Pieter van den Doel
Een boer op IJsselmonde
Oorspronkelijk gepubliceerd in Streekarchief Eiland IJsselmonde Kwartaalbericht Herfst 2022 (jaargang 37, nummer 3)
Pieter van den Doel werd op 22 april 1868 geboren te Melissant, zijn ouders waren de schipper en latere sluiswachter en landbouwer, Pieter van den Doel en Johanna Schilperoord. Pieter Cornelisz. Van den Doel was in totaal viermaal gehuwd, het huwelijk met Johanna, dochter van Arij Schilperoord en Elizabeth Peekstok, was zijn vierde. Eerder was hij gehuwd met (1) Adriana Weeda (1814-1838), dochter van Adrianus Weeda en Pietertje Nipius, (2) met Cornelia Bakker (1817-1846), dochter van Jacob Bakker en Hester Both en (3) met Neeltje Ruigentuin (1818-1851), dochter van Jacob Ruigentuin en Adriaantje (Arjaantje) Koole.
Uit het laatste huwelijk werden 11 kinderen geboren, uit de voorgaande huwelijken van Pieter waren nog eens acht kinderen geboren. Van alle kinderen van Pieter senior overleden er zes op jonge leeftijd.
In de registers van de burgerlijke stand treffen we Pieter (senior) van den Doel van 1846 - 1860 aan als sluiswachter, van 1861 - 1867 tot en met zijn overlijden in 1885 als landbouwer. Zijn tapperij had hij in het Sashuis, hetgeen het veer aantrekkelijker maakte voor de passagiers. Hij combineerde dus meerdere activiteiten op en rond het Sas van Dirksland.
Pieter junior groeide op in Onwaard, waar zijn vader na zijn huwelijk met Neeltje Ruigentuin was gesetteld, en in Melissant, in een groot gezin met veel (half) broers en zussen.
De zonen van Pieter senior startten hun loopbaan vanzelfsprekend als schipper. De oudste zoon Adrianus uit Pieters eerste huwelijk was werkzaam op het Sas tot hij in 1867 trouwde met de dochter van een landbouwer in Dirksland en daarheen verhuisde.
In 1861 kwam er een inwonende knecht naar het Sashuis, de jonge Johannes Koppelman uit Sommelsdijk. Hij staat omschreven als 'werkbode'. Pieter van den Doel had toen een groot gezin met jonge kinderen en er zouden nog meer kinderen komen.
Op 15 oktober 1885 kwam onverwacht een einde aan zijn veelbewogen leven. Zijn vrouw Johanna Schilperoord, die tien kinderen van haarzelf en vier stiefkinderen had grootgebracht, bereikte de hoge leeftijd van drieëntachtig jaar. In 1885 volgde zij haar man op als gemeentelijk ambtenaar belast met de recherche van haven- en sluisgelden.
Pieter junior trouwde met Clazina Maria Leest uit Dinteloord. Zij was de dochter van Laurens Leest, smid en eigenaar van het Beurshotel in Dinteloord, en Francijna Adriana Schilperoort. Na zijn huwelijk met Clazina was Pieter in dit café-hotel nog een tijd werkzaam. De horeca beviel Pieter toch niet en Pieter verhuisde met zijn gezin naar Nieuwe Tonge. Zij betrokken een grote boerderij aan de Langeweg tussen Oude en Nieuwe Tonge.
Aan het begin van de Langeweg woonde de boer Hubregt de Haas van Dorssen. Dit was een rijke en bekende boerenfamilie in de omgeving van Oude- en Nieuwe Tonge. De boerderij en het huis werden later afgebroken en vervangen door een uiensorteerinrichting. Een zoon van deze De Haas van Dorssen, Stefanus Cornelis, trouwde met Lina Laurina Maria Bezemer. Dit huwelijk liep stuk in Den Haag en Lina hertrouwde met de groentekweker Pieter Flinterman. Lina was de dochter van Gerrit Bezemer en Elsje Adriana Leest, zuster van Pieters vrouw Clazina Maria. Elsje was een erg lieve vrouw die ook veel voor de familie Van den Doel deed. In Den Haag werd tante Lien vaak bezocht.
Pieter van den Doel is waarschijnlijk niet alleen door de familie Leest financieel bijgestaan, maar ook door de familie De Haas van Dorssen.
Pieter en zijn gezin verhuisden naar IJsselmonde, waar zij zich op 3 juli 1912 vestigden. Pieter had land gepacht in de polder Zomerland vlak bij waar nu de Brienenoordbrug ligt. Dit was een miskleun, want deze polder liep nogal eens onder, zeker in de winter. Of men Pieter erin geluisd heeft is niet bekend, maar zeker is dat hij deze misslagen niet heeft kunnen verwerken.
Piet van den Doel was niet alleen landbouwer, maar hij handelde ook in onder meer aardappelen. Hij stond onder andere vermeld als commissionair te IJsselmonde. Zo voerde hij tijdens de Eerste Wereldoorlog aardappelen uit naar het door de Duitsers bezette Brussel. Het had veel voeten in de aarde om aan de vereiste vergunning te komen. De vergunning had een, wat wij noemen, A3-formaat. De achterzijde van de vergunning toont stempels van Duitse ambtenaren die met de export instemden. De vergunningen werden afgegeven door het ministerie van Buitenlandse Zaken. De Nederlandse regering deed krampachtig haar best neutraal te blijven. Op die manier zou ons land niet in de oorlogshandelingen worden betrokken. Bovendien viel er nog wat aan te verdienen ook.
