Slachtoffers WO II uit IJsselmonde

Geboren te IJsselmonde en overleden in de Tweede Wereldoorlog

door Marcel Verhoef

(eerder, in verkorte vorm, gepubliceerd in de nieuwsbrief van de Stichting Streekarchief IJsselmonde, Kwartaalbericht Herfst 2019, jaargang 34, nummer 1)

Hieronder volgt een (niet uitputtende) lijst van in IJsselmonde geboren personen die door oorlogsgeweld zijn overleden in de Tweede Wereldoorlog. De lijst is samengesteld uit informatie van de Oorlogsgravenstichting en aangevuld met gegevens uit genealogisch onderzoek door de Stichting Streekarchief Eiland IJsselmonde.

Aanvullingen op genealogische gegevens of verhalen over de IJsselmondse oorlogsslachtoffers zijn altijd welkom!

1.

Evert Johannes Beijer, brandstoffenhandelaar, geb. IJsselmonde 23-9-1920, overl. Bremen (D)11-5-1945, begr. Friedhof te Bremen-Osterholz (Vak/rij/nummer N 750, Gedenkboek 42), zoon van Cornelis Beijer en Barta van Sandwijk.

Friedhof Bremen-Osterholz

2.

Cornelis Bennema, Inspecteur van Politie der 1e klasse, geb. IJsselmonde 22-8-1898, overl. Batavia (in het Tjikini Ziekenhuis) 30-9-1945, begr. Nederlands ereveld Menteng Pulo te Jakarta (Vak/rij/nummer II 52), zoon van Pieter Gerrits Bennema en Jantje Kornelia Halma. Cornelis huwde Dokkum 8-1-1929 met Aafke Strikwerda, geb. Niezijl 22-7-1900, overl. Zeist 18-11-1992, dochter van Jacob Strikwerda en Jetske Bruinsma. Het huwelijk bleef kinderloos.

Het graf van Cornelis Bennema op het Nederlands ereveld Menteng Pulo te Jakarta

3.

Jan Willem van den Bijllaardt, Luitenant ter zee der 3e klasse van Speciale Diensten (Koninklijke marine Reserve) (LTZSD III KMR) en landbouwkundig ingenieur, geb. IJsselmonde 23-5-1905, overl. In Zee (Indische Oceaan aan boord van de SS Poelau Bras) 7-3-1942, zoon van Henri Carl van den Bijllaardt en Johanna Bartha van Druijnen. Jan Willem huwde Amsterdam 27-8-1931 met Anna Louise van Vrijberghe de Coningh, geb. Watergraafsmeer 22-11-1903, overl. Zandvoort 15-3-1991, dochter van Jacob Marius van Vrijberghe de Coningh en Wilhelmia Sophia Louise de Vletter. Het huwelijk bleef kinderloos.

De SS Poelau Bras

De S.S. Poelau Bras

Op 27 februari 1942 wist de Poelau Bras veilig de haven van Tjilatjap te verlaten. Op 4 maart bereikte ze de Wijnkoopsbaai (Pelabuhanratoe, aan de Indische Oceaan ten Zuiden van Buitenzorg op West-Java). Op 6 maart kwam er een afdeling van 100 man van de Koninklijke Marine aan boord waaronder waarnemend Commandant der Zeemacht schout-bij-nacht J.J.A. van Staveren. De Poelau Bras was teruggeroepen om de marinetop te evacueren. Daarnaast kwam er nog een grote groep personen aan boord waaronder 28 topfunctionarissen van de B.P.M. en bemanningsleden van Shell en andere S.M.N.-schepen die al eerder getroffen waren of hun schepen zelf tot zinken hadden gebracht. De Poelau Bras had slechts accommodatie voor 56 passagiers en de chaos aan boord was dan ook groot. Het schip was bewapend met aan stuur- en bakboord een Bofors-machinegeweer in een geschutskoepel en op het achterschip een 10,2-cm kanon. Op 6 maart 1942 om 20.00 u. verliet ze de Wijnkoopsbaai met als bestemming Colombo (Sri Lanka),alwaar Vice-Admiraal C.E.L. Helfrich reeds aangekomen was om een nieuw hoofdkwartier in te richten. De marinemensen hadden op diverse plaatsen op het schip nog eens 16 mitrailleurs geplaatst, ter bescherming bij een eventuele luchtaanval. De machinekamer werd aangemaand door kapitein P. G. Crietée, om maximaal vermogen te leveren. Dit om zo snel mogelijk uit de gevarenzone te komen. Men veronderstelde dat de Poelau Bras rond het middaguur uit het actieradiusgebied zou zijn van de Japanse vliegtuigen. Alle bewapende posten waren bezet.

De Poelau Bras aangevallen

Een Japanse Aichi D3A "Val"-bommenwerper

Omstreeks 10.30 u. verscheen er een Japans verkenningsvliegtuig. Om 11.40 u. verschenen er duikbommenwerpers boven de Poelau Bras die de aanval inzetten. Het waren Japanse Aichi D3A "Val"-bommenwerpers, afkomstig van het Japanse vliegdekschip "Hiryu". In totaal voerden 12 vliegtuigen verdeeld in drie formaties de aanval uit. Ontsnappen was een onmogelijke zaak. Een bom raakte een reddingssloep aan stuurboord en ontplofte op de waterlijn ter hoogte van de machinekamer. Er ontstond een gat en water stroomde de machinekamer in waardoor de Sulzer-motor afsloeg. Als een weerloos slachtoffer dreef ze rond, zwaar bestookt door de duikbommenwerpers. Een voltreffer sloeg recht in de schoorsteen en brand brak uit. Het tegenvuur had weinig effect op de aanvallende vliegtuigen.

Ooggetuigenverslag van de aanval

Kapitein ter zee Johan Hendrik van Rinkhuyzen was destijds ook aan boord van het schip en heeft een verslag opgetekend:

