 30-6-1825 met Cornelis Florisz. Rolloos, meester broodbakker te Pernis, later te Zwijndrecht, geb. Hendrik Ido Ambacht 4-12-1802, ged. Zwijndrecht 8-12-1802 (getuige: Geertruij Rolloos), ovl. Zwijndrecht 13-1-1873, zoon van Floris Jansz. Rolloos, koopman en winkelier te Hendrik-Ido-Ambacht, en Jannetje/Jannigje Cornelisdr. van Leer/Lier.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Johanna Florina Rolloos, geb. Zwijndrecht 23 december 1827, ovl. Zwijndrecht 1 maart 1830.
2.
Johanna Florina Rolloos, geb. Zwijndrecht 5 april 1831, ovl. Zwijndrecht 13 april 1872, zij huwde Zwijndrecht 20 november 1857 Jan Schouten, bouwman te Zwijndrecht, gemeenteraadslid van Zwijndrecht, volgens papieren van de Nationale Militie was hij 1,76 meter lang en had hij een ovaal aangezicht, een hoog voorhoofd, blauwe ogen, een gewone mond, een spitse kin en lichtbruin haar en lichtbruine wenkbrauwen, geb. Hendrik Ido-Ambacht 26 september 1832, ovl. Zwijndrecht 17 juni 1887, zoon van Meeuwis Schouten en Elisabeth Schuldt, hij huwde 2e Bleskensgraaf 19 maart 1873 Lijsbeth Bons, geb. Neder-Slingeland 18 oktober 1850, ovl. Dordrecht 3 februari 1909, dochter van Adriaan Bons en Lijsje den Hartog.
Uit dit huwelijk 10 kinderen.
3.
Jan Floris Rolloos, geb. Zwijndrecht 10 juli 1833, ovl. Zwijndrecht 4 november 1834.
4.
Jannigje Rolloos, geb. Zwijndrecht 7 januari 1836, ovl. Dordrecht 24 januari 1892, zij huwde Zwijndrecht 25 oktober 1862 Jan Gerrit van Schaardenburg, koopman en commissionair in rijst en rijstpelmolenaar te Zwijndrecht, later koopman en commissionair aan de Nieuwehaven te Dordrecht, geb. Zwijndrecht 30 augustus 1840, ovl. Dordrecht 8 augustus 1900, zoon van Jacobus van Schaardenburg, koopman en winkelier te Zwijndrecht, en Maaike Vliegenthart.
Jannigje Rolloos liet bij haar overlijden de volgende goederen (in gemeenschap bezeten met haar echtgenoot) na: meubelen en inboedel ter waarde van f 5.986,- en 80 cent, contanten ter waarde van f 1.258, - en 70 cent, een woonhuis en erf aan de Nieuwehaven nummer 45 te Dordrecht ter waarde van f 15.500,-, de helft in een huis, erf en koepel aan de Ringdijk te Zwijndrecht ter waarde van f 3.750,- (totale waarde dus f 7.500,-, wederhelft was eigendom van Willem van Schaardenburg te Dordrecht), de volgende hypothekaire vorderingen: f 4.850,- , f 6.500,-, f 1.500,-, f 5.000,-, f 1.000,-, f 7.000,- (ten laste van Jan Schouten, bouwman te Zwijndrecht), f 4.500,- (ten laste van Meeuwis Schouten te Zwijndrecht), f 3.800,-, f 3.175,-, f 3.500,-, f 6.000,- (ten laste van Jan Schouten Jansz, melkboer te Zwijndrecht), interest ter waarde van f 504, - en 73 cent, de volgende effecten en aandelen: een aandeel in de vereniging voor kinderbewaarplaats te Dordrecht f 50,-, een aandeel in de C.V. 'M.J. Masion & Zonen' te Dordrecht f 500,-, een aandeel in de Assurantiemaatschappij tegen Brandschade te Zutphen f 100,-, een aandeel in de assurantiemaatschappij 'De Salamander' f 100,-, 7 aandelen in de Amsterdamsche Lamkat Cultuurmaatschappij ieder groot f 1.000,-, vol gefourneerd en nu gewaardeerd op f 1,-, 5 aandelen in de stoombootdienst N. Franken Wzn te Dordrecht f 500,-, de helft in een preferente schuld op de schroefstoomboot 'Catharina' f 500,-, 11 aandelen Rotterdamsche Hypotheekbank voor Nederland f 1.375,-, een aandeel in het kinderziekenhuis te Dordrecht f 50,-, 4 aandelen in de Virginia Investment Association f 9.000,-, 5 aandelen in de Zuid-Afrikaansche Hypotheekbank f 1.000,-, 5 dito f 250,-, een aandeel in het Waarborgfonds der gereformeerde kerk te Amsterdam f 1,-, 2 Rotterdamse loten f 212,-, een Amsterdams lot f 109,50, een pandbrief in de Hollandsche Hypotheekbank f 1.030,- een dito f 51,50, 5 obligaties ten laste van de societeit 'De Vrijheid' te Dordrecht f 250,-, 5 obligaties ten laste van Hongarije f 522,-, 5 obligaties ten laste van Dordrecht ten behoeve van Merwestein f 425,-, 5 obligaties in het Centraal Weeshuis te Dordrecht f 200, -, 10 Brusselse loten f 475,-, een aandeel Orel Vitebsk Spoorweg Maatschappij f 244,20, 2 obligaties Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen f 1.980,-, een obligatie Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij f 1.000,-, 5 pandbrieven ten laste van de Rotterdamsche Hypotheekbank voor Nederland f 4.925,-, 3 dito f 1.477,50, 7 dito f 689,50, 9 dito f 443,25, 3 dito f 152,25, een aandeel in de Rotterdamsche Glasverzekering Compagnie te Rotterdam f 100,-, interest f 187,85, de volgende onderhandse schuldbrieven: ten laste van Jan Vliegenthart te Schiedam f 100,-, ten laste van M. Schouten Jansz te Zwijndrecht f 400,-, ten laste van H.J. Koebrugge te Dordrecht f JO,-, ten laste van P. Bosman Jansen te Dordrecht f 25,-, ten laste van P. Wulfse thans te Pretoria f 200,- gewaardeerd op f 1,-, ten laste van L. van der Wiel te Dubbeldam f 1.250, -, ten laste van D. van Buul te Dordrecht f 50,-, ten laste van E.C. Leupen en G.J.C. de Vogel te Vlaardingen f 800,-, ten laste van A. Nieuwenhuyzen te Dordrecht f 100,-, ten laste van F. Blom te Dordrecht f 200,-, ten laste van Hendrik Vliegenthart te Dordrecht wegens door met Jan Gerrit van Schaardenburg gedreven zaken f 221.505,- en 80 cent, interest f 77, en 151/i cent. De totale nalatenschap bedroeg f 328. 795,- en 731/i cent, waar f 478,- en 30 cent vanaf ging vanwege de begrafeniskosten.
