Koos van der Houwen

Een Ridder van IJsselmonde

Oorspronkelijk gepubliceerd in Streekarchief Eiland IJsselmonde Kwartaalbericht Voorjaar 2019 (jaargang 34, nummer 1)

Koos van der Houwen

Op 26 november 1909 werd Jacobus “Koos” van der Houwen geboren in het gezin van Aart Pieter van der Houwen en Neeltje Cornelia Vink. Het gezin van gemeente-opzichter (bouwkundig inspecteur) Aart was woonachtig op nummer 138 in wijk B te IJsselmonde. De familie Van der Houwen was een IJsselmondse timmermansfamilie.

Koos werd opgeleid tot officier aan de School voor reserveofficieren Pontonniers en werd op 18 april 1932 benoemd tot reserve tweede luitenant bij het Wapen der Genie van de Landmacht.

In augustus 1939 was Van der Houwen, inmiddels reserve-eerste-luitenant, gemobiliseerd en aangesteld op het depot der pontonniers en torpedisten, dat in de stad Dordrecht was gelegen. Hij werd daar gestationeerd in een schoolgebouw aan de Bosboom Toussaintstraat in de wijk Krispijn. De school werd bezet door de 1e Depot Compagnie Pontonniers (1.DCP) onder leiding van reserve-kapitein H.J. Siegmund. Ten zuiden van zijn positie in een school aan de Jacob Marisstraat 80 was de 2e Depot Compagnie onder leiding van de kapitein D. Crok gelegerd en ten noorden van Krispijn waren twee compagnies van de spoorwegtroepen van kapitein A. Eekhoff gestationeerd. Ten westen van de wijk Krispijn was er toen nog geen bebouwing en lag een groot open veld bekend als “De Polder”.

 

De Polder bij Dordrecht (klik voor een grotere weergave)

In de vroege ochtend van de 10e mei 1940, rond 5:00 uur in de ochtend bleek De Polder het landingsterrein te worden van de 3e Compagnie van het 1e Regiment Valschermjagers van de Duitse Luchtmacht.

Reserve 1e luitenant J. van der Houwen van 1.DCP was intussen rond 06:15-063:0 uur via een zuidoostelijke route op weg gegaan naar de Krispijnseweg. Ongeveer ter hoogte van de Patersweg kwam hij aan bij de Krijspijnseweg. Zijn groep bestond uit ongeveer 20 man, onder andere bestaande uit een klein aantal miliciëns van 2.DCP. De IJsselmondse schaatser Siem Heiden was een van de korporaals in zijn groep. Langs de linker- en rechterzijde van de weg ging men vervolgens behoedzaam voorwaarts, waarbij men trachtte de mitrailleurs, opgesteld op de kruising bij de Bosboom Toussaintstraat, ter hoogte van de Juliana Kerk, te naderen. Enkele militairen, onder leiding van de sergeant De Groot, namen aan de rechterkant van de weg, bij de school tegenover het JP Heijeplein, stelling achter de muurtjes van het schoolplein. De nadering aan de open rechterkant van de Krispijnseweg, vond onder dekking van het schoolgebouw plaats. De Duitse mitrailleurs stonden zodanig opgesteld dat deze niet in lengterichting langs de rechterkant van de weg konden vuren. Een voordien door de groep Koster reeds uitgeschakelde Duitse mitrailleurpositie nabij de school werkte hierbij in het voordeel van de groep De Groot die daardoor vrij ongestoord tot de school kon optrekken.

De mannen aan de linkerkant naderden via de tuinen van huizen en namen positie in portieken van de huizen aan de Krispijnseweg. De pontonniers slaagden er uiteindelijk in de mitrailleurbedieningen van de wapens in het verlengde van de Bosboom Toussiantstraat en de Jacob Catsstraat met kruisvuur uit te schakelen. Overlevende parachutisten maakten zich uit de voeten via de sloot langs de Krispijnse weg. Daarbij hebben de Nederlanders ook één of twee Duitse pantserbuksen (anti-tankgeweer) uitgeschakeld, die ook op deze locatie waren ingezet.