"...Om ongeveer 10u worden we verkend door een alleen vliegend vliegtuig, dat niet dichtbij komt en weer verdwijnt. De eigenlijke aanval kan nu over 1 ½ uur verwacht worden. Om half twaalf verschijnen 10 duikbommenwerpers en de aanval wordt even later ingezet. Wat een gevoel hier machteloos tegenover te staan. De enkele mitrailleurs waarover we beschikken hebben geen uitwerking en zijn geen partuur voor een dergelijken aanval. In het begin blijven Bozuwa en ik bij elkaar en zoeken dekking in het verblijf. Weldra komen er near misses en treffers o. a. in de machinekamer en ligt het schip gestopt. Het lawaai is oorverdovend. Schreeuwende vrouwen en kinderen, gewonden, brekend glaswerk, in een woord een hel. We zoeken eenige dekking aan dek. De nog niet verbrijzelde sloepen (3 van de 10) worden gestreken. Weldra springt in bom vlak bij op 10 meter afstand. Als door een wonder ongedeerd. Bozuwa raak ik in dit stadium kwijt. Bevel wordt gegeven het schip te verlaten. In totaal, voor zoover ik geteld 6 treffers en 3 near misses. Het wordt benauwd de rook en de gasten. De sloepen zijn te water, wat er nog van over is en de mensen trachten er in te komen. Op een gegeven oogenblik krijg ik de ingeving dat het nu de hoogste tijd voor mij is buiten boord te springen. Het schip is kennelijk zinkende. Onbeschrijfelijke tooneelen spelen zich aan dek af. En vele mitrailleurs vuren vanaf het schip. – Ik duik buiten boord en zwem eenige tijd rond en blijf een tijdje onder bij van het schip m. h. o. mitrailleerende vliegtuigen. Ik kom in de buurt van een sloep die al vrij vol is; andere sloepen zie ik nu niet. Met eenige anderen blijf ik buiten langs de sloep hangen als dekking tegen mitrailleur kogels. Later blijkt dat een kogel door mijn zwemvest is gegaan. Ik kom met veel moeite in de sloep. Hierna halen we nog eenige menschen o. a. gewonden uit het water. Intussen is de sloep weer naar het schip toegedreven, dat reeds zinkende is. Het is van het grootste belang dat we hier vandaan komen anders worden we meegezogen naar de diepte. Met groote moeite slagen we er in eenige riemen toe te leggen en van het schip vrij te komen. Wonder boven wonder wordt slechts 1 man door de mitrailleerende vliegtuigen gewond. Even later; we zijn er gelukkig een paar honderd meter vandaan, zinkt het schip in de diepte. Het mitrailleeren houdt op en de vliegtuigen verdwijnen. Er drijven veel wrakstukken rond en we pikken nog de noodige menschen op tot we werkelijk overvol zijn en er absoluut niemand meer bij kan. Elke centimeter ruimte is gebruikt. Heel in de verte drijven nog twee sloepen, doch zij maken de indruk kapotgeschoten te zijn. Bij ons kan werkelijk niemand meer bij en bovendien kunnen we hen niet bereiken door de wind. Met veel moeite wordt de mast opgezet en de zeilen geheschen. De sloep is berekend op maximum 35 man en we hebben er 60 aan boord, waarvan 55 man, 3 vrouwen en 2 kinderen. 5 man zijn gewond waar van 3 zwaar..."

Ondergang van de Poelau Bras

Kapitein Crietée gaf orders het schip te verlaten, waarna hij alleen achterbleef op de brug. Door het aanhoudende mitrailleurvuur van de bommenwerpers durfden velen niet via de sloepen van boord te gaan, maar sprongen toch in paniek overboord. Toen de vliegers van de Japanse bommenwerpers merkten dat het schip ten onder zou gaan, begonnen ze de reddingssloepen te beschieten die gestreken waren. Men mag wel veronderstellen dat de Japanners op de hoogte waren, dat een deel van de marinestaf aan boord was. Overal liepen spionnen rond. Uiteindelijk werden vier van de zeven sloepen vernietigd en konden er slechts drie gestreken worden, evenals twee vlotten. Toen de sloepen nog maar enkele honderden meters van de Poelau Bras verwijderd waren, verhief de boeg zich rechtstandig omhoog en zonk snel over de achtersteven weg, naar de diepte van de zee. Nadat de Japanners zagen dat het schip gezonken was, liet men de schipbreukelingen en drenkelingen in zee achter. Ze keerden terug naar hun vliegkampschip Hiryu. De Poelau Bras werd tot zinken gebracht op positie 10°00' Zuiderbreedte en 105°00' Oosterlengte in de Indische Oceaan, nabij Java.

Overlevenden

Het aantal slachtoffers was slechts bij benadering aan te geven en werd geschat op 240 tot 300 opvarenden. In drie reddingsloepen bevonden zich 116 overlevenden. Zij hebben de nodige ontberingen moeten doorstaan: karige waterrantsoenen, het opeengepakt zitten met zieken en gewonden, opvarenden in de sloep die hun verstand verloren, licht gekleed overdag in de brandende zon en ´s nachts doorweekt in de ijzige kou, geteisterd door onweersbuien en overkomend zeewater. Op 11 maart, na vier dagen op zee, bereikte de eerste sloep Krui op Zuidwest-Sumatra. De tweede sloep landde op 12 maart bij de vuurtoren van Belimbing (nu: Tambling Lighthouse); dat gebied werd indertijd de 'Vlakke Hoek' genoemd. De derde reddingsloep bereikte na zes dagen (13 maart) de Semangkabaai (Zuid-Sumatra; voorheen: Keizersbaai).Uiteindelijk werden alle overlevenden door de Japanners gevangengenomen en per vrachtauto of trein overgebracht naar Palembang. Velen zijn in de Jappenkampen alsnog om het leven gekomen.

4.

Pieter Tjitte Bijlsma, Soldaat (Sld.7 AAT (Koninklijke landmacht), geb. IJsselmonde 17-5-1927, overl. Semarang (NOI) 29-3-1949, begr. Nederlands ereveld Candi te Semarang (Vak/rij/nummer C 119), zoon van Paulus Jacobus Bijlsma en Johanna Boutestijn. Pieter was gehuwd met Jannetje Pietertje van Driel en er zijn geen kinderen bekend.

Het graf van Pieter Bijlsma op het Nederlands ereveld Candi te Semarang

Peter Bijlsma is één van de drie IJsselmondenaren vermeld op het oorlogsmonument op het Kerkplein bij de Adriaen Janszkerk in Oud IJsselmonde.

5.

Hester van Blankenstein, geb. IJsselmonde 30-10-1862, overl. Concentratiekamp Auschwitz te Oswiecim (PL) 25-1-1943, dochter van Philip Barend van Blankenstein en Elizabeth den Hartog. Hester was ongehuwd.

6.

Hester van Blankenstein, geb. IJsselmonde 3-4-1869, overl. Concentratiekamp Auschwitz te Oswiecim (PL) 15-10-1942, dochter van Barend van Blankenstein en Chonetta van der Waal. Hester huwde 1e Rotterdam 5-6-1918 met Jacob Schustirowitz, geb. Sebastopol, overl. Leiden 5-6-1918, weduwnaar van Rosa Galoen, zoon van Izaak Schustirowitz en Anna Macen. Zij huwde 2e met Hartog Stoppelman, geb. Nieuwe Pekela 1-4-1863, overl. Rotterdam 27-6-1935, zoon van Aaron Stoppelman en Hendriëtta Meiberg. Beide huwelijken bleven kinderloos.

7.

Jetje van Blankenstein, geb. IJsselmonde 14-8-1870, overl. Concentratiekamp Auschwitz te Oswiecim (PL) 19-10-1942, dochter van Philip Barend van Blankenstein en Elizabeth den Hartog. Jetje was ongehuwd.