Uit dit huwelijk 9 kinderen.
5.
Jacoba Rolloos, geb. Zwijndrecht 13 januari 1844, ovl. IJsselmonde 5 mei 1920, zij huwde Zwijndrecht 26 maart 1874 Hendrikus Lambertus Waterbeek, notaris te IJsselmonde , geb. Dordrecht 20 april 1832, ovl. IJsselmonde 8 maart 1918, zoon van Lambertus Elias Waterbeek, bleker te Dordrecht, en Henrica Stoffels.
Uit dit huwelijk 2 kinderen.
k.
Elias Speelman, geb. Pernis 30-12-1800, ged. ald. 4-1-1801, ovl. Pernis 28-4-1801, begr. ald. 29-4-1801 (begraven in de kerk, rij 1, graf 6, een uur geluid).
l.
Elias Speelman, meester timmerman-aannemer, scheepsreder en vlasboer te Pernis, lidmaat te Pernis 2 april 1824, diaken 1831-1834, notabel 1852 te Pernis, hij kocht voor f 1.200,- van Bastiaan Niemandsverdriet, timmerman, en Maaijke de Winter een huis met loodsen en een erf aan de Pastoriedijk te Pernis, geb. Pernis 3-6-1802, ged. ald. 6-6-1802, ovl. Pernis 25-3-1863, tr. Hoogvliet 4-6-1825 met Trijntje Cornelisdr. de Zeeuw, geb. Poortugaal 24-3-1805, ged. ald. 14-4-1805, ovl. Pernis 3-12-1884, dochter van Cornelis Cornelisz. de Zeeuw, bouwman te Hoogvliet, en Lena Arijsdr. Geldtelder.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Johannes Cornelis Speelman, meester timmerman/aannemer, zeilmaker, scheepsreder en boekhouder van o.a. de vissloepschepen 'De Visscher', 'De Johannes Cornelis en Johanna', 'De Jonge Trijntje', 'Lichtstraal', 'Admiraal van Kinsbergen', 'Luctor et Emergo', directeur van Stoomboot-Rederij 'Pernis', directeur telegraafkantoor te Pernis, gemeenteraadslid 1876-1890 (bedankte 7 juli 1890), loco-burgemeester 1888, wethouder 1883-1890, lid Burgerlijk Armbestuur 1859-1876, brandmeester tot 1889, lid College van Zetters 1872-1888, lid Havenbestuur 1864-1895, voorzitter Havenbestuur 1874-1895, bestuurslid en penningmeester Vissersfonds 1875-1889 van Pernis, woonde aan de Nieuwendijk te Pernis, geb. Hoogvliet 23 oktober 1825, ged. Pernis 13 november 1825, ovl. Pernis 30 januari 1897.
2.
Maarten Speelman, koopman en bouwman aan de Ring te Pernis, geb. Pernis 14 september 1827, ovl. Pernis 28 maart 1910, hij huwde Pernis 5 mei 1859 Willemina (Mijntje) Koole, dienstbode te Pernis (1857, 1858), geb. Pernis 28 maart 1833, ov. Schiedam 5 mei 1916, dochter van Jan Pietersz Koole, bouwman te Pernis, en Maaijke Gleijnsdr van 't Hoff.
Maarten was kerkvoogd in 1867, diaken van 1865 tot 1868, bedankte voor zijn functie als diaken op 15 januari 1868 vanwege enig ongenoegen in de kerkeraad, was wederom diaken van 1871 tot 1873, was ouderling van 1874 tot 1876 en van 1872 tot 1876 notabel van Pernis.
Uit dit huwelijk 14 kinderen.
3.
Jacoba Speelman, zij woonde te Poortugaal (1855), geb. Pernis 26 november 1828, ovl. Pernis 28 mei 1858, huwde Pernis 23 november 1855 Willem Struijk Azn, bouwman op de hoek van de Harsdijk en Heijschedijk te Pernis, kerkvoogd Pernis 1866-1885, hij had volgens papieren van de Nationale Militie een klein aangezicht, een plat voorhoofd, blauwe ogen, een dikke neus, een kleine kin, een kleine mond en bruin haar en bruine wenkbrauwen, geb. 's-Gravenambacht 13 december 1820, ovl. Pernis 18 augustus 1887, zoon van Arij Struijk, bouwman, gemeenteraadslid en wethouder van Pernis, en Neeltje den Boer. Willem huwde 2e Pernis 8 november 1860 met Maria Kleijne, geb. Pernis 14 juni 1830, ovl. Pernis 17 augustus 1887, dochter van Japhet Kleijne, bouwman en gemeenteraadslid van Pernis, en Niesje van der Waal.
Uit dit huwelijk 1 kind.
4.
Cornelis Johannes Speelman, korenmolenaar, later bloembollenhandelaar te Sassenheim, oprichter en lid der firma C.J. Speelman & Zoonen, gemeenteraadslid van Sassenheim, ouderling der Nederlandse Hervormde gemeente te Sassenheim, verhuisden van Sassenheim naar 's-Gravenhage 20 augustus 1900, geb. Pernis 3 april 1831, ovl. 's-Gravenhage 30 juni 1918, hij huwde Poortugaal 4 augustus 1860 Francina de Raat, geb. Nieuw Beijerland 6 september 1830, ovl. 's-Gravenhage 28 september 1914, dochter van Huibrecht de Raat en Jaapje de Koning.