De groep onder Van der Houwen raakte tijdens de vuurgevechten danig verzwakt omdat de luitenant op diverse locaties schutters achterliet om de Polder af te sluiten. Uiteindelijk bleef hij nog slechts met een sergeant en een soldaat over toen een woning werd bereikt op ongeveer 25 meter ten noorden van de Bosboom Toussaintstraat. Daar kon Van der Houwen niet meer verder omdat de woning telkens door Duitsers onder vuur werd genomen. Dat vuur bleek afkomstig van de brug bij de Markettenweg, waar een tweetal mitrailleurs was opgesteld. Een voorlopig eindpunt was hiermee bereikt. Van der Houwen had veel succes behaald, want niet alleen was het grootste deel van de zuidwestelijke beveiliging van de Duitse perimeter (gevechtslinie) opgerold, maar zonder dat hij het toen besefte had hij ook de verbindingseenheid en de hulpverbandplaats van de Duits compagnie, beiden in de Julianakerk ondergebracht, (tijdelijk) afgesneden van de hoofdmacht.

Nadat Van der Houwen in een van de huizen aan de Krispijnseweg een telefoon had gevonden, belde hij met de school waar zijn depotcompagnie lag en vroeg om versterking. Die versterking ving hij zelf op aan de achterzijde van de woning en trok vervolgens via tuinen en de Vondelstraat naar huizen die uitzicht boden op de bewuste brug in de Markettenweg.

De school aan de Jacob Marisstraat nr 80 op Krispijn (fotograaf onbekend)

Van der Houwen had inmiddels weer tien man bij zich. Met die groep zocht hij via achtertuinen naar een locatie vlakbij de Duitse positie. De groep werd door hem verdeeld over de beide etages van een dubbele woning annex groentezaak, nadat zij eerst de bewoners via de achterzijde hadden geëvacueerd. Daarop instrueerde Van der Houwen zijn manschappen om op zijn teken de mitrailleurs, dwars door de ramen en luiken heen, onder vuur te nemen. Hij wees de zes man op zijn etage een eigen doel. Nadat de salvo’s waren afgegeven, kwam nog een kortstondige reactie van de volledig verraste Duitsers. Herhaalde Nederlandse beschietingen resulteerde in het vrijwel direct daarop capituleren van de parachutisten. De parachutisten waren onderdeel van de I.Zug en Schweren Waffen Zug. Volgens diverse tellingen gaven achttien Duitsers zich over, waaronder enkele gewonden. Een aantal gesneuvelden lag op straat en in de sloot. Enkele parachutisten wisten te ontkomen door het Bos van de Roo in te vluchten, nagejaagd door Nederlandse kogels. De gevangenen werden afgevoerd naar de Betje Wolffschool.

De Duitsers werden vanaf 06:30 uur aan alle kanten omsingeld. Enkele pontonniers kwamen via de Nieuwe Weg en de Algemene Begraafplaats aan de oostzijde van het Duitse landingsterrein terecht. Vanuit de stad waren Nederlanders aan de noordoostzijde geraakt. Langs de gehele spoordijk lagen torpedisten en spoorwegtroepen en langs de Krispijnseweg waren het pioniers en pontonniers. Bij elkaar lag er ondertussen een sterkte van enkele honderden militairen om de Duitse posities heen. Toen de Duitsers van I.Zug door de luitenant Van der Houwen gevangen werden genomen, was de Duitse perimeter in wezen gekrompen tot de smalle sector in het Bos van de Roo en villa Weizigt. Enkele Duitsers zaten nog in het terrein tussen de Mauritsweg en het Bos van de Roo en het complex van DFC. Het waren in eerste instantie met name de pontonniers die vanaf de Krispijnseweg zijde de ring rond de Duitsers verdichtten, nadat de groep van luitenant Van der Houwen de hoofdmacht van I.Zug had weten uit te schakelen.

Zo werd in de loop van de ochtend de situatie voor de Duitsers rond het spoor hopeloos. Ze hadden een nijpend tekort aan munitie en hadden iedere poging tot uitbraak zien smoren in Nederlands vuur. Er werd door de Duitsers een strikte munitiediscipline ingesteld. Na de verliezen die geleden waren, met name die aan de Krispijnseweg, waren nog slechts twee lichte mitrailleurs voorhanden en was meer dan de helft van de eenheid gesneuveld, gewond of gevangengenomen alsmede een tiental manschappen van het verband los geraakt (en bij de bruggen aangekomen). Het zag er voor de onfortuinlijke 3e Compagnie aan de spoordijk slecht uit.

Toen luitenant Van der Houwen en zijn manschappen na de vuuroverval vanuit de groentewinkel aan de Krispijnseweg een belangrijk deel van de Duitse valschermjagers gevangen namen, werd in feite het startsignaal gegeven voor een langdurige opruimactie. De gevangen Duitsers werden naar de Betje Wolfschool gebracht, waar op dat moment al een dozijn gevangengenomen Duitsers zaten. Door het aantal ge sneuvelde, gewonde of gevangengenomen parachutisten, was de Duitse compagnie in wezen al meer dan gehalveerd.