8.

Jansje Rosalie van Blankenstein, geb. IJsselmonde 10-6-1892, overl. Concentratiekamp Auschwitz te Oswiecim (PL) 1-2-1943, dochter van Hartog David van Blankenstein en Elizabeth Nieuwkerk. Elisabeth Nieuwkerk was de niet hertrouwde weduwe van de op 20 april 1938 overleden Hartog David van Blankenstein. Het echtpaar had drie kinderen, waarvan er één de oorlog heeft overleefd. Haar dochter Duifje was getrouwd met Mozes Goudvis en overleefde met haar gezin ook Auschwitz niet. Zoon David Henri (1897-1995) huwde Maria Jeannette van der Have en overleefde als enige de oorlog. De dochter Jansje Rosalie was ongetrouwd en woonde bij haar moeder in de Zuider Amstellaan 22 huis in Amsterdam. Elisabeth werd op 1 februari 1943 vermoord in Auschwitz.

9.

Lea van Blankenstein, geb. IJsselmonde 13-1-1873, overl. Vernietigingskamp Sobibór te Sobibór (PL) 14-5-1943, dochter van Philip Barend van Blankenstein en Elizabeth den Hartog. Lea huwde Rotterdam 9-11-1910 met Barend Meiboom, slager, geb. Hardinxveld 28-4-1873, overl. Vernietigingskamp Sobibór te Sobibór (PL) 14-5-1943, zoon van David Meiboom, veehandelaar, en Alida Cohen.

Kind uit dit huwelijk:

1. David Philip Barend Meiboom, slager, geb. Hardinxveld 7-9-1913, overl. Vernietigingskamp Sobibór te Sobibór (PL) 31-5-1944

10.

Rozette van Blankenstein, geb. IJsselmonde, overl. Rotterdam 20-4-1942, Uit de begraafboeken van de joodse begraafplaats te Rotterdam is bekend dat Rozetta van Blankenstein aldaar is begraven, dochter van Philip Barend van Blankenstein en Elizabeth den Hartog. Rozette was ongehuwd.

11.

Salomon van Blankenstein, veehandelaar, geb. IJsselmonde 12-2-1868, overl. Concentratiekamp Auschwitz te Oswiecim (PL) 5-11-1942, zoon van Philip Barend van Blankenstein en Elizabeth den Hartog. Salomon huwde Rotterdam 21-5-1913 met Elisabeth den Hartog, geb. Hendrik Ido Ambacht 22-4-1877, overl. Concentratiekamp Auschwitz te Oswiecim (PL) 5-11-1942, dochter van Elisa den Hartog en Anna den Hartog.

Trouwfoto Salomon Blankenstein en Elisabeth den Hartog

Salomon en Elisabeth trokken op 4-11-1913  naar Heenvliet waar zij aan de Wieldijk 118 gingen wonen. Het echtpaar was tot in de oorlogsjaren de motor van de joodse gemeente in Heenvliet. (R. de Leeuw van Weenen-van der Hoek, Een kille in de mediene. Joods leven in Zuidland (Zuidland 1994). Het huwelijk bleef kinderloos, maar elke zondag kwamen Joodse kinderen uit Spijkenisse, Zuidland, Brielle en Oostvoorne naar hun huis waar zij dan Joodse les kregen van Salomon en zijn vrouw. Rachel Marianne Goudsmit, geb. Rotterdam 4-4-1881, overl. Concentratiekamp Auschwitz te Oswiecim (PL) 25-1-1943, dochter van Abraham Goudsmit en Diena van de Waal, woonde bij hen in huis. Zowel Salomon, zijn vrouw en Rachel werden weggevoerd door de Duitsers.

Hun Huis aan de Wieldijk was ondertussen afgebroken maar de Stolpersteinen hunner nagedachtenis (zie afbeelding hieronder) zijn op verzoek van de bewoner geplaatst voor het huis waar zich vroeger de Synagoge van Heenvliet bevond. De straat werd al naar hen vernoemd in 1954.

12.

Hendrikus Pieter Bruring, handelsreiziger, geb. IJsselmonde 23-9-1911, overl. Geesthacht/Lauenburg (D) 18-6-1945, zoon van Adrianus Bruring en Sophia Geertruida van Zijderveld. Hendrikus ligt begraven op het Ereveld Loenen (Vak/rij/nummer D-0245).

Het graf van Hendrikus Bruring op het Ereveld Loenen
De sterburkunde van Hendrikus

Volgens zijn Sterbeurkunde is hij in het Hambürgerische Tuberkelose Krankenhaus (aan de gevolgen van TBC?) te Geesthacht (D) overleden.

 

13.

Eva van Dijk, geb. IJsselmonde 3-12-1872, overl. Vernietigingskamp Sobibór te Sobibór (PL) 14-4-1943, dochter van Benjamin van Dijk en Sara van Blankenstein. Eva huwde IJsselmonde 21-7-1899 met Jacob Philip Frank, handelsreiziger, geb. Meppel 18-4-1871, overl. Vernietigingskamp Sobibór te Sobibór (PL) 14-5-1943, zoon van Philip Hartog Frank, vleeschhouwer, Froukje Israëls.

Na het huwelijk gingen zij in Deventer wonen. Uit dit huwelijk werd één dochter geboren; Froukje Theodora Frank, geb. Deventer 11-4-1900, overl. Vernietigingskamp Sobibór te Sobibór (PL) 11-6-1943. Zij was ziekenverzorgster en lid van de Joodse Raad, afdeling Deventer.

Het Joodse bestuur met o.a. Jacob Philip Frank, Lammert Roeper, Meyer van Spiegel, Samuel Juda Simon Hirsch, Alexander de Leeuw, Samuel van Kreveld, Alex Hartz, Wolf Zwartz, Heinrich Spanier, Levie Koppels.

Het Kerkbestuur van de Joodse gemeente te Deventer voor de Synagoge die 40 jaar bestond in 1932. Jacob Philip Frank is op 11 mei 1943 met zijn echtgenote Eva van Dijk op transport naar Sobibor gesteld, waar zij op 14 mei worden vermoord.

 

14.

Julie Heintje van Dijk, geb. IJsselmonde 18-6-1901, overl. Concentratiekamp Auschwitz te Oswiecim (PL) 12-10-1942, dochter van Simon van Dijk, vleeschhouwer, en Rosetta Bosman. Julie was een nichtje van Eva (zie 13) en de zus van Sara (zie 15). Zie verder hieronder bij 15.

15.