Uit het 'Weekblad voor de Bloembollencultuur':
"Wanneer wij een voorbeeld willen noemen, hoever men het brengen kan, mits toegerust met energie en bovenal werklust, in het bloembol lenvak, dan noemen wij den naam van C.l. Speelman. Deze was de oprichter van de nu algemeen bekende firma C.l. Speelman & Zonen te Sassenheim, een der grootste kweekerijen, en daarbij een wereldhandel in bloembollen van de geheele streek. Dat deze firma groot en uitgebreid is geworden dankt zij in hoofdzaak aan harer oprichter, die behalve zijn goed inzicht in zaken, een werklust had zaoals men ze zeldzaam ontmoet. Want dit willen wij, wanneer wij ons nederzetten om iets van zijn levensgeschiedenis te schrijven, vooraf zeggen, wijlen de heer C.l. Speelman was een werker, die het desnoods dag en nacht kon doen en het zaonoodig ook deed. Speelman werd geboren te Pernis, een klein plaatsje op een der Zuid-Hollandse eilanden. Na gewoon lager onderwijs genoten te hebben, ging hij in de leer om korenmolenaar te worden. En daarin slaagde hij volkomen, vakgenooten van hem, hebben ons zeer dikwijls verzekerd dat hij in zijn vak bepaald een uitmunter genoemd kon worden. Zijn vak leerde hij te Poortugaal een klein plaatsje bij Rotterdam . Het was daar, dat hij kennis maakte met mejuf frouw Francisca (Francina, samenstellers) de Raat, weduwe Vermaat, die daar het beroep van landbouwster uitoefende. Die kennismaking leidde tot een huwelijk, waarbij Speelman naast echtgenoot tegelijk vader werd van drie lieve dochtertjes. Het strekt hem tot grote eer dat, toen zijn huwelijk met kinderen werd gezegend, hij nimmer verschil maakte tusschen zijn eigen kinderen en die uit het eerste huwelijk zijner vrouw. Dit is zao gebleven ook in zijn volgend leven en was in zijn latere woonplaats, Sassenheim, spreekwoordelijk. Na zijn huwelijk werd hij molenaar te Poortugaal. Met lust en toewijding legde hij zich op zijn vak toe, zaodat hij bepaald een zeekere welvaart genoot, ja zelfs nog wat wist over te leggen, voor ongunstige tijden, die komen konden. Maar dit, waarmede anderen misschien dubbel tevreden zauden zijn, was voor zijn werkzamen geest niet voldoende. Was het misschien zijn helderziende blik die hem voorspelde, dat het beroep van molenaar, in het verloop der tijden minder winstgevend zau worden, wij kunnen het niet zeggen. Maar dit is ons wel bekend, hij wilde hooger op en daarom stelde hij zijn echtgenoote voor, laat ons de molen met toebehoren verkopen, en dan met ons kapitaaltje naar Amerika gaan, daar is geld te verdienen en voor onze kinderen, het gezin was intusschen vermeerderd, een goede toekomst scheppen. Maar dit denkbeeld was bij moeder de vrouw aan doovemans ooren geklopt. Het vaderland te verlaten, de plek waar eens haar wieg op stond vaarwel te zeggen om een onzekere toekomst tegemoet te gaan, daartoe was zij niet te bewegen. En in Poortugaal blijven in dat dorpje, waar niets buitengewoon te verdienen was, dat lokte onzen vriend in het geheel maar niet aan. Daar komt hem ter oore dat in Sassenheim de korenmolen van den toenmaligen molenaar Knoop te koop was. Sassenheim, zie dat was in zijn oog de ideale plaats in de onmiddelijke nabijheid van Leiden gelegen; daar waren de inrichtingen van onderwijs, daar konden hun kinderen een goede opvoeding krijgen, en wij weten niet wat al meer. Misschien heeft hij toen wel eens gedroomd, dat hij naderhand zijn kinderen zou zien in één of andere wetenschappelijke betrekking. Mocht hij die droom gehad hebben, dan willen wij er even aan toevoegen dat die droom nooit verwezenlijkt is. Wij voor ons prijzen dat gelukkig, want nu zijn al zijn kinderen menschen, die in hun gewone burgerleven een eereplaats innemen. ·Want wij willen het hier wel even zeggen, de familie Speelman mogen wij gerust een mode/familie noemen. Een waarvan de schilders vroeger tijden menig doek hebben gewijd, door zoovele dichters bezongen en door tal van prozaschrijvers in verheven taal beschreven is. Wij hebben de familie een tal van jaren gekend, maar zelden er één ontmoet, waar onderlinge liefde en hoogachting zoo groot is als in deze. En dat is tot op den huidigen dag zoo gebleven. De familie is nu wat meer verspreid, er is in wat wij gewoonlijk noemen de bloembollenstreek, bijna geen gemeente te vinden, waar niet één of meer leden der familie wonen. Eens per jaar echter is de groote familiedag te Sassenheim. Dan komen zooveel mogelijk alle familieleden bijeen om in gezellige kout een dag door te brengen. Een echt oud Hollandsch gebruik. Behalve de opvoeding zijner kinderen had Speelman nog iets anders op het oog en dat was de bloembollencultuur. Bloembollen kweeken, het was ook toen als spreekwoor delijk, daar is geld mede te winnen, en dat juist lokte Speelman aan. In tegenstelling met zooveel anderen is het hem wel gelukt, wij schrijven dit in hoofdzaak toe aan noeste vlijt, arbeidzaamheid, maar bovenal omdat hij gaarne raad en daad van anderen aannam. In een klein schuitje kwam de familie met hun geheele inboedel in Sassenheim aan. Zij vestigden zich in den molen en spoedig ging de zaak vooruit. De roep dat hij een goede molenaar was, die spoedig en eerlijk afleverde bezorgde hem een talrijke aanwas van klanten. Dit was in het jaar 1868.
In het voorjaar van 1869 tijdens een hevig onweder sloeg de bliksem in den molen, terwijl 't geheele huisgezin zich reeds ter ruste had begeven. Voor de rustplaats van vader en moeder sliep de jong geboren telg, die wij nu nog kennen onder den naam van Hans Speelman. Men zal ons deze gebruikmaking van den naam, waaronder de meesten onzer hem kennen, wel niet euvel duiden. Het reeds brandende graan maakte het echtpaar wakker, en met veel moeite wist het ouderpaar de wieg met het jonge Hansje buiten te brengen. Hij ontsnapte daardoor aan een verschrikkelijken vuurdood. Voor ons vak is deze redding van groote beteekenis geweest. Daardoor toch werd het leven gespaard van den man, die in zijn volgend leven zulk een belangrijke plaats in ons vak zou innemen.. "
"De afgebrande molen werd herbouwd, en reeds in den zomer van I 869 kon Speelman opnieuw zijn klanten bedienen. Hij had ook dat jaar wat bollen, hoofdzakelijk hyancinthen, aangekocht . Wij moeten wel den moed van dezen man bewonderen, die zonder eenig verstand te hebben van bloembollen, aan een moeilijke cultuur van hyacinthen durfde te beginnen. Want wij willen even herinneren dat de cultuur daarvan veel meer moeilijkheden oplevert dan van de meeste andere bolgewassen. Geldt dit ook nu nog, veel meer was dat het geval in de jaren waarover wij nu schrijven. Theorie en praktijk werkten toen nog niet samen en daarom waren de moeilijkheden aan de cultuur verbonden veel grooter dan nu nog wel het geval is. Gelukkig vor hem behoorde hij, en hij is dat gebleven zijn leven lang, niet tot de menschen, die meenen het alleen te weten. Daarom nam hij raad bij menschen die het beter konden weten dan hij, en hij vond die in een drietal Sassenheimer kweekers, wier namen daar nog altijd bekend zijn. Het waren D. Rijnsburger, van der Kwaak, die behalve beurtschipper op Amsterdam ook bollen kweekte, en Noordermeer . Hij was nu voortaan elk jaar op de groene veilingen van bloembollen een zeer geziene kooper. Zoo zelfs, dat hij meest altijd uitgenoodigd werd, om plaats te nemen aan de principalentafel. Dit was een eer, wij gelooven dat die nog wel bestaat, die alleen te beurt viel aan groote en solide koopers.
