Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiƫrarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiƫrarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

- Kenmerken
- Archiefvorming
- Inhoud en structuur van het archief
- Aanwijzingen voor de gebruiker
- Bijlagen
- Beschrijving van de series en archiefbestanddelen
Standplaatsen 2. Cool (1811) Inventarisnummers 645-646
Standplaatsen 3. Charlois Inventarisnummers 666-687
Standplaatsen 4. Delfshaven Inventarisnummers 647-665
Standplaatsen 5. Hillegersberg Inventarisnummers 4929-4964 (na nr. 687)
Standplaatsen 6. Overschie Inventarisnummers 6769-6795 (na nr. 687)
Periode 1842- 1895
Standplaatsen 2. Charlois Inventarisnummers 2401-2482
Standplaatsen 3. Delfshaven Inventarisnummers 2364-2400
Standplaatsen 4. Hillegersberg Inventarisnummers 2483-2525
Standplaatsen 5. Overschie Inventarisnummers 2526-2569
Standplaatsen 6. IJsselmonde Inventarisnummers 2570-2581
Periode 1896-1925
Standplaatsen 2. Hillegersberg Inventarisnummers 3222-3243 en 3860-3951
Standplaatsen 3. Overschie Inventarisnummers 3244-3261, 3952-3958 en 4264-4271
Standplaatsen 4. IJsselmonde Inventarisnummers 3262-3283, 3959-3969
In 1996 heeft de staatssecretaris van OCW bepaalt dat akten van testament en codicil in de notariƫle archieven in de archiefbewaarplaats die jonger waren dan 94 jaar alleen geraadpleegd zouden mogen worden na het tonen van een schriftelijk bewijs van overlijden van de testateur.
Omdat je pas na je 16e een testament mocht opmaken werd daarmee de termijn van openbaarheid van testamenten in feite op 110 jaar gesteld.
Juist bij testamenten is het in het kader van de privacy logisch dat er een beperking op de openbaarheid moet rusten tot absoluut zeker is dat de opsteller van het document is overleden.
In 1999 werd in de vernieuwde Wet op het Notarisambt een nieuwe regeling getroffen voor de notarisarchieven. In artikel 59 van deze wet is bepaalt dat de notariƫle protocollen na 75 jaar in blokken van 10 jaar worden overgebracht naar de archiefbewaarplaats, met uitzondering van de akten betreffende uiterste willen, testamenten en codicillen. Deze worden na 100 jaar overgebracht, eveneens per tijdvak van 10 jaar.
Vanaf 1916 zijn de testamenten dus gelicht. Deze berusten bij de rechtbank en worden na 100 jaar overgebracht.

meer informatie over MAIS-(M)DWS