Sara Rebekka van Dijk, typiste, geb. IJsselmonde 14-6-1907, overl. Concentratiekamp Auschwitz te Oswiecim (PL) 30-9-1942, dochter van Simon van Dijk en Rosetta Bosman. Zus van Julie (zie 14). Vader Simon werd op 23-3-1874 te IJsselmonde geboren als zoon van Benjamin van Dijk en Sara van Blankenstein. Hij was handelsreiziger en overleed jong op 44-jarige leeftijd op 4-1-1919 te ’s Gravenhage. Sara, haar zus Julie en hun moeder werden afgevoerd naar Auschwitz. Rosetta Bosman werd daar op 7-12-1942 vermoord.

16.

Arie Cornelis van Donk, Stadsw.Sld. (KNIL), geb. IJsselmonde 7-6-1902, overl. Pakanbaroe (NOI) 13-8-1945, zoon van Cornelis Arie van Donk en Heintje Mikkers. Arie is begraven op het Nederlands ereveld Leuwigajah te Cimahi (Vak/rij/nummer IV 191). Hij wordt vermeld op het Birma-Siam en Pakan Baroe Spoorwegen monument op landgoed Bronbeek te Arnhem. Arie huwt Rotterdam 27-1-1932 met Dirkje Paulina van der Wielen, geb. Rotterdam 22-11-1909, overl. ald. 27-4-1937, dochter van Paulus van der Wielen en Sijtske Kuurstra. Het huwelijk bleef kinderloos.

Het graf van Arie van Donk op het Nederlands ereveld Leuwigajah te Cimahi

17.

Mels van Driel, matroos-kanonnier, geb. IJsselmonde 5-4-1915, overl. In Zee (Atlantische Oceaan aan boord van SS Schie) 24-6-1941 (zeemansgraf), zoon van Mels van Driel en Neeltje Sijgje Huizer.

De SS Schie

De S.S. Schie

Gebouwd in 1922 op de werf A. Vuyk & Zonen te Capelle aan den IJssel. Werd in 1940 zwaar beschadigd bij een luchtaanval op Londen, waarbij het grotendeels uitbrandde en zonk. Het schip werd echter gelicht en gerepareerd door de Engelsen. Op 24-6-1941 onder Kapitein P. Hermsen onderweg van Loch Ewe naar Curaçao op de Atlantische Oceaan op 55°23’ noorderbreedte en 38°49’westerlengte, varend in konvooi OB336, getorpedeerd door de U203 (zo staat het vermeld in het boek van L.L. von Münching over WOII). Volgens een andere versie is het schip ergens na 25 juni 1941 getorpedeerd door de U75, terwijl het alleen varend op weg was van Loch Ewe naar Curaçao. De aanval kostte 29 opvarenden het leven.

De U-203 duikboot van Kapitän Rolf Mützelburg.

18.

Pieter Glavimans, geb. IJsselmonde 22-11-1883, overl. Tjimahi (in Kamp nr. 4, NOI) 28-2-1944, zoon van Pieter Glavimans en Alida Montauban van Swijndregt. Pieter is begraven op het Nederlands ereveld Leuwigajah te Cimahi (Vak/rij/nummer II 366).

Het graf van Pieter Glavimans op het Nederlands ereveld Leuwigajah te Cimahi.

19.

Petrus Cornelis Sicardus Goverde, soldaat ( Sld. 6-Dep.Bat.J., dienstplichtig), geb. IJsselmonde 31-12-1920, overl. Den Haag (in de slag om de residentie) 10-5-1940, zoon van Jacobus Goverde en Adriana van Campen. Petrus is begraven op op het Militair Erehof op de Gemeentelijke Begraafplaats aan de Kerkhoflaan te Den Haag (Vak/rij/nummer 4). Hij wordt vermeld op het Monument op de Algemene Begraafplaats te Den Haag. Er is een bidprentje van hem (zie voorzijde en achterzijde).

Het 1e Depot Infanterie, onder bevel van reserve Luitenant-kolonel J. Moorman, bestond uit Staf, Depot Bataljon Grenadiers, Depot Bataljon Jagers en het 4e Depot Bataljon. Het was gelegerd te 's-Gravenhage (noodkazernes in scholen) en in kamp Waalsdorp. Het was o.m. belast met de afsluiting van de binnenstad en het verlenen van militaire bijstand aan de gemeentepolitie.

Omstreeks 4.00 uur op 10 mei werd het kamp Waalsdorp gealarmeerd door vijandelijke bommenwerpers, welke op een der barakken een voltreffer plaatsten, die de slapende recruten 6 doden en 20 zwaar gewonden bezorgde. Aan de opdracht van het depot werd voldaan door het innemen van een stelling lopende over de vlakte van Waalsdorp en west van het Pompstation. Voorts werd de afsluiting van de binnenstad bevolen. De volgende dagen hebben de troepen actief deelgenomen aan bewakings- en patrouillediensten om en in de Residentie.

Op 14 mei wierpen de Duitse bommenwerpers nog enige bommen op het zwak bezette kamp Waalsdorp, hetgeen nog twee doden en drie gewonden kostte.

Het Oorlogsherinneringskruis werd hem postuum toegekend.

20.

Willem Pieter de Haan, geb. IJsselmonde 24-5-1926, overl. Hamburg (D) 22-3-1945, zoon van Arie de Haan en Janneke Muus.

21.

Frederik (Freek) Wilhelm van Helden, broer van Jacob Leendert van Helden (22), technisch tekenaar/lid verzet te Baarn, geb. IJsselmonde 26-11-1921, overl. Neuengamme (D) 28-4-1945, zoon van Gerrit van Helden en Saapje van Rij. Zijn lichaam werd gecremeerd in concentratiekamp Neuengamme. Zie verder hieronder bij 22.

22.

Jacob (Jaap) Leendert van Helden, broer van Frederik Wilhelm (21), vertegenwoordiger/lid verzet te Baarn, geb. IJsselmonde 21-10-1919, overl. Vught (Kamp Vught) 4-9-1944, zoon van Gerrit van Helden en Saapje van Rij. Zijn lichaam werd, nadat hij was gefusilleerd, gecremeerd in concentratiekamp Vught.

Op het graf hunner ouders staan de broers beide vermeld, maar hun lichamen liggen daar niet.

23.

Henriëtte van der Hoek, Hulp in de huishouding, geb. IJsselmonde 3-1-1903, overl. Vernietigingskamp Sobibór te Sobibór (PL) 23-4-1943, dochter van Levie van der Hoek en Elizabeth den Hartog. Henriëtte was ongehuwd. Zij was hulp in het gezin van slagersknecht Simon van Zuiden aan de Schepenstraat 97c te Rotterdam. Simon van Zuiden (1900-1944), zijn vrouw Rachel de Wolff (1902-1944) en hun dochtertje Regina Bekka Klara van Zuiden (1931-1943) werden allen vermoord in Concentratiekamp Auschwitz te Oswiecim (PL).

24.