Zijn zaak voortdurend uitbreidende, kocht hij zoo nu en dan een tuin, en kweekte door. In 1871 verkocht hij voor de eerste maal zijn leverbaar, totaal voor een bedrag van f 300,-. Dat moedigde hem nog meer aan. Nieuw kapitaal stak hij in bollen en werkte, daarbij geholpen door zijn drie nog jeugdige zoons, van den morgen tot den avond. Maar dan was er voor hem nog geen rust aangebroken, want de molen vroeg nog altijd zijn aandacht, en dat niet alleen, er moest op zijn tijd ook gebild worden. Voor hen, die dezen arbeid niet kennen, willen wij het wel even zeggen. Billen bestaat daarin, dat de molensteenen, die door het voondurend malen hun scherpte verliezen, moeten geslepen worden. Deze arbeid kennen slechts zeer weinigen, en deze laten zich die arbeid vrij duur betalen. Speelman die het zelf goed kende, voelde er niets voor om er veel geld voor uit te geven, en deed het daarom zelf in den avond tot half in den nacht, om den volgenden morgen maar weder even opgewekt in zijn bloembollen te gaan werken. Een zaak verzuimde hij echter nooit, en dat was zijn middagdutje . Lachend kon hij in zijn volgend leven de opmerking maken: 'Ziet U, eiken schoenmaker komt zijn schoenlappenjesmaandag toe, en zoo moet ook elke molenaar zijn middagslaapje hebben. Zoo druk kon hij het niet hebben, dat hij zijn slaapje niet nam.
Door de uitbreiding van zijn kweekerij kreeg hij hoe langer hoe meer behoefte aan land. Er kwam een goede gelegenheid. De heer Charbon, een bekende naam voor de oudere vakgenoot en, was rentmeester van de familie van den Berch van Heemstede, en in die kwaliteit bood hij een perceel land bij inschrijving te huur aan .. "
"Bij de opening der inschrijvingsbiljetten bleek het dat Speelman het hoogst had ingeschreven, en wel voor een prijs van f 0,66 per R.R. per jaar. Thuis komend deelde hij dit aan zijn zoons mede met de opmerking: 'Dit is nu het duurste land dat wij hebben. Wij moeten dus nog wat harder gaan werken, om zulk een hooge huur te kunnen betalen" . Nu, twee van de drie zoons wilden dat gaarne doen, maar niet alzoo de derde. Deze had al enkele jaren in het bedrijf van zijn vader gewerkt, maar voelde er zeer weinig lust in om bloembollenkweeker te worden, hij wilde boer worden. Het bloed van de moeder vloeide bij hem dus sterker door de aderen dan dat van den vader. Hij kreeg zijn zin, en werd bij Jacob v.d. Voon, landbouwer aan de Zandsloot, dus in de nabijheid van het ouderlijk huis, in de leer gedaan. Hij is een uitblinker in zijn vak geworden, en doet daarmede den naam van zijn geslacht eer aan. Hij is thans nog boer op een der grootste boerderijen te Bodegraven. De naam van Hubrecht Willem Speelman heeft in den kring der veehouders een goeden klank. Hij staat bekend als veehouder uitsluitend van stamboekvee. Zijn beide andere broeders, de voor de meesten onzer lezers welbekende heeren E. en J . Speelman, bleven in de bloembollenkweekerij .. "
"Hoewel kweekerij en handel zich voondurend uitbreidde, kreeg toch Speelman met moeilijkhe den te kampen. Wel kweekte hij behalve hyacinthen, ook een vrij belangrijke panij liliums, meerendeels behoorende tot de Cancarfolium verscheidenheden, en daarbij was hij ook begonnen met de cultuur van tulpen. Maar juist in de Hyacinthen, daar zat de kneep. Zijn naam als een solied kweeker was wel is waar gevestigd , maar het geelziek baarde hem, evenals eiken anderen kweeker veel zorg, moeite en arbeid. Daarbij kwam nog, en dat was zeker wel de hoofdzaak, de prijzen der hyacinthen waren in de laatste jaren, belangrijk teruggeloopen, de vraag beperkter geworden, zoo zelfs dat hij evenals menig ander kweeker, moeite had zijn leverbaar aan den man te krijgen. En dan nog voor welke prijzen, het waren vooral de blauwe hyacinthen die men zeer slecht kon verkoopen, en zoo men ze al kwijt kon, dan was het voor prijzen , ver beneden produktiekosten . Het kan ons dan ook niet verwonderen dat de oude baas er erg tegen opzag, toen zijn jongste zoon aan de loting voor de militie moest deelnemen. Uit zijn zaak kon hij hem onmogelijk missen, hij vergat hierbij echter dat niemand in de wereld onmisbaar is. Een nummerwisselaar koopen, dat was wel is waar geen bepaald bezwaar, maar hij moest dan geld uitgeven, dat niet productief was. En daaraan heeft de heer Speelman gedurende al den tijd dat hij in zaken was, het land gehad als een stier. Het lot was echter zijn zoon gunstig; bij het kantje af, trok hij een nummer dat hem vrijstelde om soldaat te moeten spelen. Maar het hinkende paard kwam achteraan. De laatste sassemer jongen, die in dienst moest, was reeds koloniaal in Indië en kwam daar vrij plotseling te sterven.