Luitenant Van der Houwen was het die tenslotte met een aantal mannen vanuit de richting van de Krispijnseweg toegang tot het Bos van de Roo forceerde. Zijn groep stelde zich op linie op en rukte op richting oosten, het Bos doorkammend. De groep bestond onder andere uit de sergeant Harkmeijer, de korporaals Heiden, Jansen, Opmeer, Bouman, Grollé en de soldaat Meulstee. De korporaals Veenstra, Bakker en Stevens waren ook onderdeel van de groep, zij het in tweede lijn. Daarachter bevonden zich de pioniers van de sectie Ruige, die vanuit de huizenrij aan de Krispijnseweg komend, snel aansloten op de groep militairen die het Bos van de Roo ingingen. Dat alles overigens zonder afstemming of beleid, maar puur op autonome besluitvorming gebaseerd.

Duitse parachutisten boven Zuid Holland (fotograaf onbekend)

Hoewel het Bos van de Roo flink onder vuur lag van vooral de zijde vanaf het spoor (Nederlands vuur dus), liet de luitenant Van der Houwen zich daardoor niet van de wijs brengen en trok met de kleine groep pontonniers op. Plotseling stonden een tiental Duitse parachutisten voor hun neus op, wat de meeste Nederlanders een kleine hartverzakking bezorgde, omdat zij de kennelijk goed gecamoufleerde parachutisten, totaal niet hadden gezien.

De Duitse parachutisten, onder leiding van Leutnant Schmelz gaven te kennen dat zij zich wenste over te geven. Luitenant Van der Houwen gaf in zijn verslag aan dat de Duitsers danig op hun neus keken dat zij door slechts een paar met karabijnen bewapende Nederlanders gevangen werden genomen, maar dat zal schijn zijn geweest. De munitie aan Duitse kant was op en zonder enige kans op een succesvolle uitbraak zou men alleen maar zinloze verliezen lijden.

Een man of dertig werd in eerste instantie gevangengenomen. Later op diverse locaties in het bos en zelfs nog bij de huizen werd nog een tiental parachutisten opgepakt.

Daarmee was een einde gekomen aan het bestaan van de parachutisten als compagnie tijdens de veldtocht in Nederland. De eenheid had achttien man verloren (verrtien op 10 mei en nog vier zouden er overlijden op de tweede dag) en ongeveer 75-80 waren krijgsgevangen gemaakt. Tien man waren als enige van de hoofdmacht bij de bruggen gekomen om daarnaast het voltallige derde peloton de vechtende restanten van het 3e peloton van het 1e regiment Fallschirmjäger (3./FJR1) te vormen.

Militaire WIllemsorde, 4e klasse

Op 15 juni 1946 werd de luitenant Van der Houwen bij Koninklijk Besluit tot Ridder 4e klasse in de Militaire Willemsorde benoemd, vanwege het “zich in den strijd door het bedrijven van uitstekende daden van moed, beleid en trouw onderscheiden door met slechts, met karabijn bewapende pontonniers en matrozen, te zamen ter sterkte van ongeveer twintig man, nabij Krispijn te Dordrecht Duitsche valschermtroepen, die met verscheidene mitrailleurs in stelling waren gekomen, in de flank aan te vallen. Hij heeft daarbij den Duitschers zware verliezen toegebracht en hun mitrailleurs veroverd. Later heeft hij andere vijandelijke mitrailleur-opstellingen, eveneens op moedige en beleidvolle wijze aangevallen en opgeruimd en ook hierbij Duitsche mitrailleurs buitgemaakt. Eindelijk heeft hij nog met zeven man een Duitsche afdeeling van zestig man overvallen en krijgsgevangen gemaakt.

Verzetsherdenkingskruis

Van der Houwen was tijdens de oorlog actief in het verzet en kreeg daarvoor na de oorlog ook nog het Verzetherdenkingskruis toegekend.

Na de oorlog, besloot Jaap van der Houwen beroepsmilitair te worden. Op 12 april 1960 werd hij benoemd tot Luitenant-kolonel der Genie en op 26 augustus 1968 verliet hij met eervol ontslag de Krijgsmacht. Op 21 juli 1994 overleed hij te Geertruidenberg.

Bronnen:

  1. De website www.zuidfront-holland1940.nl
  2. Onderzoek door het Streekarchief Eiland IJsselmonde

Kwartierstaat:

Klik op de afbeelding voor een grotere weergave...

Auteur: Marcel Verhoef

Bekende gezichten
Previous reading
John van der Kruit
Next reading
Siem Heiden