Klaas Cornelis Hoekwater, tuinder, geb. IJsselmonde 29-11-1924, overl. Hohenkirchen/ Hofgeismar (D) 17-2-1945, zoon van Willem Hoekwater en Sijgje Huizer. Klaas werd begraven op de Zuiderbegraafplaats te Rotterdam (3e klasse, Vak/rij/nummer D 5143).

Het graf van Klaas Hoekwater op de Zuiderbegraafplaats te Rotterdam.

25.

Simon Joris IJsselstein, wiskundeleraar, geb. IJsselmonde 8-3-1879, overl. Si Rengorengo (NOI) 14-4-1945, zoon van Adrianus IJsselstein en Harmina Koning. Simon is begraven op het Nederlands ereveld Leuwigajah te Cimahi (Vak/rij/nummer II 164). Simon huwt Rotterdam 23-12-1903 met Klijsje van der Vlugt, geb. Dordrecht 11-6-1874, overl. , dochter van Jacobus van der Vlugt en Theresia Maria Yda van der Toorn.

Uit dit huwelijk:

  1. Cornelia Theresia Harmina IJsselstein, geb. Rotterdam 30-9-1904.
  2. Hermina Alida Anna IJsselstein, geb. Rotterdam 9-4-1908.
  3. Theresia Maria Yda IJsselstein, geb. Rotterdam 13-5-1911.
Het graf van Simon IJsselstein op het Nederlands ereveld Leuwigajah te Cimahi.

26.

Bertus IJsselstijn, los werkman, geb. IJsselmonde 2-5-1905, overl. Halle (Saale) 11-2-1945, zoon van Willem IJsselstijn en Jannigje Snoek. Bertus is begraven op het Nationaal Ereveld Loenen (Vak/rij/nummer A 455).

Het graf van Bertus IJsselstein op het Nationaal Ereveld Loenen.

27.

Cornelis de Jong, controleur 1e kl. B.B. (KNIL)/Indisch verzet, geb. IJsselmonde 25-7-1906, overl. Benkoelen (NOI) 25-2-1944, zoon van Willem de Jong en Diderika Johanna Adriana Kerkhof. Cornelis staat vermeld in het gedenkboek Leiden (In Memorian 1940-1945, Universiteit Leiden 1952) op bladzijde 57. Cornelis huwde Rotterdam 23-4-1931 met Bettij van Dantzig, geb. Rotterdam 13-11-1906, overl. ?, dochter van Isidore Jacobus van Dantzig en Judith Davids. Bettij was van Joodse afkomst, haar vader stierf vroeg in de oorlog te Rotterdam op 2-2-1941, haar moeder werd afgevoerd en vermoord in Concentratiekamp Bergen-Belsen op 12-11-1944.

Bladzijde 57 van het gedenkboek Leiden.

28.

Ewout Johannes de Jong, korporaal (Staf-30 R.I.), geb. IJsselmonde 28-4-1908, overl. Middelburg 14-5-1940, zoon van Louwrens de Jong en Suzanna Bloem. Hij trad op 16 oktober 1936 in dienst als clean-out arbeider. Ewout werd in 1940 gemobiliseerd en sneuvelde op 14 mei 1940 te Middelburg  als dienstplichtig korporaal bij het 30ste Regiment Infanterie. Ewout is begraven op de Nederlands Hervormde begraafplaats te IJsselmonde (het graf is inmiddels geruimd). Hij staat vermeld op het Monument voor vermisten van mei '40 te Rhenen. Ewout huwde Rotterdam 4-10-1933 met Maria Vermaas, geb. Rotterdam 28-11-1909, ovl. ald. 11-9-1983, dochter van Abraham Vermaas en Elisabeth Weijmans. Het echtpaar had één zoon, Louwrens Johannes de Jong (1934).

het Monument voor vermisten van mei '40 te Rhenen

Ewout Johannes de Jong

Gedachtenisplaat voor Ewout Johannes de Jong

29.

Jan Jongebreur, dokknecht/lid verzet, geb. IJsselmonde 3-1-1904, overl. Scheveningen 27-1-1942, zoon van Jan Jongebreur en Jannetje Verhoef. Jan huwde Schiedam 18-7-1929 met Arentje Soeters, geb. Schiedam 26-12-1904, overl. ?, dochter van Willem Soeters en Petronella Johanna Koenderman.

30.

Adrianus de Keizer, gereedschapsslijper/lid verzet, geb. IJsselmonde 6-12-1884, overl.  Kdo. Gusen 13-12-1944, zoon van Maarten Keizer en Lena Huizer. Adrianus huwde Rotterdam 1-5-1912, met Johanna Maria Groenestein, geb. Rotterdam 19-2-1891, overl. Vlissingen 1-6-1967, dochter van Adrianus Johannes Groenestein en Elisabeth Smol.

Kind uit dit huwelijk:

1. Elisabeth Rosalina de Keizer, geb. Rotterdam 29-4-1925.

31.

Aart Koedood, timmerman/aannemer/lid verzet, geb. IJsselmonde 30-4-1899, overl. Utrecht (Fort Rijnauwen) 17-7-1942, zoon van Jan Koedood en Anneke van der Wulp. Aart huwt Rotterdam 4-7-1928 met Cornelia Baan, geb. Rotterdam 27-7-1900, overl. ?, dochter van Cornelis Baan en Leuntje de Bruin.

Kinderen uit dit huwelijk:

  1. Anneke Koedood, geb. Rotterdam 8-6-1934.
  2. Jan Koedood, geb. Rotterdam 5-7-1936.
  3. Helena Cornelia Koedood, geb. Rotterdam 1-5-1938.
  4. Cornelis Koedood, geb. Rotterdam 14-5-1939.

32.

Dirk Koedoot, bakker, geb. IJsselmonde 8-2-1925, overl. München (D) 20-10-1943, zoon van Jilles Koedoot en Klaartje van Dam. Dirk is op 20 oktober 1943 bezweken aan de gevolgen van Duitse handelingen. Hij werd op 23 oktober 1943 begraven op het Westfriedhof in München. Sinds 24 mei 1956 ligt hij begraven op het Nederlands ereveld te Frankfurt am Main, Frankfurt-Oberrad (Vak/rij/nummer A 6 9). Op 20 februari 2020 werd een herinneringsteken aan Dirk Koedoot onthuld. Het staat op de hoek van de Bingener- met de Triebstrasse in de wijk Moosach, heel dicht bij de voormalige locatie van het Arbeitserziehungslager.

Arbeitserziehungslager München-Moosach

Dirk was met de Arbeitsainsatz naar Duitsland (München) gestuurd. Hij vluchtte weg en werd tijdens zijn vlucht van München naar Rotterdam dicht bij de Nederlandse grens opgepakt en overgeleverd aan de Gestapo in München. Na verhoor is hij veroordeeld tot (waarschijnlijk 56 dagen) Arbeitserziehungslager. Dit was de gebruikelijke straf voor 'arbeidssabotage'.