Nu kwam de beurt aan den jongen Speelman, wel ging de oude heer persoonlijk naar Z.E. den Minister van Oorlog op audiëntie, en trachte deze te bewegen zijn won vrij te stellen of anders een nummerwisselaar voor hem te stellen. Niets mocht baten, wel kreeg hij de toezegging dat het slechts voor zeer korten tijd wu zijn dat zijn won in dienst moest, want wodra de stukken uit Indië aangekomen waren, kon hij voor zijn won een nummerwisselaar in de plaats stellen. De jonge Speelman verwisselde dus het burgerpak voor de militaire rok, hij werd in dienst gesteld bij het korps artillerie op de forten IJmuiden. Onzen nieuwen soldaat beviel dat militaire leven zeer goed. Hij de man, die altijd getoond heeft gemakkelijk met menschen te kunnen omgaan, kon het met zijn krijgsmakkers zeer goed vinden. Toen hij dan ook bericht kreeg, dat hij de militaire dienst kon verlaten, indien vader een nummerwisselaar voor hem in dienst stelde, nam hij dit voorstel niet aan. Hij moest nog slechts drie maanden dienen, en de nummerwisselaar kostte f 450,-. Vier en half honderd pop in 3 maanden verdienen, dat was te aanlokkelijk voor onzen soldaat. De oude heer vond dit goed, de f 450,- zou den zoon dan ten goede komen, dat was de belofte. Voor zoover wij het hebben kunnen nagaan, is het bij de belofte wel gebleven. Was het misschien de voortdurende aanblik der Noordzee, dan wel de slechte gelegenheid om de bollen in het binnenland kwijt te raken, bij de jonge Speelman rijpte in IJmuiden het denkbeeld, om de wijde wereld in te gaan, om daar hun eigen leverbaar te verkoopen. Aanvankelijk was het denkbeeld om Duitschland als operatieterrein te nemen. Maar met dit denkbeeld was de oude heer niet bijster ingenomen. In Duitschland was de concurrentie zo groot en de handel was daar niet wo vlug. Amerika dacht hij, dat was het land der toekomst. Zeer waarschijnlijk was hij wo sterk voor Amerika, omdat hij zag dat zijn buren daar blijkbaar goede zaken deden. Naar Amerika dus, dat plan kwam ot uitvoering, de jonge Speelman kreeg van den Minister van Oorlog verlof om van 18 September 1890 tot 30 April 1891 het land te mogen verlaten. Intusschen had onze aanstaande bollenreiziger kennis aangeknoopt met een hem bekend Sassemer, Kunneman genaamd, een nu nog goed bekende naam daar ter plaatse . Deze was in betrekking bij een broeier in Astoria op Long Island, Siebrecht genaamd, van oorsprong een Duitscher. Hier zou hij heengaan om daar voorloopig als knecht te werken, en tevens de Engelsche taal te leeren, want hiervan wist hij niet veel anders dan dat yes ja en no neen beteekende.
In October 1890 aanvaardde hij per stoomschip "Obdam" de reis naar het verre westen. Bij zijn nieuwe patroon aangekomen, werd hij aan het werk gesteld, nu dat was hem niet vreemd, bij vader thuis had hij er altijd aan gemoeten, dus dat was geen bezwaar. Maar de taal leeren, en dat was toch de hoofdzaak kwam niet zaoveel . Kunneman was een Hollander, en met hem sprak hij meestal zijn moedertaal, zijn patroon sprak bij voorkeur Duitsch, dus van Engelsch leeren kwam daar niet veel. Toen het voorjaar aangebroken was, ging hij in overleg met zijn patroon, naar New York, waar hij in de kost ging in de 34e street bij een Siebrecht bekende politieagent. Vooraf had hij zijnpatroon verteld dat vader in Holland zelf kweekte en hij dus beste waar kon leveren, en dit deed zijn patron besluiten, om hem een order te geven van 2000 dollars. Met deze order in den zak trok hij naar het, reeds voor hem bekende groote New York, waar de Engelsche taal leeren hem veel beter gelukte . Spoedig achtte hij zich voldoende toegerust om zaken te doen. Gewapend met de bestelling van zijn vroegere patroon gelukte dit maar zeer goed, zao zelfs, dat toen hij naar Holland terugkeerde hij voor 30.000 dollars orders in den zak had. . "
"Wij kunnen ons wel indenken met welke gevoelens de jonge Speelman bij zijn thuiskomst werd ontvangen. Weg nu met al die zorgen, om de gekweekte bollen voor een redelijke prijs te verkoopen, en daarmede de zaak, ook in kwade tijden, loopende te houden. En wat wij erbij moeten koopen, wat nood, bollen zijn er meer dan genoeg , en crediet daar behoeven wij gelukkig niet bang voor te zijn . Mijn naam is voldoende bekend en om dus bij te koopen daar behoef ik niet bang voor te zijn. En daarbij de molen draait ook nog, en met deze verdienen wij voldoende voor ons dagelijksch brood. Dit zullen wel de gedachten zijn geweest van vader Speelman. Wij kunnen gerust vermoeden dat de broeder van den jeugdigen bollenreiziger, de voor velen onzer lezers nog wel goede bekende heer E.J. Speelman, van geheel anderen aard zijn (sic) geweest. Hij toch was het die bij zijn vader er op aangedrongen had om den handel op Amerika te openen. Kijk, zao was zijn oordeel, wat gewezen billartmakers tot stand konden brengen, dat moeten wij, die toch bollen kunnen kweeken, ook wel kunnen. En het moet gezegd worden, dat het vooral dit argument is geweest dat de jonge Speelman naar Amerika deed gaan. Wel voelde E.J. Speelman dat er voor hem een nieuwe, hem geheel vreemde, werkkring bij zau koomen, maar daar tegen had hij geen bezwaar, want bij de bestaande cultuur moest ook de narcissenteelt ter hand genomen worden. Maar ook daar zag hij niet teg op, en hoe hij daarin geslaagd is, kan men elk jaar nog zien, wanneer men een reisje van Voorhout naar Sassenheim maakt en daar de uitgebreide velden narcissen bezichtigt die aan de firma toebehooren. Hoe het mogelijk is geweest dat deze vakgenoot het in kweeken zao ver gebracht heeft, dat willen wij wel even verklappen.