Naarmate de Eerste Wereldoorlog langer duurde, werd (ook) de voedselsituatie in Nederland steeds nijpender. Vooral de aanvoer van graan uit Amerika was moeilijk door het gevaar van zeemijnen en Duitse onderzeeboten. Bovendien moest Nederland soms voedsel, zoals aardappelen en vlees, leveren aan Duitsland, in ruil voor steenkool. Deze was nu eenmaal onmisbaar voor onze industrie en voor de centrales die de samenleving van stroom voorzagen. Onze eigen steenkolenmijnen produceerden te weinig. De Britten op hun beurt eisten dan ook goederen, op grond van de Nederlandse neutraliteit. In het begin van de oorlog had de regering al een uitvoerverbod voor allerlei voedsel uitgevaardigd en in 1916 werd de distributie ingevoerd. De overheid stelde maximumprijzen vast om de zwarte handel tegen te gaan. Rijst was er aanvankelijk nog wel voldoende, maar dat accepteerde de bevolking vaak niet. Een huisvrouw riep uit: ‘Rijst? Als ik mijn vent dat voorzet krijg ik op me donder!’
Het aardappelentekort werd steeds zorgwekkender. Wie over genoeg geld beschikte kon op de zwarte markt nog wel wat krijgen, maar voor de armere bevolking was dat niet weggelegd. In 1917 kwam het tot een climax, de “aardappelenoproer”, eerst in Amsterdam en later ook – in mindere mate – in Rotterdam en Den Haag.
De ongeregeldheden kostten uiteindelijk tien doden en ruim honderd gewonden. Ze leidden niet tot verbetering van de voedselsituatie, die in 1918 zelfs nog slechter werd. Als aardappelhandelaar en commissionair in een kleine plattelandsgemeente als IJsselmonde zal Pieter het in die periode ook niet gemakkelijk hebben gehad.
Pieter en zijn gezin woonden aan het Gemeenelandshoofd, in het huis wat volgens oude archiefstukken de voormalige postherberg “Het wapen van Groot-Brittannië” moet zijn geweest. Later had de familie Steegman hun handel in “aardappelen, binnen- en buitenlandsch fruit, verschen busgroenten, comestibles” in dit pand.
Piet had zijn land gepacht van de ambachtsheer van IJsselmonde, mr. Cornelis Bichon. Voor het Zomerland in IJsselmonde betaalde hij fl. 1626,15 pacht per jaar. De heer Bichon kon conflicten tot op een hoog niveau en met hard spel uitspelen, zoals al eerder uit verhalen in dit Kwartaalbericht is gebleken.
Ondertussen ging het Piet van den Doel bepaald niet voor de wind. Hij moest zelfs geld lenen bij.... de heer Bichon. En dat tegen een rente van 5%. Hij leende minimaal fl. 3200,00 bij hem. Dit was het vervolg op een uitzichtloze situatie. Hij overleed op 51-jarige leeftijd in een Rotterdamse hotelkamer. Zijn overlijdensadvertentie spreekt van “een noodlottig ongeval”, en van zijn overlijden zijn de volgende verklaringen opgesteld door de Rotterdamse politie:
“Ten verzoek van den Commissaris van Politie in de 2e afdeeling te Rotterdam, is op heden door mij in oogenschouw genomen een lijk, zich bevindende in het lijkenhuisje Crooswijk, welk lijk mij gezegd werd te zijn dat van Pieter van den Doel, oud ca 55 jaar, overleden zonder geneeskundige behandeling. Het komt mij voor dat de oorzaak van dit sterfgeval vermoedelijk (althans zoals door politie wordt meegedeeld) gasvergiftiging. Of misdrijf in het spel was is om mij niet (onleesbaar).
Dit stuk is ondertekend door de "geneeskundige belast met de doodschouw.”, en:
“Ondergetekende, Commissaris van Politie te Rotterdam, verklaart dat er bij hem geen bezwaar bestaat tegen het begraven van het lijk van Pieter van den Doel, oud 51 jaar, overleden alhier in den nacht van 10 op 11 November 1919.
Ondertekend door de commissaris van politie”
Op 29 maart 1920, wordt er door Gottfried Lindeijer junior, notaris te IJsselmonde, de boedelinventaris van de heer Pieter van den Doel, in leven landbouwer en commissionair te IJsselmonde, opgemaakt.
Uiteindelijk wordt de boel verkocht en verhuist Clazina met haar gezin, met medewerking van tante Lien van de Haas van Dorsen, naar Loosduinen, waar zij en haar kinderen zich op 6 april 1926 vestigen aan de Gevers Deynootstraat 180. Zij blijft in Loosduinen wonen en overlijdt daar uiteindelijk op 9 september 1944.
Bron:
- Genealogie van den Doel
- Artikel “Aardappeloproer 1917 kost doden” door Hans van Lith
- Onderzoek Streekarchief Eiland Ijsselmonde
- Krantenbank Delpher.
Kwartierstaat:
Auteur: Marcel Verhoef