Volgens zijn 'Sterbeurkunde' is Dirk aan een longbloeding overleden in het noodhospitaal aan de Maria Ward Strasse. Totdat het gebouw door de nazi's in 1939 werd gevorderd was op dit adres de meisjesschool van de Congregatio Jesu gehuisvest. Op deze akte en ook op andere Duitse documenten, wordt 1924 als geboortejaar vermeld; dat moet 1925 zijn. Een overlevende uit het Arbeidsziehungslager wist na de oorlog te vertellen dat Dirk op een bepaald moment als straf 24 uur in diep water werd gezet, met longontsteking en de dood tot gevolg.

33.

Gerrit Kooijman, soldaat (V.L.S.K.Lwd.Gr. R'dam), geb. IJsselmonde 12-7-1919, ovl. Rotterdam 10-5-1940, zoon van Arie Kooijman en Adriaantje Grietje van Driel. De soldaat Kooijman was officieel vermist, zijn lichaam is waarschijnlijk volkomen gedesintegreerd door de voltreffer (bom) die hem raakte. Hij wordt erkend als gesneuvelde op 10 mei 1940 op het Vliegveld Waalhaven. Hij staat vernoemd op het monument voor de gevallenen zonder (bekend) graf op Ereveld Grebbeberg.

De aanval op Vliegveld Waalhaven

Fokker G1.

Vlak na middernacht, zaten de commandant van de vliegbasis Waalhaven en zijn adjudant in de commandopost net buiten het vliegkamp aan de radio gekluisterd nadat de majoor van het commando Luchtverdediging had gehoord dat de zaken zeer ernstig begonnen te worden. Men constateerde met enige opluchting dat de Luchtwachtdiensten alleen melding maakten van vliegtuigen die in westelijke richting vlogen, waarvan een aanzienlijk deel via de Waddenzee. Daarop concludeerde men dat Engeland heel wat te wachten stond.

Even daarvoor had de commandant van de luchtvaarteenheden, kapitein-vlieger-waarnemer H.J. Scholtmeijer opdracht gekregen van het Commando Luchtverdediging om rond 02.30 uur de tien inzetbare jachtkruisers, de G-1 Mercury’s van het 3e JaVA vlieggereed te hebben. Op die tijd was het grondpersoneel op haar post en werd het vliegend personeel door de kapitein gebrieft. Zij zouden bij het ochtendgloren opstijgen om de neutraliteitsschenders aan te pakken. = Vlak voor 04.00 uur kwamen twee bommenwerpers zeer laag aangevlogen, vanuit zee in oostelijke richting. De beide He-111P's van het Geschwader Stabsstaffel lieten 50 of 100 kg bommen vallen op de zuidelijke sector van het veld, bovenop de locatie van het 49e Pel.LuMi. en de mitrailleurs van de MC-III-RJ en mitrailleerden de opstellingen. Deze aanval, die de luchtverdediging totaal bij verrassing overviel, was aanleiding voor kapitein Scholtmeijer om onmiddellijk het opstijgen van zijn squadron te bevelen. Helaas bleek de chauffeur van de wagen die de vliegers naar de toestellen moest brengen, vertrokken. Zodoende rende een ieder, met alle gevaren van dien over het veld naar de G-1’s.

In totaal slaagden acht van de tien G-1’s binnen een kwartier na het vallen van de eerste bommen op te stijgen. De eerste die opsteeg was reserve 1e luitenant-vlieger P. Noomen, nr. 312, met dienstplichtig korporaal H. de Vries als boordschutter. Deze piloot wist de beide He-111P’s in te halen die het vliegveld hadden aangevallen en neer te schieten. De tweede He-111, ook van het stafsquadron, werd bij IJsselmonde neergehaald. De 312 was echter zelf door de Duitse boordschutters zwaar beschadigd en maakte een gedwongen landing op Waalhaven. Het zou vandaar niet weer kunnen opstijgen.

Luchtfoto van vliegveld Waalhaven op 10 mei 1940.

De tweede G-1 viel een formatie He-111’s aan die onderdeel vormde van de tweede golf vliegtuigen die de hangars en gebouwen rond Waalhaven met lichte bommen had aangevallen. Zij waren verantwoordelijk voor de felle branden in de hangars en de fabriek van Koolhoven, die onder meer de munitievoorraad van de Nederlanders onmiddellijk verloren deed gaan. Vlieger Kuipers slaagde erin alle drie de He-111’s te pakken. Twee maakten een noodlanding en de derde was zo zwaar beschadigd dat het mogelijk onderweg terug naar Duitsland een noodlanding moest maken. Ook Kuipers moest na het luchtgevecht een noodlanding maken op Waalhaven, waarbij hij het toestel in de noordoost hoek parkeerde. De 302 zou later door een van de bombardementen worden vernield. Luitenant Kuipers gaf zich echter niet gewonnen. Hij zou later de Nieuwe Maas oversteken. Ook de boordschutter Venema bereikte de overkant en zou op 12 of op 13 mei omkomen in Rotterdam. = Na de twee eerder genoemde G-1’s waren nog drie anderen kort na elkaar vertrokken. Al deze toestellen raakten in luchtgevechten met Duitse toestellen die inmiddels de lucht domineerden. De 311 schoot bij Goidschalxoord een Ju-52 neer en een Bf-109D die bij Charlois een noodlanding moest maken. Een tweede Bf-109 stortte in de Waalhaven. De 328 was veel zuid-oostelijker. Ten zuiden van vliegveld Waalhaven schoot het een Bf-109 neer, die echter mogelijk dezelfde was als die in de Waalhaven verdween, omdat het toestel nooit werd gevonden. Het tweede toestel dat werd aangeschoten werd wel gevonden. Na het (mogelijke) afschieten van de Duitse jager, achtervolgde de G-1 een He-111 over het Eiland van Dordt en schoot dit toestel ter hoogte van het Hollands Diep neer. De He-111P kwam bij Zevenbergschen Hoek neer. De 329 slaagde erin een Ju-87B neer te schieten die rond de Nieuwe Waterweg vloog.  Bovendien schoot dit toestel nog een Ju-88 van KG30 neer, die terug naar huis vloog. Alle drie de G-1’s kwamen via een omweg tenslotte op het strand van Oostvoorne terecht, waar zij verlaten werden, na door het personeel te zijn gecamoufleerd. Deze drie licht beschadigde G-1’s zouden op 12 mei in brand worden geschoten door de Luftwaffe, ondanks pogingen van de vliegers munitie en brandstof te bemachtigen en de jachtkruisers weer inzetbaar te maken. Toen beide middelen uiteindelijk na drie dagen waren verzameld, bleken de toestellen ontdekt door een Duits vliegtuig en in brand geschoten.