Wanneer een hem bekende kweeker op de bloemisterij kwam, om zaken te doen, en het was omstreeks het schaftuur, dan vroeg hij altijd, kom ga met mij mede een kopje koffie drinken. Hij woonde toen op den hoek van de laan, die naar de bloemisterij voerde. In zijn woonhuis aangekomen, werd men door zijn echtgenoote vriendelijk ontvangen, die U dan terstond een heerlijk kopje inschonk. En dan begon de baas de taktiek van Socrates toe te passen, d.w.z. door vragen trechten wijzer te worden. En zao kwam hij vaak tot wetenschap, die hem geheel vreemd was, maar hem juist van nut kon zijn. Het was een eerlijke taktiek, maar een goed bedachte. De firma C.l. Speelman & Zoon was dus gevestigd, en heeft zich in het verloop der jaren gemaakt tot de werldzaak, zao als wij ze nu kennen.. ". Zoals uit het artikel verder blijkt gingen de zaken voorspoedig. De firma verkocht in Amerika, vooral in de jaren 1891-1900, zeer veel Romeinse hyacinthen en Paperwhites narcissen. In 1895 verkreeg de firma het hoofdagentschap van het Sydicat des Cultivateurs te Ollioules, waardoor zij de grootste omzet van Franse bloembollen kregen. Voor deze laatste tak van het bedrijf werd met de heer Gaston Lagarde de firma Lagarde en Speelman opgericht.
Uit dit huwelijk 5 kinderen.
5.
Jan Jacobus Speelman, geb. Pernis 2 april 1833, ovl. Pernis 6 augustus 1833.
6.
Jan Jacobus Speelman, meester timmerman en aannemer te Hoogvliet en scheepsreder te Pernis, geb. Pernis 7 juli 1834, ged. Pernis 20 juli 1834, ovl. Rotterdam 9 december 1907, hij huwde Hoogvliet 27 mei 1864 Leentje Koppenol, geb. Hoogvliet 21 mei 1844, ovl. Hoogvliet 20 januari 1897, dochter van Daniël Koppenol, koopman en landbouwer te Hoogvliet, en Jannetje Stans.
Jan Jacobus Speelman verzorgde voor f 1.300,- het timmerwerk van de gereformeerde kerk te Hoogvliet, waarmee werd aangevangen in 1876, tevens maakte hij voor die kerk de kerkmeubelen en in 1893 voerde hij ook nog de bouw van de pastorie uit, waarbij voor hem borg stonden D. Koppenol en C. Koppenol (dit alles ondanks het feit dat Jan Jacobus Speelman Nederlands Hervormd was!).
Uit dit huwelijk 17 kinderen.
7.
Leendert Cornelis Speelman, timmerman te Pernis, geb. Pernis 17 februari 1837, ovl. Pernis 2 oktober 1879.
8.
Arie Speelman, zeilmaker te Pernis, geb. Pernis 13 februari 1841, ovl. 's Gravenhage 4 november 1897.
m.
Doodgeboren kind (ongedoopt), geb. Pernis 21-10-1803, begr. (ongedoopt) ald. 22-10-1803 (begraven in de kerk , rij 1, graf 6, een uur geluid).
n.
Jan Jacob Speelman, geb. Pernis 25-12-1804, ged. ald. 30-12-1804, ovl. Pernis 28-10-1805, begr. ald. 29-10-1805 (begraven in de kerk , rij 1, graf 6, een uur geluid).
o.
Johanna Jacoba Speelman, geb. Pernis 30-10-1806, ged. ald. 9-11-1806, ovl. Rotterdam 25-2-1832, tr. Pernis 31-7-1829 met Cornelis Hendriksz. Oosthoek, geb. , ovl. Rotterdam 26-1-1865, zoon van Hendrik Oosthoek (schoolmeester, koster en voorzanger te Charlois) en Maartje Gijsbertse. van Wieringen. Cornelis hertr. Rotterdam 15-7-1835 met Lijsbeth Arijsdr. Noordzij, geb. Pernis 26-10-1802, ged. ald. 14-11-1802, ovl. Rotterdam 8-3-1859, dochter van Arij Arijensz. Noordzij en Dirkje Jansdr. Krijger.
p.
Marijtje Speelman, geb. Pernis 17-4-1808, ged. ald. 1-5-1808, begr. Pernis 20-8-1808 (begraven in de kerk, rij 1, graf 6, een half uur geluid), zij huwde Pernis 31 juli 1829 Cornelis Oosthoek, meester grutter te Schiedam, vanaf 1828 te Rotterdam, geboren Charlois 15 juli 1804, gedoopt Charlois 22 juli 1804, overleden Rotterdam 26 januari 1865, zoon van Hendrik Oosthoek, schoolmeester te Charlois, en Maartje van Wieringen (Een zuster van Cornelis, Maria Oosthoek, huwde Machiel Speelman). Hij koopt op 22 april 1829 van Hendrik Siekman voor f 2.000,- een huis en erf geappropieerd tot grutterij aan de westzijde van de Botersloot te Rotterdam met bijbehorend gereedschap als twee kuipen met ijzersteeg, een grutkist, een buil, twee waaimolens, acht handzeven, een halve zeef, 2 paar stenen met ijzerwerk, een kroonschijf, lopers, ronsels en potter, 7 ronselbakken, 6 bakken onder de waaiers en een uurwerk. Hij huwde 2e Rotterdam 15 juli 1835 Elisabeth (Lijsbeth) Noordzij, geboren Pernis 26 oktober 1802, gedoopt Pernis 14 november 1803, overleden Rotterdam 8 maart 1859, dochter van Arij Arijensz. Noordzij en Dirkje Jans Krijger.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Hendrika Maartje Oosthoek, geboren Rotterdam 7 april 1830, overleden Rotterdam 11 november 1889, zij huwde Rotterdam 2 maart 1859 Dirk van Essen, timmerman, later stadstekenaar bij de Dienst Plaatselijke Werken van de gemeente Rotterdam, aangesteld op 13 juli 1857, bevorderd tot eerste tekenaar op 17 januari 1870, van Nijkerk naar Rotterdam 10 augustus 1857, geboren Heerde (Gld.) 11 maart 1829, overleden 5 februari 1880, zoon van Gerrit van Essen, meester timmerman te Rheden, en Janna Riphagen. Voor zijn huwelijk was Dirk van Essen buurman van zijn latere vrouw, toen zij woonden aan de Kerklaan. Later woonden zij op het Weenaplein en aan de Hugo de Grootstraat (1880).
uit dit huwelijk 6 kinderen.
2.
Jacoba Johanna Oosthoek, geboren Rotterdam 24 februari 1832, overleden Rotterdam 23 januari 1916, zij huwde Rotterdam 25 april 1855 Aart van Loenen, meester timmerman, onlangs gewoond hebbende te Drumpt (1855), geboren Wadenoijen (Gld.) 9 november 1827, overleden Rotterdam 8 mei 1908, zoon van Hendrik van Loenen, landbouwer te Drumpt, en Jantje Keij.
Uit dit huwelijk geen kinderen.
VI.
