Kees Korbijn

De protestzanger van Zuid

Oorspronkelijk gepubliceerd in Streekarchief Eiland IJsselmonde Kwartaalbericht Voorjaar 2018 (jaargang 33, nummer 1)

Jonge jaren

Kees Korbijn werd als Cornelis Korbijn in 1926 geboren aan de Joubertstraat in de Afrikaanderwijk. Kort na zijn geboorte verhuisde het gezin van Leen Korbijn en Marie de Bruijn naar de Fuchsiastraat nummer 14b een ‘armenstraat’ in de wijk Bloemhof, waar Kees opgroeide.

Vader Leen was arbeider die als havenwerker in het vooroorlogse Rotterdam een schaarse boterham verdiende in de haven. Kees groeide op in armoede in de straatjes van Bloemhof en zag zijn vader dagelijks zonder plezier lange uren maken voor weinig geld.

Op jonge leeftijd zag hij een keer op straat drie mannen met een gitaar zingen. De hele buurt stond er omheen. Vanaf toen wist Kees ‘dít wil ik ook’. Hij zou geen vreugdeloos bestaan in ketelpak willen zoals zijn vader.

Sumatraweg 11b (links), waar eens de Michielbar was gevestigd (Foto van Google Streetview)

Kees leerde gitaar spelen. Hij begon zelf teksten en muziek te schrijven. En tegen het einde van de oorlog, tijdens de hongerwinter van 1945, speelde hij zijn eerste liedjes in ruil voor twee boterhammen met stroop. Zo kwam hij al spelend en zingend terecht op Katendrecht, waar hij nog vaak in zijn leven zou terugkeren.

Na de oorlog begon hij te spelen tussen de zeelieden en prostitués die zich iedere avond verzamelden in de kroegen in de wijk Katendrecht.

Op de Kaap

Op ‘de kaap' ontmoette Kees in de jaren ’50 Johnny Hoes in de Michiel Bar van A.M.Oijens. Kees vertelde later hierover 'een man met een hoedje vroeg of hij mijn gitaar even mocht lenen. Hij begon wat te spelen en vroeg of ik een liedje van hem wilde zingen. Dat bleek Hoes te zijn.'

Korbijn in de jaren ‘60 (Fotograaf onbekend)

Kort daarop, in 1955,  maakte Korbijn zijn eerste plaatopnamen, deels van eigen werk. In 1958 stond hij samen met mede-Rotterdammer Marius MacPhail op de Wereldtentoonstelling in Brussel. En rond 1960 begon een periode van zo’n twaalf jaar dat Kees optrad in de Michiel Bar op Katendrecht.

Kees, met zijn gitaar, in het raamkozijn van de bar, tot diep in de nacht. Een goede leerschool. Als hij niet al wist hoe om te gaan met lastig publiek, leerde hij het daar wel.

Malaise op Katendrecht

Begin jaren zeventig kwamen er steeds minder zeelieden naar de stad, omdat de schepen steeds minder afmeerden in de Stadshavens rondom Katendrecht.  De Kaap ging mede hierdoor als uitgaanscentrum ten onder. In 1974 stopte Korbijn met zijn dagelijkse optredens in de Michiel Bar.

De malaise op Katendrecht leidde begin jaren zeventig tot samenwerking met drie muzikanten die een tijd lang twee deuren verder hadden gestaan, in de Walhalla. ‘t Asoosjale Orkest was een feit. Een orkest dat “stekelige” liedjes zong, vooral van de hand van Kees.

‘t Asosjaale Orkest: (vlnr) Luut Buijsman, Toon Vermeer (Toon de Soep), Kees Korbijn (Lange Bart) en Cor Coenen (Cor met de handjes) (Fotograaf onbekend)

Jaren lang stond ‘t Asoosjale Orkest op zondagmiddag in het café van Bob van Niekerk aan de West-Kruiskade. En er kwamen tv-optredens. En drie lp’s. Tot in 1982 het doek viel.

De belangstelling voor het maatschappijkritische repertoire verflauwde in het yuppietijdperk van de jaren tachtig. Maar Korbijn bleef optreden. De voorzichtige wederopstanding van Katendrecht maakte Korbijn in zijn laatste jaren nog net mee. Samen met saxofonist Jos Valster trad hij diverse keren met veel succes op tijdens de Nacht van de Kaap.

De andere zanger van Katendrecht

Kees stond ook wel bekend als de andere zanger van Katendrecht, waarbij die andere natuurlijk Johnny Hoes was.

Korbijn aasde nooit op het commerciële succes van Hoes. Hij had geen hit zoals Och was ik maar bij moeder thuis gebleven en richtte geen eigen platenmaatschappij op. Hij bleef zijn verdere leven juist de volkszanger uit Rotterdam die op vaak humorvolle wijze de noden van de arbeiders aan de orde stellen. De SP bleef hem nog tot zijn dood koesteren als een van de artiesten die de gevoelens van hun achterban uitdroeg.

Kees en Truus in 1954 (fotograaf onbekend)

Als hoogbejaarde zangers zongen ze samen nog op een van de laatste verjaardagen van Johnny Hoes in het Witte Paard in Vreewijk het lied Een roos kan niet zonder zonneschijn.

Kees trouwde met Truus van Tol. Samen met haar nam hij ook enkele liedjes op, zij onder haar artiestennaam Jenny Roos. Hij onder zijn eigen naam of onder zijn alias Jef Somers. Ze woonden samen tot aan zijn dood in 2012 aan de Voorde in Vreewijk.

De laatste jaren

Korbijn kon altijd nog  worden opgetrommeld voor een actie of het nu om het behoud van een buslijn in in Charlois ging, de dreigende sloop van Vreewijk, waar hij woonde, of acties in de thuiszorg.

In september 2012 zou hij op grootse wijze zijn 70-jarig artiestenjubileum vieren. Dat kwam er niet meer van. Al geruime tijd leed hij aan kanker en belandde in het ziekenhuis. Maar ook daar pakte hij nog zijn gitaar en liet de hele zaal meezingen. Net als vroeger.

Naar verluid was de laatste limerick die hij uitsprak: “Je ziet met open ogen, wat gaat de tijd toch vlug. En met je ogen dicht, kijk je zo’n 86 jaar terug.’’

Kees Korbijn, een mooi mens…

Bronnen:

  1. Artikel van Peter de Waard in de Volkskrant van 23 oktober 2012
  2. Ronald Vonk in de Oud Rotterdammer van 21 februari en van 16 oktober 2012
  3. Jos Valster op Rotterdam Vandaag & Morgen op 22 september 2017
  4. De Biografie van Kees Korbijn op www.muzikum.eu
  5. Wikipedia: Kees Korbijn
  6. In memoriam Kees Korbijn - Boeddhistische Omroep Stichting

Kwartierstaat:

Klik op de afbeelding voor een grotere weergave...

Auteur: Marcel Verhoef

Bekende gezichten
Previous reading
Paardenmarkt 2018
Next reading
Archieven verwijderen historische foto’s in paniek na rechtszaak om auteursrecht