Heinkel HE-111.

De laatste groep toestellen die erin slaagde van de grond te komen, waren de nr. 315, de nr. 309 met als piloot reserve 2e luitenant-vlieger J. van der Jagt zonder staartschutter en de nr. 330 met sergeant-majoor-vlieger J.J. Buwalda met dpl. Sergeant J. Wagner. De 315 raakte in enkele luchtgevechten betrokken maar boekte geen succes. Hierna mitrailleerde het vanuit de lucht de inmiddels op Waalhaven geparkeerde Ju-52’s. Na de mitrailleurs te hebben leeggeschoten zocht de piloot richting noorden naar een geschikt vliegveld. Dit leidde uiteindelijk tot een landing op Marinevliegkamp de Kooy bij Den Helder, waarbij het vliegtuig schade opliep. Na herstel werd het toestel naar Bergen overgevlogen. De 330 slaagde erin een Do-17Z bij Westmaas neer te halen. Alle vier bemanningsleden gevangen werden genomen. Vervolgens achtervolgde de jachtkruiser een Duitse bommenwerper He-111P die bij Piershil een noodlanding moest maken. Ook deze bemanning werd gevangen genomen. Daarna raakte de G-1 echter in een luchtgevecht met Bf-109’s, waarbij beide motoren werden beschadigd en tenslotte een noodlanding werd gemaakt ten westen van Zevenbergen.De 309 (registratienummer is onzeker; kan ook de 334 of 335 zijn geweest) kende een tragisch lot.

Vlieger Johannis van der Jagt, die een koppel met boordschutter dienstplichtig sergeant S. de Vos vormde, behoorde bij de laatste groep opgestegen G-1’s. Vanwege het feit dat er geen vervoer klaar stond om de bemanningen naar hun vliegtuigen te vervoeren moesten alle piloten en hun bemanning tussen de aanvallen door over het vliegveld naar hun toestellen rennen. De boordschutter, dienstplichtig sergeant S. de Vos die als staartschutter een cruciale rol speelde bij eventuele luchtgevechten werd tijdens de poging het vliegtuig te bereiken dodelijk getroffen door vijandelijk vuur. Zijn ontzielde lichaam werd later aangetroffen op het vliegveld. = Opstijgen en het luchtgevecht aangaan was hierdoor een zeer gevaarlijke onderneming geworden en moest bijna wel leiden tot een tragedie. Echter Han twijfelde geen moment en wilde zijn medestrijders in de lucht ondersteunen en zo lang mogelijk verzet bieden aan de Duitse overvallers. Hij steeg op, maar was geen partij voor de overmacht aan Duitse vliegtuigen en werd kort na zijn vertrek in brand geschoten. Han stortte met zijn vliegtuig neer in de Nieuwe Waterweg bij Vlaardingen en overleed ter plekke. = Voor deze heroďsche actie werd Han van der Jagt posthuum onderscheiden met de dapperheids- onderscheiding "het Vliegerkruis" voor initiatief, moed en volharding.

Op de grond ging het al niet veel beter. De VLSK Luchtwachtdienst had op de vliegbasis Waalhaven een post ingericht. Deze werd door het bombardement in de vroege ochtend van 10 mei 1940 door een aantal voltreffers geheel vernietigd. Daarbij kwamen drie man om het leven, de vrijwillige soldaten Blok, Kooijman en Van Kranenburg. De soldaat Kooijman was officieel vermist, maar zijn lichaam is volkomen gedesintegreerd door de bom voltreffer die hem raakte. Het wordt erkend als gesneuvelde op 10 mei op Waalhaven. Hij staat vernoemd op het monument voor de gevallenen zonder (bekend) graf op Ereveld Grebbeberg.

De eerste veldgraven op het vliegveld Waalhaven. Tegen de achtergrond zijn de zware vernielingen van de vliegveld gebouwen zeer goed zichtbaar.

34.

Jan Kooijman, landbouwer, geb. IJsselmonde 18-6-1924, overl. Kdo. Wittstock (PL) 26-4-1945, zoon van Jan Kooijman en Ingetje Lena van der Burgh.

Jan Kooijman op jongere leeftijd in IJsselmonde.

Boer Jan Kooijman en Ing(etje) Kooijman-Van der Burgh woonden aan de Beneden Rijweg 501 in IJsselmonde (in 1941 bij Rotterdam gevoegd door de bezetter) dook ergens in het najaar van 1943 in Aalten (Achterhoek) onder bij de familie Navis van ‘Kappers’ in het buurtschap Heurne. Straatnamen waren er toen nog niet in het Aaltense buitengebied dus als postadres gold Heurne 51.

Jan’s oom Herman Stapelkamp (1890-1961) van het Lisplein 23 in Rotterdam had ingepraat op hem en zijn ouders om vooral niet gehoor te geven aan de oproep voor de Arbeitseinsatz. Herman Stapelkamp was hoofd van een lagere school in Rotterdam-Bergpolder en zoals veel gereformeerden principieel anti-nazi. Hij verbood het zijn zoons om gehoor te geven aan de oproep voor de Arbeitseinsatz en nam voor zijn minderjarige zoon Marius (1925-1996) zelfs de verantwoordelijkheid op zich in een brief aan de autoriteiten. Herman was ook de broer van Antoon Stapelkamp, voorzitter van het CNV en geruime tijd gegijzeld door de bezetter in Buchenwald, Schoorl, Haaren en Sint-Michielsgestel. Maar Jan sr. en Hermans vrouw Annetje hadden ook nog een broer Japhet die dienst nam bij de Waffen SS. En om het nog complexer te maken, moeder Ing had een bevindelijk-orthodox protestantse achtergrond en in die kringen was verzet tegen de Duitse bezetter niet vanzelfsprekend.

Herman Stapelkamp regelde een onderduikplek voor zijn zoons Marius en Anton en voor zijn neef Jan Kooijman in Hermans geboortedorp Aalten. Samen met onderduikers van de omliggende boerderijen, onder andere neef Anton, sliep hij maandenlang in een hol onder de ‘stromiete’, de hooiberg. Leida Wikkerink, zij zat evenals haar vader Jan Wikkerink zwaar in het verzet als koerierster en wapentransport, hield in een schriftje de administratie bij van de onderduikers die door haar van voedselbonnen werden voorzien. Ook daar komt Jans naam en onderduikadres in voor.