Machiel Johannesz. Speelman, geb. Pernis 23-8-1797, ged. ald. 27-8-1797, ovl. Charlois 1-6-1882, tr. Charlois 6-3-1823 met Maria Hendrikse. Oosthoek, ged. Charlois 22-8-1790, ovl. Charlois 28-5-1841, dochter van Hendrik Oosthoek (schoolmeester, koster en voorzanger te Charlois, later schoolmeester te Oudshoorn) en Maartje Gijsbertse van Wieringen. Maria was weduwe van Pieter Barendrecht, ambachtsheer van Charlois.
Machiel Speelman was bode van Pernis (1820), particulier te Pernis (1823), burgermeester en secretaris van Pernis van 1826 tot 1874) en ambachtsheer van Charlois, burgemeester van Katendrecht, lid Provinciale Staten van Zuid-Holland in 1843.
Kinderen uit dit huwelijk:
b.
Dirk (Cornelis) Speelman, notaris te Rotterdam, geb. Charlois 21 januari 1825, ovl. Rotterdam 16 april 1886, tr. Rotterdam 23-11-1882 met Catharina Petronella Veerbeek, geb. Rotterdam 7-6-1841, ovl. Velp (Rheden) 6 december 1908, dochter van Dirk Veerbeek, meester timmerman en herbergier te Pernis, en Johanna Magdalena Mertz.
Kind uit dit huwelijk:
1.
Dirkina Cornelia Speelman, zij woonde te Baarn (1917), Bloemendaal (1919) en Voorburg (1926), geb. Rotterdam 20 september 1867, ovl. 's-Gravenhage 24 augustus 1928, zij huwde Rotterdam 4 mei 1893 Izaak de Regt, agent van binnenlandse handelshuizen, geb. Rotterdam 5 oktober 1859, ovl. 's-Gravenhage 23 augustus 1916, zoon van Izaak de Regt, kamerbehanger (1866), later directeur van 'Het Onderling Crediet' en Aaltje Romeijn.
Uit dit huwelijk 2 kinderen.
c.
Pieter Elias Speelman, geb. Charlois 21-7-1826, ovl. Rotterdam 17-5-1886, tr. Rotterdam 4-10-1877 met Trijntje Vermaas, geb. Hellevoetsluis 11-7-1835, ovl. Rotterdam 6-12-1904, dochter van mr. broodbakker Abraham Vermaas en Geertruida van der Bijl.
Pieter Speelman was koopman in tabak , sigaren, snuif, koffie en thee en sigarenfabrikant, lid van de firma Greeven & Speelman (deze vennootschap met Engelinus Jacobus Cornelis Greeven werd in 1856 opgericht en op 28-4-1861 opgeheven). Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
d.
Maria Jacoba Speelman, geb. Charlois 21-7-1827, ovl. Hilversum 8-9-1908, tr. Charlois 23-5-1855 met Hendrik de Groot, meester chirurgijn en vroedmeester te Charlois, geb. Rotterdam 12-8-1822, ovl. Charlois 6-5-1882, zoon van Jan de Groot en Anna Maria de Groot.
Zij woonden op de ·zuidhoek (1859-1860), later aan de Kerksingel te Charlois. Maria Jakoba Speelman vertrok met haar dochter Magchelina Maria naar Hilversum op 8 augustus 1900.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Anna Maria de Groot, geb. Charlois 4 april 1856, ongehuwd ovl. Charlois 1 november 1899.
2.
Magchelina Maria de Groot, geb. Charlois 20 mei 1857, ovl. Charlois 8 april 1859.
3.
Jan de Groot, geb. Charlois 4 januari 1859, ovl. Charlois 25 maart 1859.
4.
Dr. Jan de Groot, ingeschreven als student geneeskunde te Leiden 27 september 1878, medisch doctor, geneesheer te Charlois, naar Leiden 19 september 1878, uitgeschreven naar Oegstgeest 14 maart 1883, terug in Charlois, komende van Rotterdam 9 januari 1888, geb. Charlois 21 juli 1860, ovl. onbekend, hij huwde Rotterdam 12 september 1918 met Gerlofske Poldervaart, geb. Leeuwarden 21 januari 1892, ovl. 21 september 1973, begr. op de Oude begraafplaats te Nieuw-Helvoet, dochter van Cornelis Poldervaart en Jacoba Rinzes Douma.
Uit dit huwelijk 1 zoon.
5.
Magchelina Maria de Groot, geb. Charlois 20 januari 1862, vertrok met haar moeder naar Hilversum op 8 augustus 1900, ongehuwd ovl. Zeist 23 december 1917.
6.
Machiel Marinus de Groot, geb. Charlois 13 april 1863, ovl. Charlois 22 januari 1864.
7.
Johannes Jacobus de Groot, boekhouder, geb. Charlois 18 november 1865, ongehuwd ovl. 's Gravenhage 7 oktober 1937.
Johannes vertrok naar Delfzijl op 5 oktober 1886, keerde terug in Charlois op 3 januari 1888, werd uitgeschreven naar Antwerpen op 31 maart 1890, kwam van Antwerpen in Amsterdam (klerk, boekhouder) op 17 december 1892 en vertrok van daaruit naar 's Gravenhage (Scheveningen), waar hij zich op 6 april 1911 vestigde, overigens toen nog steeds vermeld als boekhouder.
In een artikel in het Nieuwsblad van Friesland (Hepkema's courant) van 13 oktober 1937, staat vermeld:
"EEN VORSTELIJK LEGAAT. f. 80.000 aan de Ned. Herv. gem. te Charlois.
Dezer dagen overleed te Scheveningen dr. J. J. de Groot, die zijn geheele vermogen heeft vermaakt aan de diaconie van de Ned. Herv. gemeente te Charlois. Volgens den notaris kon dit vermogen op f 80.000 worden geschat.
Het geld zal belegd worden en de rente van het kapitaal zal den armen ten goede komen, dit geheel in overeenstemming met den wensch van den overledene, die geweten heeft, dat de diaconie de verplichting bezit ieder legaat van meer dan 100 gulden te beleggen, schrijft de Tel.
Dr. De Groot was geen onbekende van de Charloische gemeente. Als jongen legde hij de eerste steen van de oude kerk (waarschijnlijk voor de verbouwing van de Oude Kerk die in 1868 werd "heropend"?), en toen hij afgestudeerd was, vestigde hij zich als arts in de plaats van zijn jeugd. Dr. De Groot had spoedig een groote praktijk, want hij was een bekwaam en algemeen gezien arts. Ook voor de armen deed hij veel goed werk en menig inwoner van Oud-Charlois weet nog van de goede eigenschappen van dr. De Groot te vertellen. Ongeveer 25 jaar geleden vertrok dr. De Groot naar Den Haag, waar hij zich als rustend arts met zijn huishoudster vestigde. Niemand op Charlois heeft ooit kunnen denken, dat de herinnering aan den philantropischen dokter nog eens op deze wijze bij zijn dood zou worden wakker geroepen.
