18 Archieven van de Notarissen te Rotterdam en daarin opgegane gemeenten (ONA) ( Stadsarchief Rotterdam )
18
Archieven van de Notarissen te Rotterdam en daarin opgegane gemeenten (ONA)
Archiefvorming
laatste wijziging 14-02-2024
4.075 beschreven archiefstukken
3.172 gedigitaliseerd
totaal 1.508.787 bestanden
Inhoud en structuur van het archief
Geschiedenis van de ordening en de beschrijving
18 Archieven van de Notarissen te Rotterdam en daarin opgegane gemeenten (ONA)
Inhoud en structuur van het archief
Geschiedenis van de ordening en de beschrijving
Titel:
Geschiedenis van de ordening en de beschrijving
Organisatie: Stadsarchief Rotterdam
laatste wijziging 15-11-2021
Het Burgemeestersbesluit van 11 Juni 1670 betrof niet alleen het bewaren der protocollen, doch ook het inbinden, indiceeren en inspecteeren. Het schreef voor dat de akten, om beter gebonden te kunnen worden, op goed papier van gewoon formaat en van minstens twee geheele bladen geschreven moesten zijn, dat de notaris binnen drie maanden voor het inbinden en indiceeren van zijn geheele protocol tot 1 Januari 1670 moest zorgen en voor het vervolg dat dadelijk na afloop van een kalenderjaar zou moeten doen. Om zekerheid te hebben, dat hunne voorschriften werden nagekomen, bepaalden Burgemeesters en Regeerders, dat de notarissen verplicht waren hunne protocollen op elke aanvraag ter inzage te geven aan de beide stadssecretarissen.
De misbruiken bleven evenwel bestaan. Sommige notarissen lieten hunne akten ongebonden liggen of maakten er geen index op en, nog erger, lieten zelfs de noodige zegels achterwege, "waerdoor dickwijls vele confuisien en moeiten souden konnen ontstaen, het gemeene Lands gerechtigheyt benomen en ook particulieren van 't hare ontset werden". Dientengevolge zag het Stadsbestuur zich verplicht weer in te grijpen. Den 7den Februari 1708 gelastte de Weth alle notarissen nog eens, hunne akten in te binden, te indiceeren en te zegelen "op poene dat bij haer, voor yder acte vóór den laesten December van yder jaer bij en voor haer gepasseert, dewelke niet gesegelt of ingebonden sal worden bevonden, verbeurd sal werden een somma van ses guldens". De secretaris Raven werd geauthoriseerd om, zonder zich met den inhoud te mogen bemoeien, alle notarieele akten op deze punten te inspecteeren. De inspectie zou elk jaar 1 Maart met den oudsten notaris beginnen en moest vóór het einde der maand afgeloopen zijn. Na Raven's aftreden of overlijden zou zijn ambtsopvolger met deze taak belast zijn.
Weldra echter werden speciale commissarissen met de inspectie der notarieele protocollen belast. Nadat de Staten 28 Augustus 1716 een commissie hadden ingesteld, om het al of niet wenschelijke van dezen maatregel te onderzoeken, werd in de Statenvergadering van 4 Februari 1717 het advies dezer commissie ter tafel gebracht. Het luidde aldus: "Dat in alle de steden deser provincie by de Burgemeesteren, en in 's-Gravenhage by de Societeyt, behoorden te werden aangestelt en beëedigt, commissarissen over de steden en 's-Gravenhage mitsgaders het plattelandt onder de verpachtinge daarvan respectievelyck gehoorende, die toesicht souden hebben op de notarissen, reeds geadmitteert en die noch geadmitteert sullen werden". Een uitvoerige ontwerpinstructie voor deze commissarissen werd meteen overgelegd.
Ook in de vergaderingen van de Rotterdamsche Vroedschap werd dit rapport, "rakende het aenstellen van commissarissen op het werck van de notarissen, het overbrengen van de protocollen en het jaarlijx veranderen van de stempelen der zegels", uitvoerig besproken. Het resultaat was echter, dat het in de vergadering van 23 Februari 1717 van de hand gewezen werd. De Staten dienden echter weldra een nieuwe ontwerp-instructie voor de commissarissen in en arresteerden deze, hoewel zij bij de Rotterdamsche Vroedschap waarschijnlijk geen instemming vond, den 30sten Juni 1731. In Rotterdam, waar inmiddels, bij de algemeene herziening der stadskeuren, in 1720 ook de ordonnantie op het notarisschap, die het toezicht op de notarieele protocollen eenvoudig aan den stadssecretaris toevertrouwde, was vastgesteld, bleef men blijkbaar talmen, met het gevolg dat den 22sten December 1733 de Staten aan Burgemeesteren gelastten, een beëedigd persoon aan te stellen, om toezicht te houden op de notarissen in hunne stad en op die op het platteland onder het verpachtingsressort der stad resideerende. Pas 3 April 1745 gaven Burgemeesteren aan dit besluit uitvoering door als commissarissen aan te stellen de drie stadssecretarissen en wel op de instructie van 30 Juni 1731. *
Vele notarissen bleven niettemin, wat het maken van indices betrof, in gebreke. Ook de wet van 6 October 1791 op het notariaat bleek niet voldoende, om het euvel te weren. Daarom bepaalde een nieuwe wet van 5 Mei 1796 (16 Floréal an IV), dat de notarissen elk jaar een dubbel exemplaar van het repertorium der akten, die zij in het afgeloopen jaar gepasseerd hadden, ter griffie van de rechtbank hunner residentie moesten deponeeren en zij bij nalatigheid vervolgd en beboet zouden worden.
laatste wijziging 14-02-2024
4.075 beschreven archiefstukken
3.172 gedigitaliseerd
totaal 1.508.787 bestanden
Aanwijzingen voor de gebruiker
laatste wijziging 14-02-2024
4.075 beschreven archiefstukken
3.172 gedigitaliseerd
totaal 1.508.787 bestanden
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen
laatste wijziging 14-02-2024
4.075 beschreven archiefstukken
3.172 gedigitaliseerd
totaal 1.508.787 bestanden
Kenmerken
Datering:
1585-1811
Beschrijving:
Inventaris van de archieven van de Notarissen te Rotterdam en daarin opgegane gemeenten, 1585-1811
Auteur:
E. Wiersum
Plaats van uitgave:
Rotterdam
Jaar van uitgave:
2005
Overheid of particulier:
Overheid
Trefwoorden:
Geografische namen:
Categorie:
Archiefvormer(s):
Notarissen Rotterdam
laatste wijziging 14-02-2024
4.075 beschreven archiefstukken
3.172 gedigitaliseerd
totaal 1.508.787 bestanden