Op basis van dagboekfragmenten, in het bezit van het Nationaal Onderduikmuseum in Aalten, blijkt dat Jan Kooijman samen met vier anderen op 8 augustus 1944 is opgepakt bij een overval door plaatselijke Landwachters in de Aaltense buurtschap Heurne waarbij ook boer Navis aan de Kappersweg meegenomen werd. “In een ander buurtschap, Heurne, zijn vijf jongens opgepakt. Twee ervan werden beschoten en zijn nu in het ziekenhuis.” en in een ander: "Vannacht is Jan (Navis, red.) van Kappers opgepakt met nog enkele anderen, geen bekenden. Erg hé". Jan raakte bij zijn arrestatie gewond door een schot in zijn been. En zo kwam hij via het ziekenhuis in Winterswijk in Vught terecht. Zijn broer Euft Kooijman en diens vrouw bezochten hem waarschijnlijk in Winterswijk, het laatste contact met zijn familie. De familie hoorde nooit de precieze toedracht van zijn overlijden.

Herman heeft zich later ongelooflijk rot gevoeld hebben dat juist neef Jan de oorlog niet overleefde, terwijl hijzelf en zijn eigen drie ondergedoken zoons dat wel deden. Dat Herman zelf in Vught gevangen heeft gezeten en oudste zoon Gerrit Jan in Amersfoort deed daar niet aan af.

Tijdens een bijeenkomst van onderduikers en hun Aaltense gastgezinnen wordt Jan Kooijman wel genoemd. In het verslag van 25 oktober 1947 in onderduikersblad De Zwerver wordt gemeld dat Jan in februari 1945 gesignaleerd is in Sachsenhausen.

Jan was bij de ontruiming van Kamp Vught als gevolg van de paniek op Dolle Dinsdag 6 september 1944 naar Sachsenhausen gestuurd. Hij had kampnummer 99562 en verbleef er in barak 68. Of en waar hij is begraven is onbekend.

Herdenkingsmonument Sachsenhausen.

Toen de Russen in het voorjaar van 1945 Sachsenhausen naderden (vlak boven Berlijn), ontruimden de nazi’s dit kamp. Op 20 april 1945 moesten 33.000 ernstig verzwakte gevangenen richting de Oostzee lopen. Wie het tempo niet volhield en neerviel aan de kant van de weg kreeg een kogel door het hoofd. In het Belower Wald, ongeveer 100 kilometer van Sachsenhausen, werden 16.000 gevangenen drie dagen lang zonder eten of drinken samengedreven. Ze moesten in het bos zien te overleven met regenwater en het eten van bladeren, gras en zelfs boomschors. De sporen zijn nog steeds te zien in het bos bij het herinneringscentrum. Van de 900 Nederlanders overleefden minder dan 300 deze helletocht. Ook Jan Kooijman redde het niet. In een in juni 1951 opgemaakte overlijdensakte wordt 26 april 1945 als datum van overlijden genoemd en als locatie de omgeving van Wittstock. Die akte werd opgemaakt op verzoek van de Minister van Justitie. Volgens het Todesbuch Sachsenhausen zijn er twee bronnen, eentje in een Russisch archief in Moskou en eentje bij de Oorlogsgravenstichting in Den Haag.

Door Anton Stapelkamp, 1961 (via oorlogsgravenstichting). De auteur woonde 45 jaar in Rotterdam totdat hij burgemeester werd in Kapelle (2011) en daarna Aalten (2017).

35.

Willem Leentvaar, soldaat (Sld. Inf. (KNIL)), geb. IJsselmonde 3-9-1916, overl. Kuie (Thailand) 24-7-1943, zoon van ? en ?.  Willem is begraven op het Kanchanaburi War Cemetery (Vak/rij/nummer 3 A 74) en wordt vermeld op het Birma-Siam en Pakan Baroe Spoorwegen monument op landgoed Bronbeek te Arnhem.

36.

Gerrit Lems, elektromonteur, geb. IJsselmonde 2-2-1903, overl. Leusden (Kamp Amersfoort) 10-1-1945, zoon van Marius Lems en Elizabeth van den Berg. Gerrit is begraven op het Nationaal Ereveld Loenen (Vak/rij/nummer D 225). Gerrit woonde in Zaandam. Gerrit huwt Ameide (Zederik) 21-2-1930 met Elida van der Vliet, geb. Ameide 23-12-1905, overl. ?, dochter van Marinus van der Vliet, koopman, en Merrigje Stigter.  Elida hertr. Theodorus Blankestijn, geb. Amerongen 11-1-1892, overl. Doorn 10-8-1960, zoon van Adrianus Blankestijn en Helena van den Brink, weduwnaar van Gijsberta van Dam.

37.

Willem Adrianus Noordzij, directeur Christelijke MULO, geb. IJsselmonde 24-1-1892, overl.  Bondowoso (NOI) 1-6-1943, zoon van Arie Noordzij en Maaike van Driel. Willem is begraven in een verzamelgraf op het Nederlands ereveld Ancol te Jakarta (Vak/rij/nummer II 74:75). Willem huwde Ridderkerk 12-4-1917 met Adriaantje Huijser, geb. Ridderkerk ?, overl. Leiden 22-7-1968, dochter van Jan Huyser en Elisabeth Salie.

Het verzamelgraf Bondowoso op het Nederlands ereveld Ancol te Jakarta.

38.

Leendert Nugteren, magazijnchef, geb. IJsselmonde 19-6-1899, overl. München (D) 30-4-1945, zoon van Johannes Nugteren en Jacoba Stevendina Salacroup. Leendert is begraven op het Nederlands ereveld te Frankfurt am Main, Frankfurt-Oberrad (Vak/rij/nummer A 5 11). Leendert huwde 1e Rotterdam 28-4-1920 met Aaltje Bos, geb. Rotterdam 7-9-1897, overl. Rotterdam 12-11-1921, dochter van Arie Bos en Willempje Hoogvliet. Leendert huwde 2e Rotterdam 30-6-1926 met Hendrika Tamboer, geb. Rotterdam 21-1-1903, overl. ?, dochter van Willem Tamboer en Johanna Bresser.

Volgens zijn Sterbeurkunde is hij overleden in het BWW Lager aan de Schleissheimer Strasse te München.

Kind uit het 1e huwelijk:
1. Adrianus Nugteren, geb. 8-10-1920.

Kind uit het 2e huwelijk:
2. Jacoba Anna Nugteren, geb. Rotterdam 20-4-1927.

39.

Dirk van Oorschot, automonteur, geb. IJsselmonde 1-4-1914, overl. Concentratiekamp Bergen-Belsen te Bergen-Belsen (D) 3-7-1944, zoon van Pieter van Oorschot en Bastiaantje van Gemert. Dirk huwde Rotterdam 15-4-1936 met Cornelia Boon, geb. Rotterdam 30-1-1917, overl. ?, dochter van Wiert Boon en Elisabeth Hebenaar. Zij was gescheiden van Adriaan Huijzers waar ze van 8-8-1934 tot 19-6-1935 gehuwd mee was geweest.

Geschiedenis
Previous reading
Slachtoffers WO II uit IJsselmonde, deel 2
Next reading
Nieuw bestuurslid aangetreden!