Dr. De Groot wordt vanmiddag te Den Haag begraven. In zijn testament heef hij tevens voor zijn huishoudster, die langer dan 25 jaar bij hem in dienst was, voorzieningen getroffen."
Het geeft wel te denken dit artikel. Overal is Johannes Jacobus de Groot genoemd als klerk en boekhouder en is er nergens (behalve in de artikelen over het legaat) te vinden dat hij ook arts zou zijn geweest. Mogelijk heeft men hem verward met zijn broer Jan de Groot, die wel arts was? Wie zal het zeggen.
De huishoudster waar over wordt gesproken in het krantenartikel was Petronella Catrina Verbaan, geb. Hellevoetsluis 18 januari 1876, ongehuwd ovl. 's Gravenhage, 14 februari 1960, dochter van Daniël Verbaan en Adriana den Heijer. Wat uiteindelijk de genoemde "getroffen voorzieningen" waren is onbekend gebleven.
e.
Elisabeth Speelman, geb. Charlois 8-6-1828, ovl. ald. 20-1-1829.
f.
Elizabeth Jacoba Speelman, geb. Charlois 28-7-1829, ovl. ald. 11-1-1830.
g.
Elisabeth Speelman, geb. Charlois 23-11-1830, ovl. ’s Gravenhage 20-8-1904, tr. Charlois 4-5-1859 met Anton Wilhelm (Antonius Wilhelmus, Wilhelmus Antonius) van Boven, ontvanger der registratie te Oud-Beijerland, later ontvanger der registratie der burgerlijke acten te 's-Gravenhage, hij woonde in Bankastraat (1911) te 's Gravenhage, geb. Sint Anna (Nijmegen) 18-2-1827, ovl. ’s Gravenhage 19-10-1911, zoon van commis te paard bij 's Rijks Belastingen Abram van Boven en Anna Geertruij(da) Koocken.
Kinderen uit dit huwelijk:
1.
Anna Geertruij van Boven, geb. Oud-Beijerland 29 juni 1860, ongehuwd ovl. 's-Gravenhage 3 juni 1940.
2.
Maria van Boven, geb. Oud-Beijerland 25 mei 1861, ongehuwd ovl. 's-Gravenhage 19 maart 1910 ("Marie van Boven").
3.
Machiel van Boven, geb. Roermond 10 april 1863, ongehuwd ovl. 's-Gravenhage 15 februari 1929.
4.
Anton Wilhelm Elisa van Boven, elektrotechnisch ingenieur, hij woonde te Rotterdam (1906) en te Londen (1909), geb. Roermond 4 juli 1867, ovl. 's-Gravenhage 5 december 1947, hij huwde 's-Gravenhage 26 maart 1930 Petronella Cornelia Dierkx, geb. 's-Gravenhage 24 april 1882, ovl. 's Gravenhage 25 mei 1962, dochter van Albertus Adrianus Dierkx, koopman te 's-Gravenhage, en Wilhelmina van den Bergh.
Geen kinderen uit dit huwelijk.
h.
Johanna Jacoba Speelman, geb. Charlois 26-8-1834, ovl. ald. 21-1-1836.
VII.
Johannes Jacobus Speelman, burgemeester van IJsselmonde (1850-1870), geb. Charlois 17-11-1823, ovl. IJsselmonde 3-12-1874. Tr. IJsselmonde 28-8-1861 met Maria Johanna Molenaar, geb. IJsselmonde 5-9-1827, ovl. ald. ("na een zeer langdurig lijden") 14-8-1878 , dochter van Dirk Pietersz. Molenaar en Maria Cornelisse. van der Waal.
Johannes Speelman was burgemeester (1850-1870) en gemeentesecretaris van IJsselmonde (1859 - 1874), secretaris/penningmeester van het waterschap West-IJsselmonde 1863-1874, van de polder Dirk Smeetsland en Meester Arend van der Woudensland 1871-1874, van de polder De achtenzestig morgen 1858-1874, van de polder Varkensoord en Karnemelksland 1859-1874, vertrok van Charlois naar IJsselmonde op 15 januari 1850, woonde daarvoor aan de Bovendijk te Charlois.
Kinderen uit dit huwelijk:
a.
Machelinus Marinus Speelman, sigarenfabrikant, geb. IJsselmonde 12-6-1862, ovl. ’s Gravenhage (Scheveningen) 30-9-1933 , tr. ’s Gravenhage 22-12-1916 met Helena Maria Zappeij, naaister, geb. Rotterdam 20-2-1870, ovl. ’s Gravenhage 27-8-1933, dochter van Christiaan Willem Zappeij, pakhuisknecht, en Helena Maria van Platerink.
Kind uit dit huwelijk:
1.
Max Marius Speelman, ambtenaar bij het Ministerie van Defensie, geb. Rotterdam 29 juli 1903 (Evangelisch-Luthers), ovl. Voorburg 24 november 1978, huwde 1e Rotterdam 31 mei 1934, met (gesch. Rotterdam 10 maart 1948) Josephina Margaretha Maria van der Plas, geb. Rotterdam op 23 november 1904. Max huwt 2e Voorburg 3 april 1948 met Johanna Jacoba van der Ende, geb. Rotterdam 22 maart 1921, dochter van Arij van der Ende, R.O.N. controleur te Rotterdam, en Wubbina Kroeze.
Uit het 1e huwelijk 3 kinderen, en uit het 2e huwelijk 3 kinderen.
b.
Anna Wilhelmina Carolina Speelman, geb. IJsselmonde 30-4-1864, ongehuwd ovl. De Bilt 16-6-1944.
Bronnen:
- Genealogie van het geslacht Speelman, door Johannes Jacobus (J.J.) Bouman,; P.L. (P.L.) Krouwel; E. (E.) Speelman; Léon M. (L.M.) van der Hoeven, 1964-; L.A.F. (L.A.F.) Barjesteh van Waalwijk van Doorn, Historische Uitgeverij Rotterdam, Rotterdam 1993.
- Genealogie van het geslacht Speelman, door H.G. Visser, eigen uitgave, Barendrecht 1997.
- Delpher
- Stadsarchief Rotterdam, beeld en geluid en notarieel archief
- Collectie Stichting Streekarchief Eiland IJsselmonde